ECLI:NL:GHDHA:2024:2399

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
22-001277-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake seksueel misbruik van een minderjarige door een huisvriend

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van een negenjarig meisje. De verdachte, een huisvriend van de ouders van het slachtoffer, heeft gedurende een periode van ruim twee maanden verschillende ontuchtige handelingen gepleegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam in hoger beroep na een eerdere veroordeling door de rechtbank Den Haag, waar de verdachte was veroordeeld tot 27 maanden gevangenisstraf. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd, maar met een aanpassing van de straf. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging van de verdachte die de verklaringen in twijfel trok. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft de straf gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd melden bij de reclassering en meewerken aan behandeling gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001277-23
Parketnummer: 09-293321-20
Datum uitspraak: 23 december 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 april 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (geboorteland) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], te weten (telkens) (meermalen)
- het brengen/duwen van en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamplippen van die [naam slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
- het likken van de vagina van die [naam slachtoffer];
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) (meermalen)
- betasten van de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van die [naam slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van gronden en met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf, en dat de verdachte ter zake van het cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. In afwijking van de schriftelijke vordering zoals ter terechtzitting overgelegd, heeft de advocaat-generaal tevens ter terechtzitting gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden worden verbonden, te weten een meldplicht, het meewerken aan ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee (deels) niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meerhandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer],
te weten
(telkens) (meermalen)
- het brengen
/duwen van en/of (vervolgens) heen en weer bewegenvan zijn, verdachtes, tong en
/ofvinger
(s)in de vagina en/of tussen de
schaamplippenschaamlippenvan die [naam slachtoffer]en
/of
- het betasten van de vagina van die [naam slachtoffer]en
/of
- het likken van de vagina van die [naam slachtoffer];
en
/of
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) (meermalen)
- betasten van de vagina van die [naam slachtoffer]en
/of
- likken van de vagina van die [naam slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere (bewijs)overweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota – vrijspraak bepleit ten aanzien van de cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de verklaring van [naam slachtoffer] onbetrouwbaar is en dat het dossier daarnaast onvoldoende steunbewijs bevat.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
Het hof kan zich grotendeels vinden in hetgeen de rechtbank hierover heeft overwogen en zal dit, mede omwille van de leesbaarheid van het arrest, hieronder herhalen en waar nodig aanvullen.
Betrouwbaarheid verklaring[naam slachtoffer]
[naam slachtoffer]heeft twee verklaringen afgelegd. De eerste verklaring heeft zij tijdens het kindvriendelijke studioverhoor bij de politie afgelegd op 2 juli 2020. Daarna is zij in aanwezigheid van de raadsheer-commissaris in een kindvriendelijke studio verhoord op 21 oktober 2024. Beide verhoren zijn woordelijk uitgewerkt.
[naam slachtoffer], die bij haar eerste verhoor net tien jaar oud was en ten tijde van het tweede verhoor 14 jaar oud, heeft naar het oordeel van het hof telkens op essentiële onderdelen consistent, gedetailleerd en volledig verklaard over wat er volgens haar is gebeurd en welke ontuchtige handelingen de verdachte bij haar heeft gepleegd. Haar verklaringen maken op het hof een geloofwaardige en betrouwbare indruk. Het feit dat [naam slachtoffer] in het verhoor in aanwezigheid van de raadsheer-commissaris op detailniveau ten aanzien van enkele niet essentiële onderdelen net anders heeft verklaard dan bij de politie is te verklaren door het tijdsverloop en haar leeftijd van nu en destijds, en doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet af.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, evenals ter terechtzitting in eerste aanleg, gesuggereerd dat de verklaring van [naam slachtoffer] is gebaseerd op een boekje over seksuele voorlichting dat hij wel eens met haar heeft doorgebladerd. Het hof schuift deze suggestie als onaannemelijk en niet onderbouwd terzijde. [naam slachtoffer] heeft namelijk in haar verklaring details en informatie verstrekt die niet in dat boekje te vinden zijn en juist de authenticiteit van haar verklaring benadrukken. Zo heeft [naam slachtoffer] het over ‘het plekje waar de meeste zenuwen zitten’, ‘likken aan mijn pipi’ en ‘met de wijsvinger in haar babygaatje’.
Ook heeft [naam slachtoffer] duidelijk verklaard over de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Namelijk telkens op haar bed, waarbij de verdachte met zijn hand in haar broekje ging en eenmalig haar broekje uit heeft getrokken en het laken voor haar een beetje bol had gemaakt voorafgaand aan het likken van haar pipi. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gesuggereerd dat [naam slachtoffer] in strijd met de waarheid zou hebben verklaard, omdat zij destijds verliefd was op de verdachte. Ook voor deze stelling biedt het dossier echter geen enkel aanknopingspunt. Dit alles brengt het hof tot de tussenconclusie dat de verklaring van [naam slachtoffer] betrouwbaar is en bijgevolg bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij op de avond van 5 juni 2020, zoals bij meerdere gelegenheden, met [naam slachtoffer] samen onder de deken lag in haar bed. Hierbij lag [naam slachtoffer] op haar zij met haar gezicht naar de muur en de verdachte eveneens op zijn zij achter haar. Vervolgens voerde de verdachte het bedritueel uit. Ineens begon zij onbedaarlijk te huilen. Dit komt overeen met de verklaring van [naam slachtoffer] over de omstandigheden waaronder het tenlastegelegde op 5 juni 2020 zou hebben plaatsgevonden. [naam slachtoffer] heeft kort hierna meteen tegen haar moeder en niet veel later ook tegen haar vader verteld wat er volgens haar was gebeurd. De moeder heeft verklaard dat [naam slachtoffer], direct nadat zij haar verhaal had gedaan, heel hard begon te huilen, opgelucht leek en in haar armen viel. De vader heeft verklaard dat hij [naam slachtoffer] in bed zag liggen met haar deken over haar heen en dat zij een duidelijk aangeslagen indruk maakte. De door de ouders waargenomen emoties bieden eveneens specifieke en concrete steun voor de verklaringen van [naam slachtoffer] over hetgeen zou zijn voorgevallen.
Tijdsverloop
Voorts heeft de raadsman bepleit dat de verklaring van [naam slachtoffer] wat betreft hetgeen zich zou hebben voorgedaan op 5 juni 2020 niet kan kloppen, gelet op het tijdsverloop van 9 minuten (22:47 uur en 22:58 uur) tussen de WhatsApp-berichten die de verdachte heeft gestuurd naar zijn vriendin en waarbinnen de verweten handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Het hof vermag niet in te zien waarom de verweten handelingen niet binnen 9 minuten zouden kunnen hebben plaatsgevonden.
Het hof verwerpt het verweer.
Conclusie
Op basis van het voorgaande acht het hof wettig bewezen dat de verdachte de cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voorts heeft het hof, zeker na het horen van de getuigen bij de raadsheer-commissaris ook de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

en

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft zich op verschillende momenten gedurende een periode van ruim 2 maanden schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van het slachtoffer, destijds een negenjarig meisje. Hij heeft verschillende ontuchtige handelingen bij haar gepleegd, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam met de vinger en de tong. De verdachte was destijds een huisvriend van de ouders van het slachtoffer en kwam zeer regelmatig bij het slachtoffer thuis. Hij heeft het vertrouwen van het slachtoffer en haar ouders gewonnen en heeft vervolgens hiervan misbruik gemaakt. Hij heeft slechts gehandeld ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeftes. Hiermee heeft de verdachte op grove wijze de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer geschonden.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven nog lange tijd ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hen is overkomen, zeker als dat op jonge leeftijd is gebeurd. Het kan hen in een ongestoorde (seksuele) ontwikkeling bedreigen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verklaard dat het slachtoffer zich afsluit voor deze strafzaak en dat zij en haar ouders om die reden niet ter terechtzitting willen verschijnen, noch van het verdere verloop op de hoogte wensen te worden gehouden. Het gegeven dat er mogelijk nog steeds wordt getwijfeld aan hetgeen zij heeft verklaard, drukt op het slachtoffer. In dat verband stelt het hof vast dat de verdachte ook in hoger beroep gelet op zijn ontkennende houding geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) d.d. 24 maart 2023, opgesteld door N. van den Bos, reclasseringswerker. Hieruit komen nagenoeg geen problemen naar voren op praktische gebieden. De verdachte lijkt een stabiel leven te leiden. Bij een veroordeling acht de reclassering het daarentegen zorgelijk dat de verdachte een dergelijk feit heeft gepleegd en werpt de vraag op wat hieraan ten grondslag gelegen heeft. Om hier meer zicht op te krijgen en mogelijke herhaling te voorkomen adviseert de reclassering bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte desgevraagd zich bereid getoond om bij een veroordeling zijn medewerking te verlenen aan onder meer een ambulante behandeling, gericht op seksualiteit en grensoverschrijdend gedrag.
Het hof ziet hierin aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden zoals deze gevorderd zijn door de advocaat-generaal en met een proeftijd van 3 jaar, met dien verstande dat het hof geen contactverbod met het slachtoffer zal opleggen, nu tussen het slachtoffer en de verdachte geen contact meer is geweest sinds de datum van 5 juni 2020.
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, in beginsel een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk een passende en geboden reactie vormt.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in eerste aanleg is overschreden met iets meer dan 6 maanden.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met inachtneming van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, ziet het hof aanleiding te bepalen dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gematigd zal worden. Het hof zal daarom in plaats van de eerder genoemde in beginsel passende en geboden straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 244 (oud) en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde meldt zich binnen vijf (5) werkdagen na uitnodiging bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. Betrokkene blijft zich gedurende de poeftijd van 3 jaren melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de veroordeelde werkt gedurende de proeftijd van 3 jaren mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, middels het zorgprogramma gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag richting kinderen of volwassenen of een soortgelijke behandeling, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door mr. M.C. Bruining, mr. O.E.M. Leinarts en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2024.