Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 16 januari 2024
de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Objectafbakening
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een bistro-eigenaar, tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de waardevaststelling van zijn onroerende zaak onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn had de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2020 vastgesteld op € 618.000. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank Den Haag bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 14 november 2023, werd de waardepeildatum van 1 januari 2021 als uitgangspunt genomen, rekening houdend met de coronamaatregelen die van invloed waren op de horeca. Belanghebbende betoogde dat de waarde te hoog was vastgesteld en vroeg om een verlaging van 30%, terwijl de Heffingsambtenaar de waarde verdedigde. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde, onderbouwd door een taxatierapport dat de huurwaarde en kapitalisatiefactor van vergelijkbare horecapanden in de omgeving analyseerde.
Het Hof concludeerde dat de onroerende zaak terecht als twee aparte objecten was aangemerkt, en dat de toegepaste kapitalisatiefactor van 10,5 en de huurwaarde adequaat waren onderbouwd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen.