ECLI:NL:GHDHA:2024:2425

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
BK-24/3
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toepassing van de vrije bewijsleer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die op 1 december 2023 het beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslag, opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, betrof een bedrag van € 69,00, bestaande uit € 2,50 parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat er geen parkeerbelasting was voldaan op het moment dat de auto van belanghebbende werd gecontroleerd door een scanauto op 26 juni 2022. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de auto op de aangegeven locatie en tijd geparkeerd stond zonder dat er parkeerbelasting was betaald.

In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd, omdat er geen aangifte was gedaan en de scanauto geen mandaat had om de naheffingsaanslag op te leggen. Het Gerechtshof Den Haag heeft echter geoordeeld dat de naheffingsaanslag bevoegd is opgelegd en dat de Heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat het belastbare feit heeft plaatsgevonden. Het Hof bevestigde dat de vrije bewijsleer van toepassing is, wat betekent dat alle middelen van bewijs kunnen worden gebruikt. Het Hof oordeelde dat de door de Heffingsambtenaar overgelegde stukken, waaronder foto’s en gps-coördinaten, voldoende bewijs vormden voor de opgelegde naheffingsaanslag. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/3

Uitspraak van 19 november 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: N. van der Laan)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 december 2023, nummer SGR 22/7041.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag (de gemeente) opgelegd ten bedrage van € 69,00, bestaande uit € 2,50 parkeerbelasting en € 66,50 kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag (de naheffingsaanslag).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is € 136 aan griffierecht geheven.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 8 oktober 2024. De gemachtigde van belanghebbende is verschenen. De Heffingsambtenaar is zonder bericht van verhindering niet verschenen. De Heffingsambtenaar is via een bericht verzonden via het webportaal Mijn Rechtspraak op 30 augustus 2024 om 09:06 uur, onder vermelding van datum, tijdstip en plaats uitgenodigd de mondelinge behandeling bij te wonen. Omdat de Heffingsambtenaar tijdig en op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd, heeft het Hof de zaak op de zitting behandeld en nadien het onderzoek ter zitting gesloten. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.6.
Na sluiting van het onderzoek heeft het Hof van de Heffingsambtenaar op 31 oktober 2024 een nader stuk ontvangen. Het Hof heeft daarin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft op het desbetreffende stuk geen acht geslagen.

Feiten

2.1.
Op 26 juni 2022 om 00:41 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [straat] ter hoogte van nummer […] te [woonplaats] . Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd. Tijdens een controle met een scanauto op het genoemde tijdstip is geconstateerd dat er geen parkeerbelasting was voldaan.
2.2.
Naar aanleiding van de onder 2.1 vermelde constatering heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd.
2.3.
Ter onderbouwing van de naheffingsaanslag heeft de Heffingsambtenaar een ‘dossier naheffingsaanslag’ overgelegd. Hierin zijn onder meer de gegevens van het voertuig, de gegevens van de overtreding alsmede de verwerkingshistorie daarvan opgenomen. Het dossier vermeldt onder andere de volgende gegevens:
- Onder ‘Gegevens overtreding’ is het kenteken opgenomen, de datum en het tijdstip van de constatering, de gps-coördinaten van het voertuig, het adres, het nummer van de parkeerplaats en of er geparkeerd is.
- Onder ‘Verwerkingshistorie’ zijn de gegevens die de scanauto heeft gegenereerd verwerkt, onder vermelding van de datum en het tijdstip waarop de verwerking heeft plaatsgevonden. Daarbij is geconstateerd dat er geen geldige parkeerrechten zijn gevonden en dat er een beeldcontrole en later een nachtcontrole heeft plaatsgevonden. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
- Onder ‘Geo informatie’ zijn de gps-coördinaten van de locatie van de gescande auto opgenomen, waarbij op een via Google Maps gegenereerde kaart de locatie van het gescande voertuig met een pijl is weergegeven.
- Onder ‘Foto’s’ zijn elf foto’s van de auto opgenomen die door de scanauto ten tijde van de kentekenscan zijn genomen, waarbij de datum en het tijdstip waarop de foto’s zijn gemaakt zijn vermeld.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“6. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat het door hem gestelde belastbare feit heeft plaatsgevonden. In het belastingrecht geldt de zogenoemde vrije bewijsleer. Dit betekent dat partijen met alle mogelijke middelen het bewijs mogen leveren dat hun standpunt onderbouwt. Anders dan eiser stelt, is verweerder dus niet gebonden aan bewijsmiddelen waarvan het gebruik uitdrukkelijk op grond van een wettelijke bepaling is toegestaan.
7. Verweerder heeft de door de scanauto tijdens de parkeercontrole gemaakte foto's en uitdraaien uit het GPS-systeem overgelegd, evenals een toelichting op de gevolgde werkwijze en het gebruik van GPS-coördinaten van de scanauto bij de controles. Naar het oordeel van de rechtbank is met deze stukken, die de precieze locatie, datum en het tijdstip vermelden waarop de scan is uitgevoerd, en de gegeven toelichting aannemelijk geworden dat de auto op het onder 1 genoemde moment geparkeerd stond op de [straat] ter hoogte van nummer […] . Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan het door verweerder aangevoerde bewijs betwijfeld moet worden.
8. De stelling van eiser dat op grond van artikel 20, eerste lid, van de AWR slechts een naheffingsaanslag kan worden opgelegd in de gevallen dat daadwerkelijk aangifte is gedaan, is onjuist. Artikel 20 AWR biedt de mogelijkheid tot naheffing van belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, maar niet of slechts gedeeltelijk is betaald. Parkeerbelasting wordt op grond van artikel 234 van de Gemeentewet geheven bij voldoening op aangifte, wat betekent dat met het doen van de betaling tevens aangifte wordt gedaan. Nu eiser de verschuldigde parkeerbelasting niet op aangifte heeft voldaan, heeft verweerder de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
9. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder chauffeurs van scanauto’s inhuurt van een privaatrechtelijke organisatie en dat deze personen niet beschikken over een mandaat om namens de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag op te leggen via een geautomatiseerd systeem, zodat de naheffingsaanslag onbevoegd is opgelegd.
10. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag via het geautomatiseerde systeem bevoegd is opgelegd door de directeur gemeentebelastingen, die uit hoofde van zijn aanwijzing als heffings- en invorderingsambtenaar daartoe bevoegd is. Dit volgt tevens uit artikel 3, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen Den Haag 2020, nr. 311065 van 20 december 2019.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
Net als bij de Rechtbank, is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.
4.3.
De Heffingsambtenaar concludeert, naar het Hof begrijpt, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Belastbaar feit
5.1.
De heffing van parkeerbelasting is in de gemeente gereguleerd in de gemeentelijke Verordening parkeerbelastingen 2022 (de Verordening). Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van deze Verordening voor de desbetreffende parkeerplaats en op het desbetreffende tijdstip parkeerbelasting is verschuldigd. Belanghebbende stelt zich echter op het standpunt dat de door de Heffingsambtenaar overgelegde foto’s, in combinatie met de door een gps-ontvanger vastgelegde coördinaten hem geen inzicht geven in de vastgestelde situatie en niet het bewijs leveren dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Meer specifiek stelt belanghebbende dat voor het gebruik van gps-gegevens geen wettelijke basis bestaat, waardoor deze niet kunnen worden gebruikt als bewijs. Daarbij betreffen de gps-coördinaten slechts de positie waarop de scanauto zich op het geregistreerde tijdstip bevond en niet de positie van het gescande kenteken. Uit de daarnaast overgelegde foto’s van de scanauto valt geen locatie af te leiden, aldus nog steeds belanghebbende.
5.2.
Voorop staat dat de Heffingsambtenaar de bewijslast heeft dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Hiervoor geldt de zogenoemde vrije bewijsleer. Anders dan belanghebbende meent, is de Heffingsambtenaar daarbij niet gebonden aan bewijsmiddelen waarvan het gebruik uitdrukkelijk op grond van een wettelijke bepaling is toegestaan. Binnen de vrije bewijsleer hebben partijen de vrije keuze in bewijsmiddelen die zij willen aandragen ter ondersteuning van hun standpunten.
5.3.
Een gps-ontvanger wordt gebruikt als meetinstrument dat op basis van satellietsignalen een nauwkeurige aanduiding geeft van de coördinaten waar de ontvanger zich op dat moment bevindt. Het Hof is van oordeel dat niets in de weg staat aan het gebruik van deze apparatuur en de daarmee verkregen gegevens als bewijs. De methode waarmee deze gegevens zijn verkregen, is niet ontoelaatbaar.
5.4.
In tegenstelling tot hetgeen belanghebbende stelt, is er geen reden om te twijfelen aan de door de Heffingsambtenaar overgelegde stukken. Op grond van de gps-coördinaten van het gescande kenteken, de door de scanauto gemaakte foto’s en de ‘Geo informatie’ in het dossier naheffingsaanslag, is aannemelijk geworden dat de scanauto het kenteken van de auto van belanghebbende op de onder 2.1 vermelde datum en het vermelde tijdstip op de locatie heeft gescand en dat het belastbare feit zich dus heeft voorgedaan. Daarbij is van belang dat belanghebbende geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan het door de Heffingsambtenaar aangevoerde bewijs betwijfeld moet worden.
Naheffingsaanslag
5.5.
De stelling van belanghebbende dat op grond van artikel 20, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) slechts een naheffingsaanslag kan worden opgelegd in de gevallen dat daadwerkelijk aangifte is gedaan, berust op een onjuiste opvatting. Artikel 20 AWR biedt de mogelijkheid tot naheffing van belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, maar niet of slechts gedeeltelijk is betaald. Parkeerbelasting wordt op grond van artikel 234, lid 1, Gemeentewet geheven bij voldoening op aangifte, waarbij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat in de zin van het tweede lid van dat artikel als voldoening op aangifte wordt aangemerkt. Nu vaststaat dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting niet op aangifte heeft voldaan, heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
5.6.
De stelling van belanghebbende dat de naheffingsaanslag onbevoegd is opgelegd, omdat de chauffeurs van de scanauto’s niet beschikken over een mandaat om namens de Heffingsambtenaar een naheffingsaanslag op te leggen via een geautomatiseerd systeem, slaagt niet. De naheffingsaanslag is namelijk via het geautomatiseerde systeem bevoegd opgelegd door de directeur gemeentebelastingen, die uit hoofde van zijn aanwijzing als heffings- en invorderingsambtenaar daartoe bevoegd is (artikel 3, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen Den Haag 2020, nr. 311065 van 20 december 2019).
Slotsom
5.7.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, T.A. de Hek en L.D.M.A. Reijs, in tegenwoordigheid van de griffier M.G. Kastelein. De beslissing is op 19 november 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.