ECLI:NL:GHDHA:2024:2548

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
22-000423-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het voorhanden hebben van Oxycodon wegens ontbreken van opzet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2002, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, vanwege het voorhanden hebben van een materiaal bevattende oxycodon. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1419 ml oxycodon op of omstreeks 21 oktober 2022 te Vlaardingen. De advocaat-generaal vorderde dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot dezelfde straf.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herzien en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is voor opzet van de verdachte. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzettelijk het materiaal bevattende oxycodon heeft gehad. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. H.C. Wiersinga, met de leden mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. R.K. Pijpers, en in aanwezigheid van griffier mr. J.H.M. Peusken. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000423-24
Parketnummer: 10-034388-23
Datum uitspraak: 21 november 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk en subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2022 te Vlaardingen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1419 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, zijnde oxycodon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd, te weten een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk en subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de verdachte enig opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het aanwezig hebben van een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, als voorzitter, en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. R.K. Pijpers, leden, in bijzijn van de griffier mr. J.H.M. Peusken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 november 2024.