ECLI:NL:GHDHA:2024:2548
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor het voorhanden hebben van Oxycodon wegens ontbreken van opzet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2002, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, vanwege het voorhanden hebben van een materiaal bevattende oxycodon. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1419 ml oxycodon op of omstreeks 21 oktober 2022 te Vlaardingen. De advocaat-generaal vorderde dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot dezelfde straf.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herzien en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is voor opzet van de verdachte. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzettelijk het materiaal bevattende oxycodon heeft gehad. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. H.C. Wiersinga, met de leden mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. R.K. Pijpers, en in aanwezigheid van griffier mr. J.H.M. Peusken. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.