ECLI:NL:GHDHA:2024:2532
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van onderbewindstelling wegens gebrek aan rechtsgrond en zelfbeschikking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2023, waarbij bewind was ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1987, was het niet eens met de onderbewindstelling die was ingesteld wegens verkwisting en problematische schulden. In hoger beroep heeft de rechthebbende aangevoerd dat er geen rechtsgrond was voor de onderbewindstelling, aangezien zij nooit zelf het verzoek tot onderbewindstelling heeft ingediend en ook niet heeft ingestemd met een verzoek door een derde. De moeder van de rechthebbende steunde deze stelling en gaf aan dat het de bedoeling was dat zij zelf onder bewind zou worden gesteld.
De bewindvoerder heeft in zijn verweer gesteld dat de rechthebbende wel degelijk schulden heeft en niet voldoende bijdraagt aan de huishouding, maar het hof oordeelde dat de bewindvoering een ingrijpende maatregel is die het recht op zelfbeschikking van de rechthebbende beperkt. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende slechts één schuld had bij haar zorgverzekeraar en dat zij in staat was haar financiële zaken zelfstandig te regelen. Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtsgrond voor de onderbewindstelling ontbreekt en heeft de bestreden beschikking vernietigd, evenals het verzoek tot onderbewindstelling. De bewindvoerder moet rekening en verantwoording afleggen aan de rechthebbende, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.