ECLI:NL:GHDHA:2024:2470
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezag over minderjarigen na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarigen na een eerdere beslissing van de rechtbank. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank die het gezamenlijk gezag had gewijzigd in eenhoofdig gezag ten gunste van de moeder. De vader stelde dat de rechtbank onterecht het gezamenlijk ouderlijk gezag had gewijzigd en dat de communicatieproblemen tussen de ouders niet voldoende grond vormden voor deze wijziging. De moeder voerde aan dat de vader onvoldoende betrokken was bij de opvoeding en dat de communicatie tussen hen problematisch was, wat schadelijk zou zijn voor de minderjarigen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende gronden waren om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof benadrukte dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is en dat communicatieproblemen op zich niet voldoende zijn om het gezag te wijzigen. Het hof concludeerde dat de omstandigheden waaronder de vader zijn rol als ouder vervult, niet zodanig waren verslechterd dat het gezamenlijk gezag niet hersteld kon worden. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het hof wees het verzoek van de moeder om alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast af. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.