ECLI:NL:GHDHA:2024:291

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
200.316.805/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijbetaling bij aankoop van auto na herleving van samenwoning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag van € 18.500,- door de man, die dit bedrag heeft bijgedragen aan de aankoop van een Jeep voor de vrouw na hun herleving van samenwoning na echtscheiding. De partijen, voormalig echtgenoten, hebben in 2016 een convenant gesloten waarin zij afspraken over gescheiden vermogens. De man heeft de Jeep gekocht en een deel van de koopsom is betaald door de inruil van een auto die hij eerder aan de vrouw had geschonken. Na de verbreking van de samenwoning vordert de man terugbetaling van het bedrag dat hij heeft bijgedragen aan de Jeep, stellende dat de vrouw ongerechtvaardigd is verrijkt. Het hof oordeelt dat de verrijking van de vrouw gerechtvaardigd is, omdat er geen redelijke grond is voor terugbetaling. De man had de mogelijkheid om een voorbehoud te maken bij de betaling, maar heeft dit niet gedaan. Het hof bekrachtigt het eerdere vonnis van de kantonrechter, waarin de vorderingen van de man zijn afgewezen, en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer : 200.316.805/01
Zaaknummer rechtbank : 9563656 CV EXPL 21-3879

arrest van 27 februari 2024

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.B.C.R. Heemskerk te Amsterdam,
tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.

Het geding

Bij exploot van 10 augustus 2022 is de man in hoger beroep gekomen van een door de kantonrechter in de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis, hierna: het bestreden vonnis.
Bij memorie van grieven heeft de man twee grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
De vrouw heeft om een mondelinge behandeling verzocht. Op 12 december 2023 zijn partijen en hun advocaten ter terechtzitting verschenen. De advocaten van partijen hebben de standpunten van partijen toegelicht, de advocaat van de vrouw - mr. N.M. Zeeman - aan de hand van haar ter terechtzitting overgelegde notities.
Het hof zal recht doen op het van de zijde van de vrouw overgelegde procesdossier en de (mondelinge) toelichting van de advocaten ter terechtzitting.

Beoordeling van het hoger beroep

Enige feiten

1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Onder meer staat het volgende vast:
- partijen zijn voormalig echtgenoten. Hun huwelijk is ontbonden op [datum] 2013;
- in 2016 hebben partijen zich verzoend en zijn zij gaan samenwonen zonder samenlevingscontract. In verband met de samenwoning hebben zij onder leiding van een advocaat-mediator afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een op 31 maart 2016 door partijen ondertekende, onderhandse akte getiteld: ‘Gewijzigd echtscheidingsconvenant c.q. vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 BW’. In artikel 7 van die akte is opgenomen dat partijen gescheiden vermogens hebben en dat bij het uiteengaan van partijen ieder behoudt hetgeen op zijn of haar naam is gesteld;
- op 10 mei 2019 heeft de man een nieuwe Jeep [merk] gekocht (hierna: de Jeep). Een deel van de koopsom is voldaan door de inruil van de destijds door de man aan de vrouw geschonken Fiat [merk] (hierna: de Fiat). De Fiat dateerde van november 2016 en had een kilometerstand van 23.199 km;
- uit de factuur van de autoleverancier van 24 mei 2019 die op naam van de vrouw is gesteld, volgt dat de Jeep aan de vrouw is geleverd en dat de inruilwaarde van de Fiat € 11.000,- heeft bedragen. De resterende koopsom van € 18.500,- is door de man uit zijn eigen middelen aan de leverancier betaald;
- de Jeep is vervolgens door de vrouw in gebruik genomen. Het kentekenbewijs van de Jeep is op haar naam gesteld en zij heeft het voertuig verzekerd;
- partijen gaan er beiden van uit dat de Jeep de vrouw in eigendom is gaan toebehoren;
- ten tijde van de aankoop van de Jeep hebben partijen geen afspraken gemaakt ten aanzien van een terugbetaling door de vrouw van het bedrag van € 18.500,- aan de man;
- op of omstreeks [datum] 2020 hebben partijen hun affectieve relatie verbroken.

De beslissing in eerste aanleg

2. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van de man, strekkende tot terugbetaling door de vrouw van het aanvullende bedrag van € 18.500,- dat de man voor de Jeep heeft betaald, afgewezen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.

De vorderingen in hoger beroep

3. De inleidende vorderingen van de man zijn gelijkluidend aan de hierna weergegeven vorderingen in hoger beroep.
4. De man vordert dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vrouw veroordeelt tot vergoeding van de door hem geleden schade ten gevolge van de ongerechtvaardigde verrijking van de vrouw ter grootte van € 18.500,-, althans een bedrag door het hof in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
dan wel
b. de vrouw op grond van de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid veroordeelt tot vergoeding van een bedrag ter grootte van € 18.500,-, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, te verhogen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 september 2021 dan wel een datum in goede justitie te bepalen;
c. de vrouw te veroordelen tot betaling van de proceskosten van dit geding en ook de proceskosten in eerste aanleg alsmede de nakosten.
5. De vrouw concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, zo nodig met verbetering van de gronden, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.

Bespreking van de grieven

6. De man is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij wenst het bedrag van
€ 18.500,- dat hij ten behoeve van de aanschaf van de Jeep heeft bijgedragen, van de vrouw terug te ontvangen. Volgens de man is de vrouw door zijn bijdrage in de haar toebehorende auto ongerechtvaardigd verrijkt. Het was nooit zijn bedoeling de Jeep dan wel het bedrag dat hij op de inruil van de Fiat heeft bijbetaald, aan de vrouw te schenken. De vrouw wilde simpelweg een andere, grotere auto om de gezinshond in te kunnen vervoeren en heeft de man op pad gestuurd. De man is meegegaan in de wens van de vrouw en heeft een en ander voor haar geregeld, waaronder de betaling van de resterende koopsom, die anders door de vrouw zou zijn voldaan. Subsidiair doet de man een beroep op de eisen van redelijkheid en billijkheid, die, gelet op de omstandigheden van het geval, er volgens hem toe leiden dat de vrouw het bedrag van € 18.500,- aan hem moet terugbetalen.
7. De vrouw weerspreekt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking dan wel een andere rechtsgrond op basis waarvan zij de man enig bedrag zou moeten vergoeden. Het was de man die het initiatief heeft genomen tot aanschaf van de Jeep, waarbij de eerder door de man aan de vrouw geschonken Fiat is ingeruild. In het verlengde van de oorspronkelijke schenking van de Fiat en het feit dat de man de vrouw er bij de aanschaf van de Jeep niet op gewezen heeft dat zij het bedrag van € 18.500,- op enig moment aan hem zou moeten terugbetalen, mocht de vrouw erop vertrouwen dat de Jeep, althans de bijbetaling, eveneens een cadeau dan wel schenking was. De vrouw wijst er in dit kader nog op dat partijen tijdens de samenwoning gewend waren elkaar dure cadeaus te geven, alsmede dat partijen bewust afspraken schriftelijk hebben vastgelegd voor het geval hun affectieve relatie zou eindigen. Nu over de Jeep geen aanvullende afspraken zijn gemaakt, ligt het niet voor de hand dat het de bedoeling was dat de man zijn inbreng op enig moment terug zou ontvangen.
Ongerechtvaardigde verrijking?
8. Het hof overweegt als volgt. Artikel 6:212 BW bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Nu de man een beroep doet op voormelde rechtsgrond, rust op hem de stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast dat de vrouw ten koste van man ongerechtvaardigd is verrijkt en de schade aan hem dient te vergoeden.
9. Naar het oordeel van het hof stelt de man terecht dat hij is verarmd doordat hij uit eigen middelen € 18.500,- heeft bijgedragen aan de Jeep van de vrouw. De vrouw heeft daardoor een nieuwere en duurdere auto in eigendom gekregen dan de door haar ingeruilde Fiat en in zoverre is zij verrijkt. Het hof is niet gebleken dat de vrouw deze verrijking niet wenste, dan wel dat zij niet zelf de resterende betaling van de Jeep voor haar rekening had willen nemen. Immers, zij heeft de stelling van de man in hoger beroep dat, indien hij niet betaald zou hebben, de vrouw bereid was geweest het bedrag van € 18.500,- zelf bij te leggen uit de gelden die zij in het kader van de echtscheiding had ontvangen, onweersproken gelaten.
10. Een verrijking is slechts ongerechtvaardigd als daarvoor geen redelijke grond aanwezig is. Uit de stukken en het tijdens de mondelinge behandeling verhandelde is gebleken dat partijen ten tijde van de aanschaf van de Jeep gescheiden vermogens hadden en dat het gebruikelijk was dat zij elkaar over en weer giften van aanzienlijke omvang gaven. Zoals de vrouw, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, aanvoert, vermeldt het in 2016 tussen partijen gesloten convenant dat bij een uiteengaan van partijen ieder van partijen behoudt hetgeen op zijn of haar naam is gesteld. De man had dan ook, indien hij het bedrag van € 18.500,- wenste terug te ontvangen, een voorbehoud kunnen maken ten aanzien van zijn bijdrage in de koopsom van de Jeep van € 18.500,-. Dit is niet gebeurd, althans: dit is zowel in eerste aanleg als in de onderhavige procedure niet komen vast te staan. Het hof gaat er daarom van uit dat de man destijds heeft besloten de uitgave van € 18.500,- ten behoeve van de vrouw te doen, ongeacht of hij een tegenprestatie of vergoeding zou krijgen. De verrijking van de vrouw is het gevolg van de vrijgevigheid die binnen de affectieve relatie van partijen gebruikelijk was. Het hof acht deze verrijking dan ook gerechtvaardigd, zodat er geen redelijke grond bestaat waarop de vrouw het bedrag van € 18.500,- (de ‘schade’) aan de man zou moeten terugbetalen.
Redelijkheid en billijkheid?
11. De man heeft in het kader van het terugvorderen van zijn bijdrage van € 18.500,- in de koopsom van de Jeep subsidiair een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid.
12. Het hof overweegt dat tussen informeel samenwonenden een rechtsverhouding bestaat die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst. Ook als ter zake van bepaalde uitgaven geen vergoedingsrecht van de ene samenwonende jegens de andere samenwonende kan worden aangenomen op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst of op grond van de overige in Boek 6 BW geregelde rechtsfiguren, kan een dergelijk vergoedingsrecht in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval voortvloeien uit de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid. Het ligt op de weg van degene die aanspraak maakt op vergoeding van een investering om de bijzondere feiten en omstandigheden te stellen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een vergoedingsrecht bestaat.
13. Het hof is van oordeel dat de man in deze zaak geen bijzondere feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die tot de conclusie leiden dat de vrouw op grond van de redelijkheid en billijkheid gehouden is het bedrag van € 18.500,- inzake de Jeep aan hem terug te betalen. Uit de feitelijke gedragingen van partijen tijdens hun samenleving maakt het hof juist op dat beiden ervan uitgingen dat de vrouw de eigenaar was van de Jeep, zonder dat zij de man daarvoor enige vergoeding verschuldigd was. Het hof verwijst ter zake naar r.o. 10. Het subsidiaire beroep van de man op de redelijkheid en billijkheid kan hem dan ook niet baten.

Bewijsaanbod

14. Partijen hebben beiden een algemeen bewijsaanbod gedaan. Nu hun bewijsaanbod onvoldoende concreet en specifiek is, zal het hof dit passeren.

Proceskosten

15. Gelet op de familierechtelijke aard van de zaak zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Om diezelfde reden zal het hof de proceskostencompensatie in eerste aanleg bekrachtigen. Het inzake de proceskostenveroordeling meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
16. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, C.M. Warnaar en M.Th. Linsen-Penning de Vries en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.