De verdere beoordeling van het hoger beroep
1. Voor de leesbaarheid van dit arrest geeft het hof in het onderstaande, onder verwijzing naar het tussenarrest van 29 augustus 2023, nog een korte uiteenzetting van de relevante feiten.
2. Op [sterfdatum] 2019 is [erflaatster] (hierna: erflaatster) op [x] -jarige leeftijd overleden. Bij haar (laatste) testament van 19 april 2018 heeft zij onder meer haar woning aan haar [Broer 1] (geïntimeerde) gelegateerd. Onder de last van dit legaat heeft zij tot haar enige en algehele erfgenamen, gezamenlijk en ieder voor een gelijk deel, benoemd haar [zus] en haar broers [Broer 2] en [Broer 1] . [Broer 1] (geïntimeerde) is voorts benoemd tot executeur.
3. Appellanten sub 1 en 2 zijn de zoons van [Broer 2] en de bewindvoerders over diens goederen. Appellanten sub 3 en 4 zijn de dochters van [zus] , die vooroverleden is.
4. Het hof heeft in de rechtsoverwegingen 7 tot en met 10 van het tussenarrest de bezwaren van appellanten tegen het bestreden vonnis weergegeven en het door geïntimeerde gevoerde verweer. In het kort komt het erop neer dat appellanten van mening zijn dat het testament van erflaatster nietig moet worden verklaard aangezien erflaatster op het moment van het passeren van het testament haar wil niet kon bepalen en zij daardoor de gevolgen van haar testament niet kon overzien. Appellanten hebben hun stelling, dat erflaatster ten tijde van het maken van haar uiterste wil leed aan een geestelijke stoornis waardoor zij de gevolgen van (de wijziging van) haar testament niet kon overzien, onderbouwd met een aantal verklaringen van naasten van erflaatster en met een beoordeling van het medisch dossier van erflaatster door een arts, de heer [de arts] , van 24 december 2020. Geïntimeerde heeft de inhoud van dit rapport betwist en ook overigens de stellingen van appellanten gemotiveerd weersproken. Hij heeft onder meer een brief overgelegd van 2 april 2020 van notaris [notaris] ten overstaan van wie het testament is gepasseerd.
5. Appellanten zijn bij tussenarrest van het hof toegelaten om te bewijzen dat erflaatster op het moment van het passeren van haar testament van 19 april 2018, gezien haar geestestoestand, niet begreep dat: a) zij haar woonhuis aan geïntimeerde/broer [Broer 1] vermaakte bij haar overlijden, b) dat zij haar broers [Broer 2] , [Broer 1] en haar [zus] benoemde tot haar erfgenamen en zij de daarbij betrokken belangen niet kon overzien.
6. Tijdens het getuigenverhoor van 23 januari 2024 is als getuige gehoord:
- de heer [de arts] , arts en sociaal-medisch adviseur in het sociale domein, in het bijzonder wilsbekwaamheid in relatie tot notariële akten.
7. Tijdens het getuigenverhoor van 16 april 2024 zijn als getuige gehoord:
- [persoon A] , dochter van appellante sub 4;
- [persoon B] , praktijkondersteuner van de huisarts van erflaatster;
- [Persoon C] , echtgenote van geïntimeerde.
Als getuige in de contra-enquête is gehoord:
- de [notaris] , notaris te [gemeente] , Rotterdam.
8. Het hof gaat hieronder nader in op hetgeen de getuigen hebben verklaard, of het bewijs door appellanten is geleverd en wat de verdere gevolgen zijn.
9. De getuige [persoon B] , praktijkondersteuner van de huisarts van erflaatster, heeft zich aan het begin van haar getuigenverhoor op haar verschoningsrecht beroepen. De raadsheer-commissaris heeft geoordeeld dat aan haar een afgeleid functioneel verschoningsrecht toekomt.
10. Ook getuige [Persoon C] , de echtgenote van geïntimeerde, heeft aan het begin van haar getuigenverhoor een beroep gedaan op het verschoningsrecht, en wel op haar familiaal verschoningsrecht. Ook hiervan heeft het hof geoordeeld dat het verschoningsrecht aan de getuige toekomt.
11. Wat betreft het getuigenverhoor van [persoon A] overweegt het hof als volgt. [persoon A] is de dochter van appellante sub 4; haar oma was de zus van erflaatster. [persoon A] heeft verklaard dat zij in de periode 2016 tot 2017 vaak bij haar oma op bezoek ging en er dan regelmatig bij was als erflaatster haar oma belde. Uit deze telefoongesprekken kreeg zij de indruk dat erflaatster geen besef had van wat een testament inhield en wat de impact daarvan zou zijn.
Het hof hecht geen belang aan deze verklaring. [persoon A] heeft immers in deze gesprekken nooit erflaatster zelf aan het woord gehoord omdat de telefoon, zo heeft zij verklaard, niet op de speaker stond. Het hof weegt ook mee dat [persoon A] heeft verklaard dat zij erflaatster voor het laatst in 2014 of 2015 heeft gezien. Hieruit maakt het hof op dat deze getuige zich niet uit eigen waarneming een juist beeld heeft kunnen vormen van de wilsbekwaamheid van erflaatster.
12. De getuigenverklaring van de notaris is een aanvulling op zijn reeds in het geding gebrachte brief d.d. 2 april 2020, waarin de notaris vragen van de advocaat van appellanten ten aanzien van de totstandkoming van het testament van erflaatster heeft beantwoord.
13. De notaris heeft in zijn getuigenverhoor het volgende verklaard. Hij was bekend met het stappenplan voor de beoordeling van wilsbekwaamheid, dat destijds ook al gold. Er wordt niet standaard een VIA-arts ingeschakeld, daar moeten echt indicatoren voor zijn. De notaris heeft twee indicatoren uit dit stappenplan gesignaleerd, te weten de hoge leeftijd van erflaatster en de omstandigheid dat de afspraak voor een gesprek bij haar thuis niet door erflaatster maar door geïntimeerde is gemaakt. De notaris ziet vaker dat een afspraak door een derde wordt gemaakt. Geïntimeerde heeft hem niet meegedeeld waarom erflaatster de afspraak wilde maken. Een afspraak thuis bij erflaatster was ook conform de aanbevelingen in het stappenplan. Erflaatster was al bekend bij zijn kantoor omdat ook haar testament uit 2017 door zijn kantoor is gepasseerd. Bij aankomst bij de woning van erflaatster werd hij binnengelaten door geïntimeerde. Omdat hij erflaatster alleen wilde spreken heeft hij de broer weggestuurd; dit ging in goede harmonie. Hij had ook niet de indruk dat deze broer bij het gesprek aanwezig wilde zijn. Erflaatster woonde zelfstandig en hij trof een verzorgde vrouw in een verzorgde woning aan en zij had een naar het hem leek normale broer-zus relatie met geïntimeerde. Om verbinding met erflaatster te maken en haar helderheid van geest te testen heeft hij eerst met haar over ditjes en datjes gepraat. Vervolgens heeft hij haar gevraagd waarvoor hij langs moest komen. Zij heeft in zijn algemeenheid geantwoord dat zij iets wilde wijzigen en dat hebben zij besproken. Erflaatster heeft hem diverse redenen gegeven waarom zij haar huis wilde legateren aan geïntimeerde. Erflaatster wist niet precies wat resteerde na het legaat, maar de notaris had de indruk dat zij zich realiseerde dat een groter stuk van de nalatenschap naar geïntimeerde zou gaan. Hij heeft de wens van erflaatster diverse keren met haar besproken en aan het eind van het gesprek heeft hij haar gevraagd of het zo goed was, of dit haar wens was. Ongeveer drie weken later heeft hij het concept testament naar het huis van erflaatster gestuurd. Het tweede gesprek met erflaatster was het bezoek waarbij het testament is gepasseerd. Ook nu was geïntimeerde in de woning aanwezig en heeft de notaris hem weggestuurd. Hij heeft met erflaatster nogmaals het testament doorgesproken en ook de consequenties daarvan. Erflaatster heeft bevestigd dat het zo goed was. Hij heeft alleen de kop en staart van het testament voorgelezen en een samenvatting van de belangrijkste punten. Erflaatster heeft vervolgens getekend. Hij herinnert zich dat aan de orde is geweest dat dit testament vrij kort na het vorige testament zou worden gepasseerd, maar hij heeft dit niet uit ten treure met erflaatster besproken waarom dit nu zo kort na het vorige testament nodig was. Dat erflaatster haar financiën niet meer zelf deed was hem niet bekend en hem is vooraf niet door de broer of een derde gezegd dat erflaatster aan beginnende dementie zou lijden. Hij heeft op diverse manieren aan erflaatster gevraagd of dit was wat zij wilde en of zij zich realiseerde wat het effect zou zijn voor alle erfgenamen. Hij vond het gesprek met erflaatster wederkerig. Het ging over en weer en hij heeft open vragen gesteld waarop open antwoorden volgden. Hij wist al eerder dat broer [Broer 1] voor erflaatster zorgde maar niet in welke mate. Hem was niet bekend dat het gas bij erflaatster was afgesloten en ook niet dat zij vaak de politie belde. Ook wist hij niet dat zij geïntimeerde beschuldigde dat er geld weg was noch heeft hij met haar besproken dat geïntimeerde maandelijks € 500,- van haar ontving. De notaris vond de wijziging van het testament niet ingrijpend of moeilijk. Op een schaal van 1 (een herroeping sec) tot 10 (een flexibel testament) zou hij het testament betitelen als een 4 en, afgezet tegen de wijziging ten opzichte van het eerste testament, als een 2. Uit het door hem gevoerde gesprek met erflaatster bleek hem dat zij het vermogen had om zich uit te drukken. Hij heeft meerdere controlevragen gesteld. Hij had de indruk dat erflaatster wilsbekwaam was op het moment van het passeren van het testament, anders was dat ook niet gebeurd.
14. De getuigenverklaring van [de arts] , arts, is een aanvulling op zijn reeds in het geding gebrachte rapport van 24 december 2020. In dit rapport heeft [de arts] onder meer aangegeven dat de diagnose dementie al op 6 april 2016 is geconstateerd na meerdere contacten met de huisarts, nader (laboratorium)onderzoek en een MMSE test, waarbij de score 23/30 was.
15. [de arts] heeft in zijn getuigenverhoor het volgende verklaard. Hij beoordeelt de wilsbekwaamheid van een persoon door kennisname van het medisch dossier en eventueel andere relevante stukken die betrekking hebben op de beslissing. Hij doet deze zaken regelmatig en is ook landelijk opleider en geeft les aan VIA-artsen en notarissen. Hij kwalificeert het rapport dat hij in deze zaak heeft gemaakt als een rapport met een heel duidelijk oordeel. Idealiter zou hij iemand graag in persoon onderzoeken maar dat is niet altijd mogelijk. Hij vergewist zichzelf ervan dat hij niet zelf moet gaan interpreteren. In dit dossier kon hij de gang van zaken heel duidelijk volgen. Een aantal betrokkenen in deze zaak zijn met name genoemd in dit dossier. Over de MMSE score verklaart hij dat als die score 23 was, dat dan betekent dat er al geheugendefecten bestaan. Deze score moet volgens hem in april 2018 met 100% zekerheid lager zijn geweest dan in 2016, omdat hij uit allerlei contacten die in het dossier staan beschreven opmaakt dat er ook allerlei gedragsproblematiek speelde. Hij heeft het dan over verwardheid, zich dingen niet kunnen herinneren, zaken kwijt zijn, mensen niet binnen kunnen laten, mensen niet binnen willen laten, zeggen dat het goed gaat terwijl het niet goed gaat (façadegedrag). De evidente diagnose dementie is pas in april 2016 gesteld en correct gediagnosticeerd door de huisarts. Als de diagnose wordt gesteld is het ziekteproces doorgaans al enkele jaren gaande. Zo maakten de buren zich zorgen en heeft ook broer [Broer 1] tegen de huisarts gezegd dat het niet goed ging met erflaatster. Het ziektebeeld vorderde allengs tot haar overlijden. Het testament kan mogelijk juridisch gezien een simpel testament zijn, maar medisch gezien ziet hij dat anders. Er is kennis voor nodig om de inhoud te overzien. Erflaatster had geen besef van de waarde van het huis of wat er overbleef voor de andere erfgenamen. Het gaat hier over oordeelsvermogen en het overzien van de verdeling. Zo kon zij ook niet overzien waarom [Broer 2] minder op bezoek kwam, terwijl zij over geïntimeerde heeft gezegd dat hij niet meer kwam terwijl die wel met haar de boodschappen deed. Uit het medisch dossier volgt dat erflaatster een keer wanhopig is aangetroffen omdat er € 10.000,- verdwenen zou zijn. Uit het rapport blijkt niet dat zij daarop actie heeft ondernomen. Erflaatster heeft tegen de casemanager dementie, toen die met de praktijkondersteuner naar hij meent in juni 2016 op bezoek ging bij erflaatster, gezegd dat er € 10.000,- is afgeschreven. In het medisch dossier staat dat geïntimeerde heeft gezegd dat er niets aan de hand is. [de arts] acht erflaatster niet in staat om in 2016 een bedrag van € 10.000,- op zijn waarde te schatten. Ook de huisarts, de casemanager, geïntimeerde en [Broer 2] niet. Hij achtte erflaatster op 19 april 2018 niet bekwaam om het testament te laten passeren. Naar zijn stellige mening kon erflaatster dit soort zaken niet beoordelen. In algemene zin was zij wantrouwend en sterk zorgmijdend. In algemene zin zijn volgens [de arts] mensen met dit ziektebeeld bovenmatig beïnvloedbaar. Hij verwacht niet dat erflaatster uit eigen initiatief een notaris belt om dit testament te laten opmaken waarbij een woning aan de ene wordt toebedeeld en de rest aan alle erfgenamen. Dat past niet bij dit ziektebeeld en ook niet bij deze mevrouw. In 2018 achtte hij haar daartoe niet in staat. [de arts] kan niet zeggen of mevrouw gedesoriënteerd was in persoon maar wel met zekerheid dat zij verward was. [de arts] verklaart dat er bij erflaatster sprake was van façadegedrag. Zij vond zelf dat alles prima ging. Zij was lichamelijk nog vitaal en zag er verzorgd uit. Bij een leek kan zo de indruk ontstaan dat het goed met haar gaat. Dit is ook de reden dat een notaris de betrokkene onder vier ogen moet spreken en zich uit eigen onderzoek oriënteren over de cognitieve vermogens van betrokkene. Een notaris kan daar intuinen. [de arts] betitelt de suggestie dat hij zou hebben geshopt in het medisch dossier als onzin. Er zijn geen bevindingen die zijn bevindingen weerspreken. Als dat anders zou zijn, zou dat zeker zijn opgevallen en in het dossier zijn opgenomen.
16. De bevindingen van de notaris en van [de arts] staan tegenover elkaar. Het is aan de rechter om zich een oordeel te vormen over de afgelegde verklaringen. Het hof hecht hierbij meer waarde aan de verklaring van de notaris, en licht dat als volgt toe.
17. De notaris heeft erflaatster in een aantal gesprekken zelf gezien en gesproken, ook op de dag dat het testament werd gepasseerd. Ook het eerdere testament, in 2017, is door hem gepasseerd. De notaris heeft hierover zowel in zijn brief van 2 april 2020 als in zijn getuigenverhoor, voor zover zijn beroepsgeheim dat toeliet, uitgebreid verklaard. De notaris heeft erflaatster meerdere keren gedurende langere tijd een op een gesproken in een afgesloten ruimte. De notaris heeft daarbij het stappenplan voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid gehanteerd en de nodige controlevragen gesteld om te beoordelen of van een van de indicatoren in dat stappenplan sprake was. Erflaatster woonde zelfstandig, zag er verzorgd uit en haar huis was netjes bijgehouden. Het gesprek met haar was wederkerig en open. De enige indicatoren voor de notaris waren de leeftijd van erflaatster en dat de afspraak niet door erflaatster zelf was gemaakt. Dat erflaatster niet zelf gebeld heeft om de afspraak te maken wil niet zeggen dat zij geen reden had om deze afspraak te maken of dat zij daar zelf niet toe in staat was, zoals appellanten aangeven. Een afspraak die voor iemand wordt gemaakt is volgens de notaris niet ongebruikelijk, net zomin als dat hij erflaatster niet op zijn kantoor heeft ontvangen maar bij haar thuis. In het stappenplan is het ook een aanbeveling om een cliënt in de huiselijke sfeer te spreken. Erflaatster heeft zelf aan de notaris aangegeven dat zij iets wilde wijzigen, naar het hof begrijpt ten opzichte van het in 2017 verleden testament. Uit zowel de verklaring van de notaris als diens brief van 2 april 2020 blijkt duidelijk dat erflaatster haar redenen had waarom zij het testament zo wilde. Zij heeft, als antwoord op verschillende vragen van de notaris, duidelijk gemotiveerd aan hem uitgelegd waarom zij haar huis aan geïntimeerde wilde legateren. De notaris heeft erflaatster op diverse manieren gevraagd of dit was wat zij wilde en of zij zich realiseerde wat het effect zou zijn voor alle erfgenamen. De notaris had de indruk dat erflaatster zich realiseerde dat een groter deel van de nalatenschap naar geïntimeerde zou gaan. Bij het gesprek voorafgaand aan het passeren van het testament heeft erflaatster, daarnaar gevraagd door de notaris, nogmaals bevestigd dat het zo goed was. Nu de notaris in de gesprekken onder vier ogen met erflaatster niet heeft getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van erflaatster brengt dit met zich mee dat de notaris dan ook niet de verdere stappen van het notariële stappenplan hoefde te volgen.
18. [de arts] heeft erflaatster zelf niet gesproken en heeft zelf ook geen specifiek onderzoek kunnen verrichten naar haar wilsbekwaamheid. Hij beroept zich in zijn rapport op het medisch dossier van erflaatster dat hij heeft mogen inzien. Geïntimeerde en het hof hebben niet de beschikking over dit medisch dossier gehad en het hof heeft zich hier niet een objectief oordeel over kunnen vormen. [de arts] verwijst in zijn rapport naar (gespreks)verslagen en (hierin weergegeven) observaties van anderen. [de arts] verklaart dat de diagnose dementie in april 2016 is gesteld en correct gediagnosticeerd door de huisarts, die erflaatster bij de casemanager heeft aangemeld. De huisarts heeft, zo verklaart [de arts] , andere mogelijke onderliggende redenen uitgesloten. Uit zijn rapport volgt dat [de arts] daarmee doelt op meerdere contacten die hebben plaatsgevonden tussen de huisarts en erflaatster, laboratoriumonderzoek en een MMSE test met een score van 23/30. Voor het hof zijn er onvoldoende aanknopingspunten waaruit kan worden vastgesteld van welk stadium van dementie, als daar al sprake van was, in 2016 bij erflaatster sprake was en in 2018 bij het passeren van het testament. Een score van 23/30 op de MMSE test betekent, zo heeft geïntimeerde onweersproken gesteld, dat sprake is van een lichte cognitieve stoornis. Ook de mate waarin de dementie volgens [de arts] moet zijn verergerd is onvoldoende onderbouwd. Het hof kan niet herleiden waarop de zekerheid van [de arts] berust waarmee hij vaststelt dat de score van de MMSE test in 2018 lager zou zijn dan in 2016. Hij verklaart dat in het algemeen mensen met dit ziektebeeld bovenmatig beïnvloedbaar zijn. Dat wil nog niet zeggen dat dit in 2018 ook voor erflaatster gold en dat zij zich liet beïnvloeden door geïntimeerde in het kader van het aanpassen van haar testament. In zijn rapport geeft [de arts] nog aan dat er veel meldingen in het medisch dossier staan van wantrouwen van erflaatster, verwardheid en beschuldigingen dat geld werd gestolen. Geïntimeerde heeft gemotiveerd betwist dat er een bedrag van € 10.000,- zou zijn weggenomen en ook dat het gas bij erflaatster was afgesloten, en hiervan is ook op andere wijze niet gebleken. Daarbij komt dat genoemde vermeldingen zoals verwardheid nog niet met zich meebrengen dat erflaatster noch op die betreffende momenten noch in 2018 bij het passeren van het testament niet meer haar wil kon bepalen en de gevolgen daarvan niet meer kon overzien. Volgens [de arts] is het van belang om, vanwege bij dementie horend façadegedrag, een gesprek onder vier ogen te hebben om uit eigen onderzoek een en ander vast te kunnen stellen. Dit heeft de notaris naar het oordeel van het hof in voldoende mate gedaan.
19. Van belang voor beantwoording van de vraag of erflaatster de inhoud van het testament kon begrijpen en de gevolgen daarvan kon overzien is ook de mate van complexiteit van het testament. In het tussenarrest heeft het hof reeds overwogen het aanwijzen van een erfgenaam of het vermaken van een goed aan iemand die erflaatster goed kent, niet complex te achten. Ook de notaris vond de wijziging van het testament niet ingrijpend of moeilijk. [de arts] ziet dat medisch gezien anders. Volgens hem ontbrak het erflaatster aan oordeelsvermogen en het kunnen overzien van de verdeling. De notaris heeft erflaatster echter op meerdere manieren bevraagd over de door haar gewenste wijziging van haar testament. Erflaatster wist daarbij niet precies wat resteerde na het legaat van het huis aan geïntimeerde, maar zij realiseerde zich volgens de notaris wel dat een groter deel van de erfenis naar hem zou gaan. Het testament van 2017 was ook door de notaris gepasseerd, dus had deze een indruk van het aanwezige vermogen van erflaatster.
Conclusie nietigheid testament
20. Uit het vorenstaande in samenhang met de overgelegde stukken bezien volgt naar het oordeel van het hof dat appellanten niet in hun bewijsopdracht zijn geslaagd. Niet is aangetoond dat er op het moment van het passeren van het testament op 19 april 2018 sprake van was dat erflaatster vanwege een stoornis van haar geestesvermogens niet begreep dat zij haar woonhuis aan geïntimeerde vermaakte en haar [Broer 2] en geïntimeerde en haar zus tot haar erfgenamen benoemde. Ook is niet aangetoond dat erflaatster gezien haar geestestoestand niet in staat was tot een redelijke waardering van de bij het testament betrokken belangen. Het hof verklaart het testament dan ook niet, zoals appellanten hebben gevorderd, nietig en wijst die vordering af.
21. Het hof komt dan toe aan de overige grieven van appellanten. Appellanten hebben, zoals uit het tussenarrest blijkt, hun eerste grief – en daarmee onderdeel II van het petitum – ingetrokken, zodat deze grief niet meer hoeft te worden besproken.
22. Nu het hof het testament niet vernietigt, dient de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster conform het testament te geschieden. Het hof kan derhalve niet, zoals door appellanten gevorderd, de (wijze van) verdeling van de nalatenschap vaststellen en/of gelasten.
Het hof zal deze vordering daarom afwijzen.
23. Appellanten vorderen een verklaring voor recht dat geïntimeerde zijn aandeel in de vordering van € 20.000,- op zijn persoon aan appellanten heeft verbeurd. Zij voeren hiertoe aan dat geïntimeerde dit bedrag op 16 mei 2018 aan zichzelf heeft overgemaakt van de bankrekening van erflaatster. Bij de omschrijving van de betaling staat vermeld ‘lening’. Geïntimeerde heeft nooit melding gemaakt van deze lening, zodat hij zijn aandeel in deze lening op grond van artikel 3:194 lid 2 BW heeft verbeurd aan de overige deelgenoten in de nalatenschap. Hij heeft volgens hen immers opzettelijk geprobeerd te verzwijgen dat de nalatenschap een vordering van € 20.000,- op hem heeft.
24. Geïntimeerde stelt dat het een schenking van erflaatster aan hem betreft en dat per abuis bij de overboeking ‘lening’ is genoteerd. Volgens geïntimeerde had een medewerker van de [bank] erflaatster geadviseerd om niet teveel geld op haar betaalrekening aan te houden. Er is toen op 26 maart 2018 € 20.000,- naar de profijtrekening van erflaatster overgeboekt. In opdracht van erflaatster wilde zij het geld toch weer teruggeboekt hebben naar haar betaalrekening op 15 mei 2018. Erflaatster stond erop het bedrag aan geïntimeerde te geven. Op de vraag of hij daarmee geen last zou krijgen gaf erflaatster in duidelijke bewoording aan dat de anderen daar niets mee te maken hadden. Het geld is vervolgens op 16 mei 2018 overgeboekt naar de bankrekening van geïntimeerde.
25. De enkele vermelding van het woord ‘lening’ op het bankafschrift bij de overboeking van het bedrag van € 20.000,- van de bankrekening van erflaatster naar een bankrekening van geïntimeerde is, in het licht van de gemotiveerde betwisting door geïntimeerde, naar het oordeel van het hof onvoldoende om van een lening te kunnen spreken. Het hof gaat dan ook aan de stelling van appellanten voorbij. Nu appellanten, mede bezien de gemotiveerde betwisting door geïntimeerde, niet aan hun stelplicht hebben voldaan zal het hof appellanten niet toelaten tot bewijslevering op dit punt.
26. Aan het hof ligt dan nog voor de tweede grief van appellanten die ziet op het afleggen van rekening en verantwoording door geïntimeerde van het door hem gevoerde beheer over de financiën van erflaatster. Het hof oordeelt daartoe als volgt.
27. Bij levenstestament van 25 juni 2018 heeft erflaatster geïntimeerde tot haar algemeen gevolmachtigde aangewezen. Daarbij is bepaald dat de volmacht direct na het ondertekenen van de akte kan worden uitgeoefend. Bij brief van de [bank] van 27 juni 2018 wordt de registratie van de benoeming van geïntimeerde tot gevolmachtigde van erflaatster bevestigd. Op grond van het levenstestament is geïntimeerde gehouden rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen van erflaatster over de periode waarover dit tijdens het leven van erflaatster niet is gebeurd en in ieder geval over het laatste jaar voorafgaand aan het overlijden van erflaatster. Gesteld noch gebleken is dat geïntimeerde aan erflaatster rekening en verantwoording heeft afgelegd. Op grond van het levenstestament moet geïntimeerde dan ook alsnog rekening en verantwoording afleggen aan de erfgenamen over de periode vanaf 25 juni 2018 tot en met [sterfdatum] 2019. Op de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft geïntimeerde toegezegd dat hij rekening en verantwoording zou afleggen over het door hem gevoerde beheer vanaf 25 juni 2018 tot, zo begrijpt het hof, de datum van die zitting zijnde 16 september 2021. Geïntimeerde heeft bij e-mail van 7 december 2021 de bankafschriften over de periode van 27 juni 2018 tot en met 19 september 2021 overgelegd alsmede rekening en verantwoording afgelegd.
28. Het hof is het niet eens met de stelling van appellanten dat deze afgelegde rekening en verantwoording onvoldoende is. Volgens appellanten blijkt uit het overgelegde overzicht van transacties immers niet waar deze transacties voor bedoeld waren en of erflaatster deze transacties wel wilde. Het hof oordeelt als volgt. Niet betwist is dat geïntimeerde voor erflaatster (al dan niet in haar gezelschap) boodschappen deed. Uit de bankafschriften blijkt van betalingen bij Albert Heijn, de Marskramer, de apotheek en dergelijke. Het hof acht deze betalingen, mede gezien de bedragen die daarmee gemoeid waren, te plaatsen in het kader van de gewone boodschappen ten behoeve van erflaatster. Geïntimeerde heeft ook voldoende gemotiveerd dat overeenkomstig de wens van erflaatster er maandelijks een bedrag van € 500,- aan hem werd overgemaakt voor door hem voor haar verrichte werkzaamheden in en rond het huis alsmede een bedrag van € 30,- voor de maaltijden die zijn echtgenote voor erflaatster kookte. Deze betaling voor de maaltijden stond los van de betalingen bij Albert Heijn zodat er hiermee niet, zoals appellanten stellen, sprake was van een dubbeltelling. Gelet op het vorenstaande hoeft geïntimeerde dan ook niet, zoals het hof begrijpt dat appellanten vorderen, nog een nadere toelichting op deze betalingen te geven. Hij heeft voor deze periode voldaan aan de door hem af te leggen rekening en verantwoording op grond van het levenstestament. Het hof wijst de vordering van appellanten in zoverre af.
29. Appellanten vorderen dat geïntimeerde ook over de periode vóór 27 juni 2018 rekening en verantwoording aflegt. Zij stellen daartoe dat geïntimeerde al ver voor die datum het beheer voerde over het inkomen en vermogen van erflaatster. Appellanten onderbouwen hun stelling door te verwijzen naar het in het rapport van [de arts] weergegeven medisch dossier van erflaatster en de overgelegde bankafschriften. Geïntimeerde heeft gemotiveerd betwist dat hij ook al voordat aan hem de volmacht was verleend de financiën van en voor erflaatster regelde.
30. Het hof is van oordeel dat appellanten, gelet op de gemotiveerde betwisting door geïntimeerde, hun stelling niet hebben aangetoond. Voor zover appellanten zich beroepen op het medisch dossier van erflaatster, merkt het hof op dat zij vaak verwijzen naar verklaringen van mensen die door anderen zijn weergegeven. Dat door de casemanager dementie aan de huisarts is doorgegeven dat erflaatster met haar administratie door geïntimeerde wordt geholpen betekent nog niet dat er betalingen zijn verricht die erflaatster niet wilde. Nu erflaatster in juridische zin niet beperkt was in de uitoefening van haar financiële bevoegdheden en zij een goede relatie had met geïntimeerde, moet ervan worden uitgegaan dat de betalingen, overboekingen en pinopnames de instemming hadden van erflaatster. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen in het kader van de beoordeling van de nietigheid van het testament, gaat het hof voorbij aan de stelling van appellanten dat erflaatster niet in staat was zelf pinbetalingen te doen. Appellanten baseren zich hierbij op het medisch dossier van erflaatster en het rapport van [de arts] . Van ongebruikelijke transacties en afschrijvingen op de rekening van erflaatster is het hof, zoals hiervoor reeds overwogen, ook niet gebleken. Geïntimeerde betwist dat hij, zoals appellanten stellen, al op 3 augustus 2016 door erflaatster is gemachtigd om haar bankzaken te doen. Appellanten hebben deze stelling ook niet nader onderbouwd. De overgelegde machtiging is daartoe onvoldoende, nu hieruit niet is op te maken aan wie de machtiging is verleend aangezien de desbetreffende stukken zwart zijn gemaakt. Gelet op het vorenstaande wijst het hof de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording ook af voor de periode voor 27 juni 2018.
31. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, omdat geïntimeerde had aangegeven dat er geen aanleiding was om af te wijken van het uitgangspunt dat bij een familieband beide partijen de eigen kosten van het geding dragen.
32. Het hof zal de compensatie van de proceskosten in de eerste aanleg in stand laten. In hoger beroep ziet het hof wel aanleiding om appellanten als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen. De andersluidende vorderingen van appellanten en geïntimeerde met betrekking tot de proceskosten wijst het hof af. Naast de gebruikelijke proceskosten komen ook de kosten van de door geïntimeerde gehoorde getuige [notaris] voor rekening van appellanten. Deze kosten zijn bij het getuigenverhoor vastgesteld op € 766,24 (3 uur à € 250,- en 58 kilometer à € 0,28 per kilometer).