In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot ontruiming van een huurwoning door Stichting Dunavie. De huurder, aangeduid als [verweerder], had sinds 23 november 2017 een studio gehuurd van Dunavie. De vordering tot ontruiming was gebaseerd op meerdere incidenten waarbij de huurder zich ongepast gedroeg, waaronder zelfbeschadiging en bedreigingen. De kantonrechter had de ontruiming aanvankelijk afgewezen, maar Dunavie ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat Dunavie een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de ernst van de incidenten en de impact op de medewerkers van Dunavie. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de ontruiming alsnog toe, met een termijn van zes maanden voor de huurder om de woning te verlaten. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de huurder, die in het ongelijk werd gesteld.