ECLI:NL:GHDHA:2024:2597
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzet tegen de vaststelling van griffierecht door Loterijverlies B.V.
In deze zaak heeft Loterijverlies B.V. verzet aangetekend tegen de vaststelling van het griffierecht in een hoger beroep tegen de Staatsloterij B.V. De procedure begon met een brief van Loterijverlies op 15 december 2023, waarin een draagkrachtverklaring werd overgelegd. Het hof heeft kennisgenomen van het verweerschrift van de griffier en de mondelinge behandeling vond plaats op 11 juni 2024. Tijdens deze zitting heeft de vertegenwoordiger van Loterijverlies, de heer [persoon A], zijn standpunt toegelicht.
Loterijverlies was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2023, waarbij het griffierecht van € 11.379,- was vastgesteld. De griffier had dit bedrag in rekening gebracht, en Loterijverlies verzocht om het griffierecht vast te stellen op het tarief voor onvermogenden. Het hof heeft vastgesteld dat de draagkrachtverklaring te laat was ingediend, aangezien deze pas op 15 december 2023 was overgelegd, terwijl het griffierecht op 5 december 2023 was geheven.
Het hof overweegt dat de griffier terecht geen aanleiding heeft gezien om het griffierecht te verlagen, omdat Loterijverlies niet heeft aangetoond dat de vertraging in het indienen van de draagkrachtverklaring niet aan haar kon worden toegerekend. De beslissing van het hof is dat het verzet van Loterijverlies ongegrond is verklaard, en de beschikking is openbaar uitgesproken op 5 november 2024.