[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 4 jaren opgelegd, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [plaatsnaam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam],
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op die [straatnaam] niet heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer], hem vanuit tegengestelde rijrichting naderde en/of
- frontaal (met de linker voorzijde van zijn voertuig) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
- als gevolg waarvan die fietser ten val is gekomen, zulks terwijl hij, verdachte, onder invloed van cocaïne, MDMA en alcohol dat motorrijtuig heeft bestuurd;
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere breuken aan de ribbenkast met een longinklapping, een kniebreuk, een kuitbeenbreuk, een sleutelbeenontwrichting, een heiligbeenbreuk, een schaambeenbreuk, een miltbloeding, meerdere aangezichtsbreuken en bloed tussen de hersenen en de schedel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [plaatsnaam] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de [straatnaam], zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op die [straatnaam] niet heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer],
hem vanuit tegengestelde rijrichting naderde en/of
- frontaal (met de linker voorzijde van zijn voertuig) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser,
als gevolg waarvan die fietser ten val is gekomen;
2.
hij, op of omstreeks 1 januari 2021, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [plaatsnaam] op de [straatnaam], de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht en/of naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden die [slachtoffer] in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te [plaatsnaam] een motorrijtuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol,
in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne en MDMA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 1.17 milligram alcohol per milliliter bloed, 46 mcg cocaïne en 40 mcg MDMA bedroeg,
in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 zal worden veroordeeld – rekening houdend met de geslaagde mediation - tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een verbod op alcohol- en drugsgebruik (te handhaven door controles). Tot slot heeft de advocaat-generaal ook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de tijd van 4 jaren gevorderd, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie – feit 2
Ingevolge artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994 is strafvervolging tegen degene die de plaats van een ongeval heeft verlaten terwijl hij betrokken is bij dat verkeersongeval of dat verkeersongeval heeft veroorzaakt uitgesloten, indien deze binnen 12 uren na het verkeersongeval en voordat hij als verdachte is aangehouden of verhoord, vrijwillig van het ongeval kennis geeft aan een opsporingsambtenaar en daarbij zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens de identiteit van dat motorrijtuig bekend maakt.
Het hof leidt uit het dossier af dat het ongeval heeft plaatsgevonden omstreeks 07:30 uur op 1 januari 2021 en dat de verdachte zich omstreeks 08:00 uur, diezelfde dag, telefonisch heeft gemeld bij de politie. Ongeveer een kwartier later werd hij in zijn woning aangehouden, waarbij hij zijn identiteit en de identiteit van zijn motorrijtuig bekend heeft gemaakt.
Het hof stelt op grond daarvan vast dat de verdachte zich tijdig bij de politie bekend heeft gemaakt.
Het hof is derhalve van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 184 van de Wegenverkeerswet 1994, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primairhij op
of omstreeks1 januari 2021 te [plaatsnaam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend
en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheidte rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam],
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op die [straatnaam] niet heeft opgemerkt dat een fietser, genaamd [slachtoffer], hem vanuit tegengestelde rijrichting naderde en
/of
- frontaal (met de linker voorzijde van zijn voertuig) in botsing
of aanrijdingis gekomen met die fietser,
- als gevolg waarvan die fietser ten val is gekomen, zulks terwijl hij, verdachte, onder invloed van cocaïne, MDMA en alcohol dat motorrijtuig heeft bestuurd;
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere breuken aan de ribbenkast met een longinklapping, een kniebreuk, een kuitbeenbreuk, een sleutelbeenontwrichting, een heiligbeenbreuk, een schaambeenbreuk, een miltbloeding, meerdere aangezichtsbreuken en bloed tussen de hersenen en de schedel)
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
3.
hij op
of omstreeks1 januari 2021 te [plaatsnaam] een motorrijtuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturen,na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne en MDMA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en
/ofalcohol 1.17 milligram alcohol per milliliter bloed, 46 mcg cocaïne en 40 mcg MDMA bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging – feit 1
Samen met de rechtbank is het hof van oordeel dat vaststaat dat op 1 januari 2021 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de [straatnaam] te [plaatsnaam]. Hierbij zijn de door de verdachte bestuurde personenauto en een fietsster, te weten [slachtoffer], betrokken. Volgens de verkeersongevallenanalyse (VOA) zijn de door de verdachte bestuurde personenauto en de fietsster frontaal met elkaar in aanrijding gekomen. De fietsster heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit de VOA zijn geen externe omstandigheden naar voren gekomen die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ongeval: er waren geen rijtechnische gebreken of een infrastructurele oorzaak, er waren geen bijzondere weersomstandigheden en de wegsituatie was duidelijk en overzichtelijk. Ook was de fiets voorzien van fietsverlichting. De politie heeft in het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021000677-7 beschreven dat op de tas van de fietsster, die op het plaats-delict is aangetroffen, een nog brandende fietslamp bevestigd was.
De verdachte is op 1 januari 2021 in zijn auto gestapt nadat hij op een nieuwjaarsfeestje was geweest. Uit de uitslag van het bloedonderzoek blijkt dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, cocaïne en MDMA heeft genuttigd, telkens ruim boven de toegestane grenswaarden. Blijkens de wetsgeschiedenis heeft volgens wetenschappelijk onderzoek te gelden dat bestuurders die onder invloed van een combinatie van drugs en alcohol aan het verkeer deelnemen, een aanzienlijk groter risico vormen voor de verkeersveiligheid dan de bestuurders die maar één middel hebben gebruikt.
Alles overwegend is hof is van oordeel dat het aan de schuld van de verdachte te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het kan niet anders dan dat de verdachte onvoorzichtig is geweest en niet goed heeft opgelet toen hij over de [straatnaam] reed op
1 januari 2021. Hij had de fietsster kunnen en moeten zien. Het alcohol en drugsgebruik van de verdachte in die bewuste nacht heeft naar het oordeel van het hof in sterke mate bijgedragen aan zijn onvoorzichtigheid en oplettendheid. Anders dan de rechtbank komt het hof uit op aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid en niet op een zwaardere schuldvorm.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op: