Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 9596396 CV EXPL 21-42002
1.[verweerster 1] ,
2.[verweerder 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 29 augustus 2022, waarmee Woonstad in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2022;
- het rectificatie-exploot van 5 september 2022;
- de memorie van grieven van Woonstad, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [verweerster 1] c.s., met bijlage.
3.Feitelijke achtergrond
“Ja wbt de buurman is er niets veranderd in al die tijd”.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
tenzijde tekortkoming, gezien de bijzondere aard of geringe betekenis daarvan, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). Het ligt op de weg van de huurder om omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) die een beroep op deze zogenoemde tenzij-bepaling ondersteunen. Bij beantwoording van de vraag of ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
- De naaste buurman, [buurman] , medio 2020 in een WhatsApp-gesprek met Woonstad spreekt over “de buurman”, in plaats van “de buurvrouw”, en zegt nog nooit een vrouw te hebben gezien op het adres van de woning (zie onder 3.3);
- Woonstad tijdens een onaangekondigd huisbezoek begin 2021 [verweerder 2] in de woning heeft aangetroffen en dat hij toen verklaarde dat hij de woning bewoont en dat [verweerster 1] bij hun moeder verblijft (zie onder 3.5);
- [verweerster 1] kort daarna in een telefoongesprek heeft bevestigd dat haar broer (tijdelijk) in de woning verblijft en dat zij bij haar moeder verblijft en af en toe bij haar vriend logeert (zie onder 3.6);
- Woonstad [verweerster 1] op 3 februari 2021 te kennen heeft gegeven dat [verweerder 2] de woning binnen vier weken moet verlaten (zie onder 3.6);
- [buurman] in een WhatsApp-gesprek met Woonstad op 8 maart 2021 heeft gemeld:
- Drie omwonenden op 25 april 2022 tegenover een medewerker van Woonstad hebben verklaard dat de woning uitsluitend wordt bewoond door een man, en dat één van die omwonenden heeft verklaard dat hij/zij nooit een vrouw ziet en dat hij/zij alleen weet dat de bewoner een zus heeft;
- De dagvaarding in hoger beroep op 29 augustus 2022 in persoon aan [verweerder 2] is betekend op het adres van de woning.
nietin hoofdzaak in en vanuit de woning afspeelt (of heeft afgespeeld). [verweerster 1] heeft dus geen hoofdverblijf gehouden in de woning en ook op dit onderdeel is sprake van een tekortkoming.
de laatste paar jaarniet veel in de woning is geweest vanwege het medische traject waarin zij zit.
Indien huurder in verzuim is met nakoming van enige verplichting, die op grond van de wet of de huurovereenkomst op hem rust, zijn alle kosten die voor verhuurder hieruit voortvloeien, zoals onder meer wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, voor rekening van huurder. De buitengerechtelijke incassokosten zijn door huurder verschuldigd op het moment dat verhuurder zijn vordering op huurder uit handen geeft en bedragen tenminste 15% van de uit handen gegeven vordering, vermeerderd met het geldende BTW-percentage.”
allekosten, die daaruit voortvloeien voor de verhuurder, voor zijn rekening moet nemen. Dat betekent dat de verhuurder ongelimiteerd kosten kan maken voor rekening van de huurder. Hierdoor wordt, naar het oordeel van het hof, het evenwicht in het nadeel van de huurder onevenredig verstoord. Het hof acht het beding daarom oneerlijk in de zin van de Richtlijn. Dat betekent dat [verweerster 1] niet aan dit beding is gebonden. Omdat sprake is van een oneerlijk beding, kan niet worden teruggevallen op de wettelijke regeling over buitengerechtelijke kosten. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is daardoor niet toewijsbaar.
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2022 en, opnieuw rechtdoende,
- ontbindt de tussen Woonstad en [verweerster 1] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [adres] ;
- veroordeelt [verweerster 1] c.s. om de woning binnen 14 dagen na betekening van dit arrest te ontruimen en te verlaten en de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
- veroordeelt [verweerster 1] , voor zover de huur niet al is voldaan, tot betaling aan Woonstad van de huur tot en met 9 januari 2024 en tot betaling van een gebruiksvergoeding gelijk aan de maandelijks verschuldigde huurprijs vanaf 9 januari 2024 tot en met de maand waarin Woonstad weer de beschikking heeft over de woning, waarbij een ingegane maand voor een volle wordt gerekend, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere nieuwe maand tot de dag waarop de huur of gebruiksvergoeding is voldaan;
- veroordeelt [verweerster 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten in eerste aanleg, aan de kant van Woonstad tot op heden begroot op € 119,21 aan explootkosten, € 507,- aan griffierecht en € 248,- (2 punten x € 124,-) aan salaris en € 62,- aan nasalaris voor de advocaat in eerste aanleg;
- veroordeelt [verweerster 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten in hoger beroep, aan de kant van Woonstad tot op heden begroot op € 129,82 aan explootkosten, € 783,- aan griffierecht en € 1.183,- aan salaris (1 punt x tarief II) en € 173,- aan nasalaris voor de advocaat in hoger beroep, te verhogen met € 90,- en de kosten van betekening als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.