ECLI:NL:GHDHA:2024:2499

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
22-003483-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verzet tegen strafbeschikking en terugwijzing naar rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingestelde verzet tegen een strafbeschikking van 10 februari 2023. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte ontvankelijk zou worden verklaard in zijn verzet en dat de zaak zou worden teruggewezen naar de rechtbank. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het verzet niet tijdig was ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet in persoon op de hoogte was gesteld van de strafbeschikking en dat het verzet tijdig was ingesteld door de raadsman. Het hof oordeelde dat de rechtbank de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Den Haag om opnieuw recht te doen, met inachtneming van het arrest van het hof.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003483-23
Parketnummer: 09-034051-23
Datum uitspraak: 18 december 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland] Antillen)
op [geboortedatum] 2000,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzet en de zaak wordt teruggewezen naar de rechtbank.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingestelde verzet tegen de strafbeschikking van 10 februari 2023.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid verzet
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte door de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in het namens hem ingestelde verzet. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep in verband daarmee verzocht om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank op grond van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Uit een bericht van de rechtbank aan het gerechtshof van 25 juni 2024 blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat het verzet niet binnen de wettelijke termijn is ingesteld. De rechtbank stelt dat de verdachte heeft verklaard dat hij pas een week voor de datum van de brief van de advocaat kennis heeft genomen van de strafbeschikking, maar dat de verdachte dit niet verder heeft onderbouwd. De redenering van de rechtbank lijkt te zijn dat de verdachte derhalve niet binnen de veertiendagen-termijn van artikel 257e, eerste lid, Sv verzet heeft ingesteld.
De strafbeschikking dateert van 10 februari 2023. Blijkens de informatie vermeld op de strafbeschikking kan een verdachte of zijn raadsman op twee manieren in verzet gaan, te weten in persoon bij het parket of schriftelijk middels een brief aan de officier van justitie. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de raadsman van de verdachte tegen de strafbeschikking schriftelijk verzet heeft ingesteld. Het verzetschrift, met in de aanhef als datum 6 maart 2023, is door de raadsman per post aan de officier van justitie verzonden. Tevens heeft de raadsman op diezelfde dag een e-mail met een kopie van het verzetschrift aan de officier van justitie verzonden, welke e-mail de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft overgelegd. Ondanks dat de akte van ontvangst van het ingestelde verzet dateert van 12 april 2023, is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de raadsman van de verdachte voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk op 6 maart 2023 tegen de strafbeschikking verzet heeft ingesteld. Op de zitting in hoger beroep heeft hij desgevraagd verklaard daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn geweest.
Gelet op artikel 257e, eerste lid, Sv geldt voor het aanvangsmoment van de verzetstermijn niet de datering van de strafbeschikking, maar het moment waarop het afschrift aan de verdachte in persoon is uitgereikt, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is.
Ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken dat in deze zaak aan de verdachte een afschrift van de strafbeschikking in persoon is uitgereikt. Uit het verhandelde ter terechtzitting kan ook anderszins niet worden opgemaakt dat het verzet is ingesteld langer dan veertien dagen nadat de strafbeschikking aan de verdachte bekend is geworden. Derhalve dient aangenomen te worden dat het verzet door de raadsman van de verdachte tijdig is ingesteld en dat de rechtbank de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het namens hem ingestelde verzet.
Aangezien de raadsman heeft verzocht om terugwijzing naar de rechtbank zal het hof daartoe – gelet op hetgeen is bepaald in artikel 423 lid 2 Sv – beslissen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het verzet van de verdachte tegen de strafbeschikking met CJIB-nummer 2132 5420 0499 1093 ontvankelijk.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, als voorzitter, en mr. B. Vogel en mr. A.M. Hol, leden, in bijzijn van de griffier mr. V.V. de Lange.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 december 2024.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.