ECLI:NL:GHDHA:2024:2470

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
200.333.691/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarigen na een eerdere beslissing van de rechtbank. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank die het gezamenlijk gezag had gewijzigd in eenhoofdig gezag ten gunste van de moeder. De vader stelde dat de rechtbank onterecht het gezamenlijk ouderlijk gezag had gewijzigd en dat de communicatieproblemen tussen de ouders niet voldoende grond vormden voor deze wijziging. De moeder voerde aan dat de vader onvoldoende betrokken was bij de opvoeding en dat de communicatie tussen hen problematisch was, wat schadelijk zou zijn voor de minderjarigen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende gronden waren om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof benadrukte dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is en dat communicatieproblemen op zich niet voldoende zijn om het gezag te wijzigen. Het hof concludeerde dat de omstandigheden waaronder de vader zijn rol als ouder vervult, niet zodanig waren verslechterd dat het gezamenlijk gezag niet hersteld kon worden. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het hof wees het verzoek van de moeder om alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast af. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.333.691/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-8942
zaaknummer rechtbank : C/09/640537
beschikking van de meervoudige kamer van 27 november 2024
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.M. Krommendijk te Zoetermeer,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de tussenbeschikking van de rechtbank Den Haag van 24 april 2023 en de eindbeschikking van de rechtbank Den Haag van 21 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (laatstgenoemde beschikking hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 15 februari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 19 januari 20224 met bijlagen, ingekomen op 22 januari 2024;
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 11 oktober 2024 met bijlagen, ingekomen op 14 oktober 2024;
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 15 oktober 2024 met bijlagen, ingekomen op 17 oktober 2024.
2.4
Het hof heeft de na te noemen minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 22 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.2
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] en;
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] , hierna gezamenlijk ook: de minderjarigen.
3.3
De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.4
Bij de tussenbeschikking van 24 april 2023 heeft de rechtbank Den Haag, onder uitvoerbaarverklaring bij voorraad, de ouders verwezen naar de bij hen bekende mediator om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing over het gezag aangehouden tot 1 augustus 2023 pro forma.
3.5
Tot aan de bestreden beschikking hadden partijen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Den Haag, onder uitvoerbaarverklaring bij voorraad, bepaald dat voortaan alleen de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarigen. De rechtbank heeft het zelfstandig verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag te belasten afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met voornoemde beslissing. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikkingen te vernietigen en opnieuw rechtdoende in hoger beroep, voor zover mogelijk onder uitvoerbaarverklaring bij voorraad, de moeder in al haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren althans die verzoeken af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader het hof te bepalen dat partijen gezamenlijk belast blijven met het gezag over de minderjarigen.
4.3
De moeder voert hiertegen verweer. Zij verzoekt het hof de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikkingen te bekrachtigen zo nodig met verbetering van gronden.

5.De motivering van de beslissing

Stanpunten van partijen
5.1
De vader stelt in zijn beroepschrift, en aangevuld ter zitting, dat de rechtbank onterecht het gezamenlijk ouderlijk gezag heeft gewijzigd. Hij voert daartoe, samengevat, het volgende aan. De overweging van de rechtbank over de wijze waarop partijen communiceren is onvoldoende om de vader het gezag te ontnemen (HR 10 september 1999, NJ 2000/20). De rechtbank heeft bij haar eindbeschikking een geheel eigen uitleg gegeven aan de communicatie via het overdrachtsschriftje, hetgeen uitsluitend is gebaseerd op enkele door de moeder daaruit gekopieerde stukken. Daarnaast is het onbegrijpelijk dat de rechtbank zowel ter zitting als in haar beschikking van 24 april 2023 expliciet aangeeft dat de rol van de nieuwe partner van de vader moet worden betrokken, terwijl de rechtbank in de eindbeschikking van 21 juli 2023 het de vader verwijt dat zijn nieuwe partner zich mengt in de communicatie. De vader maakt de gezagsbeslissingen zelf, het feit dat zijn nieuwe partner bij het oudergesprek op school aanwezig was maakt dat niet anders. Bovendien heeft de betreffende de minderjarige zelf gevraagd of de nieuwe partner meeging omdat zij hem helpt met zijn huiswerk. Voorts mogen partijen van mening verschillen over de inzet en aanpak van eventuele hulpverlening voor de minderjarigen. Dat de moeder vervangende toestemming heeft verkregen voor de inzet van hulpverlening voor de minderjarige, betekent niet dat de vader het gezag dan direct ontnomen moet worden. Er bestaat dan ook geen onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen partijen, als gevolg waarvan een wijziging in het gezag noodzakelijk is in het belang van hen. Bovendien doorlopen partijen op dit moment allebei het traject Parallel Solo Ouderschap bij Jeugdformaat. De vader heeft om de twee weken een gesprek met een hulpverlener van Jeugdformaat en hij moet opdrachten maken ten behoeve van het verbeteren van zijn communicatiestijl. Hij maakt daarin stappen en bovendien maken partijen, naar aanleiding van het kort geding, geen gebruik meer van overdrachtsschriftje.
5.2
De moeder voert hiertegen het volgende verweer. Hoewel de vader al eerder heeft aangegeven bereid te zijn om te werken aan de communicatie en de verhouding van partijen onderling, heeft de moeder dat echter nog op geen enkele manier ervaren. Het is nog altijd de nieuwe partner die communiceert in plaats van de vader en bovendien is deze communicatie negatief en neerbuigend richting de moeder en niet constructief. Wel gaat het wat beter, nu de nieuwe partner van de vader niet meer aanwezig is bij de overdrachtsmomenten van de minderjarigen. Dat geeft meer rust, wat ook fijn is voor de minderjarigen. De moeder betwist dat zij de vader niet op de hoogte zou houden van te nemen gezagsbeslissingen. Zij stuurt de vader e-mails over onder andere doktersbezoeken, schoolwijzigingen en zwemlessen, maar krijgt hier geen reactie op. Zij heeft de vader altijd betrokken bij haar beslissingen en is voornemens dat te blijven doen nu het de vader is van de minderjarigen en dat in hun belang is. Dat de moeder het eenhoofdig gezag als machtsmiddel zou gebruiken is dan ook onjuist. Vanuit de vader is geen communicatie en het ligt niet in de lijn der verwachting dat dit zal verbeteren. Ook bij de overdracht wordt de moeder genegeerd. Dat is niet in het belang van de minderjarigen. Zij hebben een overlevingsmechanisme ingebouwd waarbij ze hun moeder geen gedag meer willen zeggen als ze haar toevallig tegenkomen in de week dat zij bij hun vader zijn. Daarnaast bespreekt de vader volwassen zaken met de minderjarigen. Ook zouden de minderjarigen bij de vader een spel spelen waarbij hen wordt gevraagd om zo lelijk mogelijk tegen hun moeder te doen op het moment dat ze bij haar zijn. De moeder vindt dit erg zorgelijk. De minderjarigen hebben last van de huidige situatie en zijn dan ook klem of verloren geraakt dan wel dreigen klem of verloren te raken tussen partijen. Hetgeen de vader aanvoert over het traject Parallel Solo Ouderschap is juist. De moeder voert net als de vader gesprekken met een medewerker van Jeugdformaat over haar communicatiestijl en over hoe zij dingen beter los kan laten. Dit verloopt goed.
Oordeel van het hof
5.3
Het hof overweegt het volgende. Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW vermelde criterium dat:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Doet dit zich voor, dan kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één van de ouders toekomt.
5.4
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat er onvoldoende gronden bestaan om het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te wijzigen naar eenhoofdig gezag . Het hof overweegt hiertoe dat het uitgangspunt van de wet is dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is . Het enkele feit dat er tussen partijen communicatieproblemen zijn, acht het hof onvoldoende voor het beëindigen van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Hoewel de wijze van communicatie of het ontbreken daarvan belastend is voor de minderjarigen, is dat niet zodanig dat de vader het gezag ontnomen had mogen worden nu niet is aangetoond dat deze communicatieproblemen de opvoeding en ontwikkeling van de minderjarigen aantoonbaar schaden. Uit de beschikking van de rechtbank en het onderliggende proces-verbaal blijkt dat dit een aanname van de rechter in eerste aanleg is geweest, gebaseerd op de ernstig verstoorde communicatie zoals die uit de stukken en op zitting bleek. Hoewel de aard en de ernst van de conflicten daartoe aanleiding gaven, is in de praktijk gebleken dat sinds het gezamenlijk gezag is beëindigd de omstandigheden waaronder de vader zijn vaderrol kan vervullen en daarmee het welzijn en de stabiliteit van de minderjarigen juist zijn verslechterd. De moeder heeft eigenstandig belangrijke beslissingen over de kinderen genomen zonder de vader daarover te informeren zoals de wisseling van de school van de minderjarigen. Er zijn meerdere procedures gevoerd en problemen ontstaan voortkomend uit de ongelijkwaardige positie van partijen ten opzichte van de minderjarigen. Anders dan de moeder, meent het hof dat deze conflicten schadelijk zijn voor de minderjarigen en gaat het hof er vanuit dat het herstel van het gezamenlijk ouderlijk gezag voornoemde conflicten zal verminderen. Ter zitting is besproken dat partijen beiden met behulp van Jeugdformaat middels het traject Parallel Solo Ouderschap een eerste stap hebben gezet aan het werken aan de communicatieproblemen die het uitoefenen van het gezamenlijk gezag bemoeilijken. Deze vorm van ouderschap is gericht op het minimaliseren van directe communicatie tussen de ouders door duidelijke afspraken en een strike scheiding van verantwoordelijkheden. Hoewel dit een goede oplossing kan zijn voor de ouders, blijft parallel ouderschap afhankelijk van de bereidheid van hen beide om zich hieraan te houden. Als dat niet mogelijk is en de communicatieproblemen ernstige schade toebrengen aan de minderjarigen, kan alsnog een verzoek tot wijziging van het gezag worden overwogen.
5.5
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 juli 2023, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over de minderjarigen te belasten alsnog af;
draagt de griffier van het hof op onverwijld van deze beslissing mededeling te doen aan de griffier van de rechtbank Den Haag;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Sutorius-Van Hees, M.J. van Cleef-Metsaars en M.A.J. Burgers-Thomassen, bijgestaan door mr. B. Klous als griffier en is op 27 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.