ECLI:NL:GHDHA:2024:2678

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
200.332.135/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in hoger beroep na niet-ontvankelijk verklaring door kantonrechter

In deze zaak verzoekt de verzoeker om een voorlopig getuigenverhoor. De kantonrechter heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen adresgegevens of geboortedata van de wederpartij heeft opgegeven. De verzoeker is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft besloten om een mondelinge behandeling te gelasten in de vorm van een regiezitting. Tijdens deze zitting zal de verzoeker de gelegenheid krijgen om zijn stellingen toe te lichten. De verzoeker heeft eerder een verzoekschrift ingediend waarin hij stelt dat hij in een uitzending van een televisieprogramma onterecht is afgeschilderd. Hij wil getuigen horen die betrokken waren bij deze uitzending. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het niet mogelijk was om de wederpartij op de hoogte te stellen van het verzoek, omdat de verzoeker de benodigde gegevens niet had verstrekt. Het hof zal de verzoeker vragen stellen over zijn plannen om een rechtszaak aan te spannen tegen de genoemde personen en over de status van eerdere procedures. De beslissing van het hof om de mondelinge behandeling te houden, is een stap in het proces om de verzoeker de kans te geven zijn zaak verder toe te lichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.332.135/01
Zaaknummer rechtbank : 9865203 / VZ VERZ 22-6461
Beschikking van 3 september 2024
op het verzoek ex art. 186 Rv van
[verzoeker],
wonend in [woonplaats],
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. S. van Buuren, kantoor houdend in Strijen,
om als getuige te doen horen
[naam 1],
[naam 2],
[naam 3].

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te houden. De kantonrechter heeft de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaard op de grond dat de verzoeker niet de adresgegevens of geboortedata heeft opgegeven van de wederpartij in de procedure die hij overweegt aanhangig te maken. De verzoeker is van deze uitspraak in hoger beroep gegaan. Het hof ziet aanleiding bij wijze van een regiezitting een mondelinge behandeling te gelasten.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het volgende stuk:
- het op 11 augustus 2023 ingekomen beroepschrift, met bijlagen, waarmee [verzoeker] in hoger beroep is gekomen van de op 12 mei 2023 gegeven beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna ook: de bestreden beschikking, of: de beschikking waarvan beroep).
2.2
Op 4 juni 2024 heeft de griffie van het hof ontbrekende stukken uit de procedure in de eerste aanleg ontvangen.

3.Procedure bij de kantonrechter

3.1
Bij verzoekschrift van 23 november 2021 heeft [verzoeker] verzocht dat de kantonrechter een voorlopig getuigenverhoor gelast ‘met betrekking tot de onrechtmatige uitzendingen d.d. 23 oktober 2011 van
Undercover in Nederlanden d.d. 11 december 2011 van
De 25 meest spraakmakende televisiemomenten 2011’ (verzoekschrift, p. 17, petitum onder b). Zijn verzoek heeft tot doel te voorkomen dat bewijs verloren gaat, de inschatting mogelijk te maken of het raadzaam is een procedure te beginnen, en bewijs van feiten en omstandigheden te verschaffen die [verzoeker] in een eventueel te beginnen procedure heeft te bewijzen. De procedure(s) die [verzoeker] overweegt aanhangig te maken, is/zijn ‘één of meerdere (nieuwe) procedures (…) tegen [naam presentator], de Staat dan wel een andere derde’ (verzoekschrift, nr. 14). Het gaat om een verklaring voor recht en/of een schadestaatprocedure vanwege onrechtmatige rechtspraak en/of onrechtmatige publicaties.
3.2
Als te doen horen getuigen heeft [verzoeker] genoemd drs. [naam 1], dr. [naam 2] en prof.dr. [naam 3].
3.3
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag – kort en zakelijk weergegeven – dat hij in een uitzending van het televisieprogramma
Undercover in Nederlandop 23 oktober 2011 door presentator en interviewer [naam presentator] ten onrechte wordt afgeschilderd als een spermadonor die zijn erfelijke vorm van autisme voor wensmoeders verzwijgt. De in rov. 3.2 genoemde personen hebben hun medewerking aan de uitzending verleend. Een deel van de uitzending is gebruikt in het op 11 december 2011 uitgezonden programma
De meest spraakmakende tv-momenten van 2011. Volgens [verzoeker] vormt de uitzending een aaneenschakeling van valse aannames, onzorgvuldig onderzoek, beschuldigingen, insinuaties, misleiding en onwetenschappelijke claims, en voldoen de in rov. 3.2 genoemde personen ‘evident niet aan de wettelijke criteria voor de wetenschappelijke deskundige in deze kwestie’ (verzoekschrift, nrs. 138, 149 en 153). [verzoeker] stelt dat zijn reputatie met de grond gelijk is gemaakt, dat [naam presentator] en ‘de diverse rechters’ dit wisten en weten, en dat dit ook hun doel was (verzoekschrift, nr. 11). In paragraaf 2.4 van zijn verzoekschrift gaat [verzoeker] in op ‘eerdere rechtszaken tussen verzoeker en [naam presentator]’, onder verwijzing naar uitspraken van de rechtbank Amsterdam.
3.4
Bij beschikking van 14 april 2023 heeft de kantonrechter overwogen dat op grond van art. 187 lid 4 Rv niet eerder op het verzoek van [verzoeker] wordt beschikt dan nadat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe [verzoeker] en zijn wederpartij worden opgeroepen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op dat moment niet duidelijk was wie de wederpartij(en) van [verzoeker] in de mogelijk aanhangig te maken bodemprocedure was/waren. Daarop heeft de kantonrechter [verzoeker] in de gelegenheid gesteld zich daarover bij akte uit te laten. In zijn reactie moest [verzoeker] ook de adresgegevens van de wederpartij(en) vermelden; als hij daarover niet beschikte, was het in het geval van een natuurlijk persoon voldoende indien hij de voorletters, de achternaam en de geboortedatum van die persoon vermeldde (dan kon de griffie aan de hand van een BRP-uittreksel de adresgegevens van die persoon achterhalen).
3.5
Bij e-mailbericht van 15 april 2023 heeft [verzoeker] de kantonrechter, voor zover relevant, het volgende geschreven:
‘Uw beschikking d.d. 14 april 2023 heb ik ontvangen.
In dit stadium van de procedure wens ik alleen te procederen m.b.t. de drie (nep)deskundigen, omdat in eerste instantie het gaat om een potentiële claim tegen hen.
(…)
Ik beschik niet over geboortedata of woongegevens, wel over een aantal e-mailgegevens:
[naam 2] –
[e-mailadres 1]
[naam 3] –
[e-mailadres 2]
[naam 1] – geen idee.’
3.6
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kantonrechter [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaard. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat [verzoeker] in zijn reactie van 15 april 2023 geen adresgegeven of geboortedata van de door hem inmiddels als wederpartij aangeduide personen ([naam 1], [naam 2] en [naam 3]) heeft opgegeven. Daardoor is het voor de kantonrechter niet mogelijk om hen op de hoogte te stellen van het verzoek en hen in de gelegenheid te stellen daartegen bezwaar te maken, of om hen op te roepen voor een mondelinge behandeling of een getuigenverhoor. De door [verzoeker] opgegeven e-mailadressen kunnen de gevraagde gegevens niet vervangen.

4.Verzoek in hoger beroep

4.1
In hoger beroep verzoekt [verzoeker] – verkort en zakelijk weergegeven – dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en zijn verzoek om ‘geïntimeerden’ – het hof begrijpt: de in rov. 3.2 genoemde personen – als getuige te doen horen in een voorlopig getuigenverhoor alsnog zal toewijzen. Als (enige) grief (bezwaar) voert [verzoeker] daartoe aan dat de kantonrechter zijn verzoek ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft geweigerd ‘de getuigen’ – het hof begrijpt wederom: de in rov. 3.2 genoemde personen – behoorlijk op te roepen voor een mondelinge behandeling.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Het hof ziet aanleiding een mondelinge behandeling te gelasten. Deze zitting zal het karakter van een regiezitting hebben. Voor de zitting zal alleen [verzoeker] worden opgeroepen, om bepaalde stellingen toe te lichten (art. 22 lid 1 Rv).
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling zal het hof [verzoeker] een aantal vragen willen stellen, waaronder de volgende:
Uit onder andere het e-mailbericht van 15 april 2023 valt op te maken dat u overweegt een zaak aanhangig te maken tegen (alleen) de in rov. 3.2 genoemde personen. Klopt dat?
In het beroepschrift staat dat u niet beschikt over contactgegevens van de te horen getuigen, maar in de kop van het beroepschrift zijn adresgegevens van [naam 2] vermeld. Kunt u dit toelichten? Wat is uw reactie op een via uw advocaat ingediende gerichte aanvraag tot het verkrijgen van de benodigde BRP-gegevens?
In beroepschrift, nr. 12, wordt gerefereerd aan een op 15 maart 2021 voor de rechtbank Rotterdam gehouden getuigenverhoor van een wensmoeder uit de uitzending van 23 oktober 2011. Ook schrijft u dat twee andere wensmoeders behoorlijk zijn opgeroepen. Is dit getuigenverhoor inmiddels afgesloten? In het kader van welke procedure vindt of vond dit getuigenverhoor plaats en wat is de huidige stand van deze procedure? Is verzocht of overwogen in deze procedure ook de in rov. 3.2 genoemde personen als getuige te doen horen?
Is in het kader van de in paragraaf 2.4 van het verzoekschrift bedoelde procedures tussen [verzoeker] en [naam presentator] verzocht of overwogen de in rov. 3.2 genoemde personen als getuige te doen horen? Geeft deze paragraaf 2.4 een compleet overzicht van de gevoerde procedures of zijn er nog meer/andere procedures geweest/gaande?
5.3
Desgewenst kan [verzoeker] voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn antwoord(en) op (een of meerdere van) deze vragen op schrift stellen en het hof doen toekomen.
5.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.Beslissing

Het hof:
- beveelt [verzoeker] in persoon, samen met zijn advocaat, te verschijnen voor het hof in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, en wel op
dinsdag 26 november 2024, om 09.30 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. van Kooten, J.M. van der Klooster en H.J. van Harten, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.