Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 september 2023, waarmee SMC in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2023 (hierna: het vonnis of het bestreden vonnis);
- de incidentele conclusie van Airbnb tot niet-ontvankelijkverklaring;
- de conclusie van antwoord in het incident tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van SMC.
3.De hoofdzaak als achtergrond
4.De incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep
5.De beoordeling van de incidentele vordering
SMC is ontvankelijk in haar hoger beroep
Alleen zo kan een gecoördineerde afwikkeling worden gewaarborgd en kunnen andere belangenorganisaties daadwerkelijk de kans krijgen voor dezelfde gebeurtenis over soortgelijke feitelijke en rechtsvragen ook een collectieve vordering in te stellen.
Dit rechtvaardigt dat de verplichting van de eiser om binnen twee dagen na indiening van zijn procesleiding de aantekening in het register te maken, geldt op straffe van niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn collectieve vordering.” [5]
het kunnen beoordelen of een andere belangenorganisatie ook een collectieve vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis” [7] met het oog op “
het afwikkelen van een collectieve vordering in één gecoördineerde procedure” [8] . Dit doel kan alleen in eerste aanleg worden bereikt. De omstandigheid dat daarnaast in hoger beroep mogelijk nog andere belangen kunnen spelen – belangen die de wetgever niet heeft meegewogen – rechtvaardigen niet de uitleg die Airbnb thans geeft. Artikel 1018c lid 2 Rv beoogt daarom niet de belangen van niet-procespartijen in hoger beroep te beschermen.
de aanvang” van een collectieve actie regelt en dat het eerste lid van dit artikel ziet op de “
procesinleiding”. [9] In artikel 1018c lid 1 Rv wordt gesproken over de dagvaarding waarmee “
de collectieve vordering (…) wordt ingesteld”. Mede hieruit kan worden afgeleid dat artikel 1018c lid 1 Rv niet is bedoeld voor de dagvaarding in hoger beroep. Een aanwijzing hiervoor is ook dat de dagvaarding in hoger beroep niet “de middelen” hoeft te bevatten (zie artikel 343 Rv). Voor de andere belangenorganisaties – voor wie de niet-ontvankelijkheidssanctie van artikel 1018c lid 2 Rv is bedoeld – zijn juist “de middelen” van belang om te kunnen beoordelen of zij zelf een (nieuwe) collectieve actie willen beginnen. Ook dit duidt er, zoals gezegd, op dat artikel 1018c lid 1 Rv geen betrekking heeft op de procedure in hoger beroep.
6.Beslissing
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Airbnb in de kosten van het incident, aan de zijde van SMC tot op heden begroot op € 1.214,- aan salaris voor de advocaat;
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rol van 16 april 2024 voor memorie van grieven aan de zijde van SMC;
- houdt iedere verdere beslissing aan.