ECLI:NL:GHDHA:2024:2597

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
200.336.293/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzet tegen de vaststelling van griffierecht door Loterijverlies B.V.

In deze zaak heeft Loterijverlies B.V. verzet aangetekend tegen de vaststelling van het griffierecht in een hoger beroep tegen de Staatsloterij B.V. De procedure begon met een brief van Loterijverlies op 15 december 2023, waarin een draagkrachtverklaring werd overgelegd. Het hof heeft kennisgenomen van het verweerschrift van de griffier en de mondelinge behandeling vond plaats op 11 juni 2024. Tijdens deze zitting heeft de vertegenwoordiger van Loterijverlies, de heer [persoon A], zijn standpunt toegelicht.

Loterijverlies was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2023, waarbij het griffierecht van € 11.379,- was vastgesteld. De griffier had dit bedrag in rekening gebracht, en Loterijverlies verzocht om het griffierecht vast te stellen op het tarief voor onvermogenden. Het hof heeft vastgesteld dat de draagkrachtverklaring te laat was ingediend, aangezien deze pas op 15 december 2023 was overgelegd, terwijl het griffierecht op 5 december 2023 was geheven.

Het hof overweegt dat de griffier terecht geen aanleiding heeft gezien om het griffierecht te verlagen, omdat Loterijverlies niet heeft aangetoond dat de vertraging in het indienen van de draagkrachtverklaring niet aan haar kon worden toegerekend. De beslissing van het hof is dat het verzet van Loterijverlies ongegrond is verklaard, en de beschikking is openbaar uitgesproken op 5 november 2024.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht Team Handel
Zaaknummer hof : 200.336.293/01
Beschikking van 5 november 2024
in de zaak van
Loterijverlies B.V.,
gevestigd in St. Peter Port, Guernsey, opposante,
hierna te noemen: Loterijverlies
advocaat: mr. M. Raaijmakers, kantoorhoudend in Hoofddorp, tegen
de griffier van het gerechtshof Den Haag,
geopposeerde,
hierna te noemen: de griffier.

1.De procedure

Bij brief van 15 december 2023, met als bijlage een draagkrachtverklaring van Loterijverlies van 13 december 2023, is Loterijverlies in verzet gekomen tegen de vaststelling van het griffierecht in de procedure met zaaknummer 200.335.331/01. Het hof heeft verder kennisgenomen van het verweerschrift van de griffier van 13 maart 2024.
Op 11 juni 2024 heeft ten overstaan van raadsheer-commissaris mr. C.J. Verduyn de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij hebben [persoon A], namens Loterijverlies, en de griffier hun standpunten toegelicht, de heer [persoon A] aan de hand van schriftelijke aantekeningen die hij heeft overgelegd.

2.Beoordeling van het verzet

2.1
Loterijverlies is bij exploot van 17 november 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2023 tussen Loterijverlies als eiser en Staatsloterij B.V. als gedaagde. De zaak is aangebracht op de rol van 5 december 2023. De griffier heeft in deze zaak (met zaaknummer 200.335.331/01) bij Loterijverlies een bedrag van € 11.379,- aan griffierecht in rekening gebracht, en dat bedrag is voldaan. Loterijverlies heeft bij brief van 15 december 2024, onder overlegging van een
draagkrachtverklaring gedateerd 13 december 2023, verzocht het griffierecht vast te stellen op het tarief van min- of onvermogenden en heeft daarbij medegedeeld dat de brief zo nodig als verzet dient te worden beschouwd. Het hof zal deze brief daarom opvatten als verzet in de zin van art. 29 lid 1Wet griffierechten burgerlijke zaken (hierna: Wgbz).
2.2
De griffier heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.3
Het hof overweegt als volgt.
2.4
Het griffierecht in dagvaardingszaken wordt geheven op de eerste roldatum (art. 3 lid l Wgbz). Het te heffen griffierecht is het griffierecht voor onvermogenden als op dat moment een afschrift van het besluit tot toevoeging of een draagkrachtverklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand is overgelegd (art. 16 lid l Wgbz). Als een partij dan nog geen van voornoemde stukken over kan leggen als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan die partij kunnen worden toegerekend, maar die partij legt voordat een einduitspraak wordt gedaan alsnog een van die stukken over, dan wordt het griffierecht verlaagd tot het griffierecht voor onvermogenden (art. 16 lid 4 Wgbz).
2.5
Deze zaak is aangebracht op de rol van 5 december 2023. Op die datum heeft mr. Raaijmakers zich ook namens Loterijverlies gesteld. Tevens is overeenkomstig art. 3 lid 1 Wgbz het griffierecht op die datum geheven. Er waren toen geen stukken overgelegd die moesten leiden tot heffing van het griffierecht voor onvermogenden. Pas later, te weten op 15 december 2023, is alsnog de draagkrachtverklaring overgelegd, die, volgens Loterijverlies, zou moeten leiden tot heffing van het griffierecht voor onvermogenden.
2.6
Vaststaat dat de overgelegde draagkrachtverklaring, gelet op voornoemde bepalingen, te laat is ingediend. Namens Loterijverlies heeft de heer [persoon A] op de zitting van het hof van 11 juni 2024 verklaard dat er, als gevolg van het door de Staatsloterij op 27 november 2023 uitgebrachte anticipatie-exploot, weinig tijd beschikbaar was voor overleg tussen Loterijverlies en haar raadsman over de op dat moment nog op te stellen memorie van grieven.
2.7
Het door Staatsloterij uitgebrachte anticipatie-exploot heeft betrekking op de roldatum waarop Loterijverlies haar memorie van grieven moest indienen en heeft, anders dan Loterijverlies betoogt, dus geen invloed gehad op het tijdstip waarop het griffierecht is geheven.
2.8
Loterijverlies voert verder aan dat op de rekening griffierecht niet wordt gewezen op de mogelijkheid om tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht in verzet te komen en een vermindering te verzoeken. Daarnaast is de website rechtspraak.nl daarover niet duidelijk, omdat daaruit niet blijkt dat ook rechtspersonen daarvoor in aanmerking kunnen komen, aldus Loterijverlies. Wat daarvan zij, in deze zaak is procesvertegenwoordiging verplicht en de advocaat van Loterijverlies wordt geacht van een en ander op de hoogte te zijn. Die wetenschap wordt aan Loterijverlies toegerekend.
2.9
Nu door Loterijverlies niet in de brief van 15 december 2023, en evenmin ter zitting van het hof, feiten en/of omstandigheden zijn aangedragen als gevolg waarvan redelijkeiwijs niet aan haar kan worden toegerekend dat de inkomensverklaring niet ten tijde van de heffing van het griffierecht is ingediend, is het hof van oordeel dat de griffier terecht geen
aanleiding heeft gezien om op grond van de door Loterijverlies alsnog overgelegde draagkrachtverklaring het griffierecht te verlagen tot het griffierecht voor onvermogenden op de voet van artikel 16 lid 4 Wgbz.
2.1
Het verzet van Loterijverlies is ongegrond.

3.Beslissing

Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Verduyn, H.J. van Harten en J.S. Honée en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.