ECLI:NL:GHDHA:2024:2374

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
22-002222-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drie moorden, twee pogingen tot moord, bedreiging en vuurwapenbezit met gevangenisstraf en TBS

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Rotterdam was veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor drie moorden, twee pogingen tot moord, bedreiging en vuurwapenbezit. Het hof heeft de veroordeling bevestigd, maar de levenslange gevangenisstraf omgezet naar een gevangenisstraf van dertig jaren, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De zaak betreft ernstige feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van 4 tot 6 mei 2022, waarbij de verdachte meerdere slachtoffers heeft gemaakt, waaronder [slachtoffer A], [slachtoffer B], en [slachtoffer C]. De verdachte heeft met voorbedachten rade gehandeld, wat blijkt uit zijn eerdere aankopen van een vuurwapen en munitie, en zijn gedrag voorafgaand aan de schietpartij. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan verschillende slachtoffers en hun nabestaanden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002222-23
Parketnummer: 10-113090-22
Datum uitspraak: 17 december 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 impliciet primair, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Voorts zijn er beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen en het beslag, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 4 mei 2022, te Vlissingen, althans in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer A] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer A] is overleden;
2.
hij, op of omstreeks 6 mei 2022, te Alblasserdam, althans in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer B], van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer B] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer B] is overleden;
3.
hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Alblasserdam, althans in Nederland opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer C] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer C]te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer C] is overleden;
4.
hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Alblasserdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en/of (vervolgens) een kogel op het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] in haar nek is geraakt/getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij, op of omstreeks 6 mei 2022, te Alblasserdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer E, tevens benadeelde 21], opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en/of vervolgens meerdere althans één kogel(s) in/op de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij, in of omstreeks de periode van 3 mei 2022 tot en met 4 mei 2022 te Papendrecht en/of Vlissingen en/of Oud-Alblas, althans in Nederland, [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een (WhatsApp)bericht naar die [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] te sturen, bevattende: een foto/afbeelding met daarop zichtbaar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of munitie, althans (een) op munitie gelijkende voorwerp(en) en/of een (handgeschreven) briefje voorzien van de tekst: "[slachtoffer F, tevens benadeelde 1] 3-5-22", althans woorden gelijke (dreigende) aard en strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] (een) (WhatsApp)bericht(en) te sturen met de teksten: "Zorg dat je om 18 uur bij de Merwebolder bent. Hoofdingang." en/of "Zeg dit verder tegen niemand", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- een (WhatsApp)bericht naar die [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] te sturen, bevattende: een foto/afbeelding met daarop zichtbaar een persoon (naar later bleek te zijn [slachtoffer A]) die (door een misdrijf) om het leven was gekomen, althans een foto van een vastgebonden en/of bebloede persoon, waarbij op de borst, althans op het lichaam van die persoon een briefje zichtbaar was met de (handgeschreven) tekst: "[slachtoffer F, tevens benadeelde 1] 4-5 Fuck You", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking;
7.
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te Vlissingen en/of Alblasserdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Glock, model 19 Gen 5, kaliber 9mm en/of (daarbij)(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd waar het de bewezenverklaring en de beslissingen omtrent het beslag betreft en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 impliciet primair, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren, met aftrek van voorarrest, en voorts dat aan de verdachte de maatregel van TBS met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd alsmede de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Bij gelegenheid van de regie-zitting in hoger beroep d.d. 15 maart 2024 heeft de verdediging namens de verdachte aangegeven niet langer bezwaren te hebben tegen de zeven (7) door de rechtbank Rotterdam bij vonnis d.d. 14 juli 2023 bewezenverklaarde feiten, maar slechts bezwaar te hebben ter zake van de door de rechtbank opgelegde straf. Ook het openbaar ministerie heeft aangegeven dat het beroep van haar zijde zich enkel richt tegen de strafoplegging. Evenwel heeft het hof een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de bewezenverklaring en acht het hof het geboden om mede gelet op de bijzondere ernst van de verwijten uit te leggen hoe hij tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten is gekomen.
De tenlastegelegde feiten zijn onderling nauw verbonden en volgtijdelijk begint het feitencomplex met het aanschaffen door de verdachte van een pistool merk Glock en bijbehorende munitie voor een bedrag van € 5.000,- (€ 4.500,- voor het wapen en € 500,- voor de munitie). Naar zijn eigen zeggen heeft de verdachte via twee contacten in een Telegram groep van wapenhandel, een contact voor het wapen en een contact voor de munitie, deze zaken rond 25 april 2022 aangeschaft.
Op 3 mei 2022 maakt de verdachte een foto van het wapen en de munitie, met daarbij een handschoen met een skeletafbeelding en een handgeschreven briefje waarop “[slachtoffer F, tevens benadeelde 1]” staat en de datum. Hij stuurt deze foto via Whatsapp naar [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] (hierna: [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]). Ook krijgt zij die dag een bericht met de mededeling dat zij om 18:00 uur naar de Merwebolder te Sliedrecht moet komen, bij de hoofdingang.
In eerste instantie denkt [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] dat de foto afkomstig is van de vriend van een vriendin van haar met wie zij recent de vriendschap heeft verbroken. Zij herkent namelijk het telefoonnummer [(tel. nr. 1)] niet waarmee het bericht verzonden is. Zij gaat naar de politie en geeft aan bang te zijn geworden door deze appjes. Op 4 mei 2022 komen er wederom via Whatsapp berichten met foto’s naar [slachtoffer F, tevens benadeelde 1], ditmaal via het telefoonnummer [tel. nr. 2]. Op die foto’s is het levenloze lichaam van een vastgebonden man te zien met op diens borst een briefje met daarop “[slachtoffer F, tevens benadeelde 1], 4 mei, Fuck you” waarover de verdachte heeft verklaard dat hij die naar [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] heeft verstuurd.
Op 4 mei 2022 is de verdachte naar Vlissingen gereden nadat hij via Bullchat een (seks)afspraak had gemaakt met de heer [slachtoffer A] (hierna: [slachtoffer A]) in diens winkel aan de [adres A] aldaar. Omdat [slachtoffer A] die avond niet op zijn gebruikelijke tijd, te weten 18:00 uur, thuis kwam, heeft zijn echtgenote de politie ingeschakeld. Even later, omstreeks 20:55 uur treft de politie het vastgebonden, levenloze lichaam van een geblinddoekte [slachtoffer A] aan in een ruimte achter in diens eigen winkel. Hij is door een hoofdschot om het leven gekomen. Getuige [getuige A] verklaart dat [slachtoffer A] hem die ochtend een appje had gestuurd met de mededeling dat er omstreeks 12:30 – 13:00 uur een ‘date’ zou komen, reden waarom [getuige A] later moest komen. [getuige A] is die middag meermalen langs de winkel gelopen, maar trof die steeds gesloten aan.
De politie onderzoekt vervolgens de camerabeelden van twee winkelpanden aan de [straat] te Vlissingen. Zichtbaar daarop rond 12:44 uur is een man die de winkel van [slachtoffer A] betreedt en om 13:22 uur dat pand verlaat. Het nummer van de persoon met wie [slachtoffer A] de afspraak maakte is [tel. nr. 2]. Dat is hetzelfde nummer waarmee de foto’s van het levenloze lichaam van [slachtoffer A] naar [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] zijn verstuurd. Op 5 mei 2022 laat de politie de camerabeelden aan [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] zien. Zij herkent de verdachte als de man die in de winkel van [slachtoffer A] is geweest. Zij kent de verdachte namelijk van de zorgboerderij [zorgboerderij] te Alblasserdam. Toen zij zeventien was heeft zij heel kort contact en een zekere omgang met hem gehad waarna zij vervolgens dat contact heeft verbroken. De verdachte is toentertijd de verdere toegang tot de zorgboerderij ontzegd door de eigenaar van de zorgboerderij, [benadeelde 27], jegens wie hij daarna naar eigen zeggen wrok koesterde. Vervolgens onderzoekt de politie de locatiegegevens van de beide telefoons maar op 5 mei 2022 zijn die blijkbaar uitgeschakeld.
Uit later onderzoek blijkt dat de verdachte uit Vlissingen is weggereden en naar zijn huis gaat waar hij zich omkleedt. Alles wat hij aan heeft, zijn kleding en schoenen, doet hij in een vuilniszak. Die vuilniszak gooit hij vervolgens in een ondergrondse vuilcontainer achter zijn woning. Op 4 mei 2022, ergens in de middag vertrekt hij van huis in zijn auto, een Renault Megane met kenteken [kenteken]. De auto heeft hij geparkeerd in Dordrecht, en vervolgens is hij naar het [hotel] Hotel te Papendrecht gegaan, waar hij op 4 mei 2022 tussen 17:00 en 17:30 uur is ingecheckt. Hij verblijft daar twee nachten.
Op 6 mei 2022 loopt de verdachte vanuit het hotel naar de zorgboerderij [zorgboerderij]. Om 10:31:52 uur ontvangt [betrokkene A] (hierna: [betrokkene A]) een bericht van hem: “Ik weet niet of ik je moet haten of lief moet hebben. Je vond het fijn met me wilde me vaker zien. Nu ghost je mij. Ik kan niet meer. Je hebt een kettingreactie veroorzaakt in mijn hoofd. Dat stopt nu, volg het nieuws maar.” [Betrokkene A] kent de verdachte. Hij heeft haar in april 2022 gebeld met de mededeling dat hij een relatie met haar wilde. Dat heeft zij geweigerd. Om 10:46:14 uur ontvangt RTL Boulevard een e-mail van de verdachte met als titel “[adres A]” en als inhoud “Deze dode is random gekozen van bullchat om mijn wapen te controleren of deze echt is en mijn haat te uiten aan [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]. Het huisnummer was [adres A]. Weer een verificatie dat ik het echt ben.”
De verdachte komt om 10:48:56 uur het terrein van de zorgboerderij oplopen, zo blijkt uit beelden van een bewakingsvideo. Hij pakt zijn wapen en loopt af op twee vrouwen die buiten staan, [slachtoffer B] (hierna: [slachtoffer B]) en [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] (hierna: [slachtoffer D, tevens benadeelde 17]). Hij schiet [slachtoffer B] een kogel door het hoofd waardoor zij direct overlijdt. Vervolgens schiet hij op [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] die in de nek wordt getroffen maar het uiteindelijk overleeft. In de kantine van de zorgboerderij horen de daar aanwezigen de schoten. Zij denken dan nog dat er op ganzen wordt geschoten. [slachtoffer C] (hierna: [slachtoffer C]) en [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] (hierna: [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]) lopen naar de deur. De verdachte schiet [slachtoffer C] door het hoofd waardoor ook zij direct overlijdt. [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] loopt achter haar en wordt vervolgens ook door de verdachte beschoten. Hij wordt geraakt in zijn borstkas en aan zijn linkerarm, maar hij overleeft het. Op het terrein van de zorgboerderij horen ook andere daar aanwezige personen de schoten, zien zij de directe slachtoffers en proberen hulp te bieden.
De verdachte verlaat om 10:50:47 uur het terrein van de zorgboerderij met een vuurwapen in zijn hand. De melding van een schietpartij op [zorgboerderij] komt om 10:52 uur bij de politie binnen. [Betrokkene A] ontvangt om 10:54:17 uur een bericht met als inhoud “6 kills.” Vergelijkbare berichten verstuurt de verdachte naar [Betrokkene B], een goede bekende van de verdachte, en naar [betrokkene C]. Om 10:55:00 uur stuurt de verdachte weer een e-mail naar RTL Boulevard met als titel “[Zorgboerderij] circa six kills.” Om 11:07:45 uur belt de verdachte met de 112-meldkamer en zegt: “Ik heb er zojuist zes afgeschoten in [zorgboerderij] en die in Vlissingen die is ook van mij afkomstig. Op de [adres A]” en “Mijn naam is [verdachte] en in Vlissingen was een test, in Vlissingen was gewoon een test of dat dat een echt, eh, een echt wapen was … en dat was het.” De verdachte wordt vervolgens omstreeks 11:20 uur met het wapen in zijn bezit aangehouden in het parkje Huis te Kinderdijk te Alblasserdam. Op 8 mei 2022 is de auto van de verdachte doorzocht. In een rugtas treft de politie onder andere een onderhoudsset voor een Glock, twee hakbijlen, een mes en een bebloede handdoek.
Voorbedachte raad
Hoewel de bezwaren van de verdachte zich niet richten tegen de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten bespreekt het hof toch het voor het bewijs van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 van belang zijnde aspect van de voorbedachte raad en wel om het volgende: de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 15 november 2024 herhaaldelijk opgemerkt dat er een discrepantie bestaat tussen enerzijds wat hij “kennis” van zijn handelen noemt en waar hij “bij probeert te komen” en anderzijds hoe hij naar de strafbare feiten en de consequenties van zijn handelen kijkt alsof hij “als derde persoon” daar naar kijkt. Ook heeft hij verklaard dat zijn handelen een boodschap was voor [slachtoffer F, tevens benadeelde 1], het doel was niet iemand het leven te ontnemen.
Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit is een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld. De rechter kan echter aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toekennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. Voorts heeft de Hoge Raad overwogen dat de vraag of de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven zich moeilijk leent voor strafrechtelijk bewijs. Dat geldt zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen of geen eenduidig inzicht geven in wat voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. In een dergelijk geval hangt het bewijs van voorbedachte raad sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid tot nadenken en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Het oordeel van het hof
Op grond van het feitenrelaas overweegt het hof dat de verdachte binnen een kort tijdsbestek allereerst een wapen met bijbehorende munitie heeft aangeschaft en vervolgens met iemand in Vlissingen, dat wil zeggen ver van verdachtes woonplaats en de zorgboerderij verwijderd, een afspraak heeft gemaakt. Hij heeft naar die afspraak op 4 mei 2022 zijn vuurwapen meegenomen en de man met wie hij af had gesproken, [slachtoffer A], van zeer nabij doodgeschoten om dat wapen op zijn werking te beproeven. Dat handelen van de verdachte kan niet anders worden geduid als doelbewust ook al was [slachtoffer A] als zodanig geen bewust doelwit.
Daarna is de verdachte naar zijn woning gereden waar hij zich heeft ontdaan van de kleding die hij droeg. Vervolgens heeft de verdachte zijn auto niet bij zijn woning geparkeerd maar elders, in Dordrecht, en heeft hij zich naar een hotel begeven dat in de omgeving van de zorgboerderij lag. Daar heeft hij van de avond van 4 mei 2022 tot en met de ochtend van 6 mei 2022 verbleven. Hij heeft tijdens dat verblijf zijn telefoons uitgezet. Dat wijst er naar het oordeel van het hof op dat de verdachte bewust niet traceerbaar wilde zijn. Hetgeen de verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft verklaard ten aanzien van de boodschap die hij aan [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] wilde geven, heeft behalve in het doodschieten van [slachtoffer A] ook zijn vorm gekregen in het doodschieten van [slachtoffer B] en [slachtoffer C] en de pogingen daartoe door het schieten op [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en [slachtoffer E, tevens benadeelde 21], mensen op de zorgboerderij. Uit verklaringen van getuigen volgt dat de verdachte al geruime tijd wraakgevoelens koesterde jegens de zorgboerderij en de mensen daar. Zo verklaart getuige [betrokkene B] dat de verdachte al 5 tot 6 jaar geleden had aangegeven dat hij mensen op de boerderij in Alblasserdam zou gaan doden. Die verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige B], namelijk dat de verdachte op 24 april 2022 tegen haar had gezegd dat hij mensen af zou gaan schieten en dat hij al jaren met dat plan liep. Van handelen in een impuls is dus geen sprake geweest. Integendeel, de verdachte heeft blijkbaar al lang plannen tot het doden van mensen op de zorgboerderij gekoesterd. Hij heeft na het doodschieten van [slachtoffer A] bovendien ruim de tijd en de gelegenheid gehad om zich beraden op hetgeen hij had gedaan en wat het gevolg daarvan was, en had er dus van af kunnen zien om naar de zorgboerderij te gaan. Ook lopend op weg naar de zorgboerderij en bij aankomst op het erf had de verdachte nog ruim de tijd en genoeg gelegenheid om zich te beraden op zijn voorgenomen handelen. Zeer kort voordat de verdachte ging schieten op mensen op de zorgboerderij heeft hij in een e-mail aan RTL-Boulevard geschreven dat het doden van [slachtoffer A] tevens het uiten van haat jegens [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] was. Vervolgens heeft de verdachte in slechts enkele minuten ook weer vanaf zeer korte afstand op [slachtoffer B], [slachtoffer D, tevens benadeelde 17], [slachtoffer C] en [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] geschoten. Waar de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat, indien hij op de zorgboerderij de eigenaar zou hebben aangetroffen, het bij haar zou zijn gebleven, wordt dit weersproken door het feit dat de verdachte direct op willekeurige personen is gaan schieten en dus niet heeft gezocht naar de eigenaar. Dit alles in onderlinge samenhang bezien, duidt op planmatig, doelbewust handelen van de verdachte. Op grond van het hiervoor overwogene komt het hof tot het bewijs van voorbedachte raad ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 en kwalificeert die feiten telkens als moord dan wel de poging daartoe.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op
of omstreeks4 mei 2022, te Vlissingen,
althans in Nederland,opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en
(al dan niet)na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel
in/door het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer A] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer A] is overleden;
2.
hij, op
of omstreeks6 mei 2022, te Alblasserdam,
althans in Nederland,opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade, [slachtoffer B], van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en
(al dan niet)na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel
in/door het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer B] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer B] is overleden;
3.
hij, op
of omstreeks6 mei 2022 te Alblasserdam,
althans in Nederlandopzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade, [slachtoffer C] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en
(al dan niet)na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel
in/door het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer C]te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer C]is overleden;
4.
hij, op
of omstreeks6 mei 2022 te Alblasserdam,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan nietna kalm beraad en rustig overleg,
een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en/of (vervolgens)een kogel
op het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer D, tevens benadeelde 17]heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] in haar nek is geraakt
/getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij, op
of omstreeks6 mei 2022, te Alblasserdam,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer E, tevens benadeelde 21], opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan nietna kalm beraad en rustig overleg,
een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en/of vervolgens meerdere althans éénkogel
(s
) in/op
de borst en/ofhet lichaam van die [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij, in
of omstreeksde periode van 3 mei 2022 tot en met 4 mei 2022 te Papendrecht
en/of Vlissingen en/of Oud-Alblas, althans in Nederland, [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
- een
(WhatsApp
)bericht naar die [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] te sturen, bevattende: een foto
/afbeeldingmet daarop zichtbaar een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpen
/ofmunitie,
althans (een) op munitie gelijkende voorwerp(en)en
/ofeen
(handgeschreven)briefje voorzien van de tekst: "[slachtoffer F, tevens benadeelde 1] 3-5-22",
althans woorden gelijke (dreigende) aard en strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] (een) (WhatsApp)bericht(en) te sturen met de teksten: "Zorg dat je om 18 uur bij de Merwebolder bent. Hoofdingang." en/of "Zeg dit verder tegen niemand", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekkingen
/of
- een
(WhatsApp
)bericht naar die [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] te sturen, bevattende:
een foto/afbeelding met daarop zichtbaar een persoon (naar later bleek te zijn [slachtoffer A) die (door een misdrijf) om het leven was gekomen, althanseen foto van een vastgebonden en
/ofbebloede persoon, waarbij op de borst
, althans op het lichaamvan die persoon een briefje zichtbaar was met de
(handgeschreven)tekst: "[slachtoffer F, tevens benadeelde 1] 4-5 Fuck You"
, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking;
7.
hij,
op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 25 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te Vlissingen en
/ofAlblasserdam,
althans in Nederland,een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Glock, model 19 Gen 5, kaliber 9mm en
/of (daarbij)(voor dit vuurwapen geschikte)munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
meerderekogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:
moord.
Het onder 4 en 5 bewezenverklaarde levert telkens op:
poging tot moord.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte, straf en maatregelen
De bewezenverklaarde feiten kunnen worden bestraft met een levenslange of een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal dertig jaren. In geval van oplegging van een tijdelijke gevangenisstraf kan daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, omdat naar het oordeel van de rechtbank met een combinatie van een gevangenisstraf van dertig jaren en de oplegging van tbs met verpleging van overheidswege de door de wetgever gestelde doelen gericht op een veilige terugkeer in de samenleving niet kunnen worden gehaald.
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren en het opleggen van de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege. Daarnaast hebben zij verzocht aan de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De verdediging heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen van een zo kort mogelijke duur in combinatie met de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege en tevens om bij het opleggen van een (langere) gevangenisstraf in het arrest een advies op te nemen omtrent het tijdstip waarop de tbs behandeling een aanvang zou moeten nemen.
Tegen deze achtergrond heeft het hof de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft aan [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] het meest kostbare dat een mens bezit, het leven, ontnomen. Door het handelen van de verdachte is aan hun nabestaanden een groot en onherstelbaar leed toegebracht, leed dat op geen enkele wijze kan worden weggenomen en dat zij de rest van hun leven met zich mee moeten dragen. [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] hebben de aanval van de verdachte overleefd maar ook zij en hun naasten zullen verder moeten leven met de onvoorstelbare gebeurtenissen van 4 en 6 mei 2022.
Nabestaanden van de overledenen hebben op de zitting treffend verwoord hoezeer hun dierbaren worden gemist. En wat het betekent om verder te moeten zonder hun aanwezigheid en dat de mooie momenten die nog in de toekomst liggen altijd overschaduwd zullen worden door het immense verdriet van dit verlies.
Voor [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en hun familie geldt ook dat hun levens in de toekomst in grote mate worden beïnvloed door de gebeurtenissen op 6 mei 2022. Zij hebben de aanval overleefd, maar moeten nog steeds hard werken om te blijven overleven en weer vertrouwen te krijgen in zichzelf en de toekomst.
Levensdelicten zoals moord maar ook de poging daartoe schokken de rechtsorde. De omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan brengen ook in een brede kring van omstanders, daaronder de op de zorgboerderij aanwezige en/of werkzame personen, en in de samenleving in het algemeen verbijstering en gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Deze feiten zijn zo ernstig dat alleen een langdurige vrijheidsbenemende straf aan de orde kan zijn ter vergelding van het door de verdachte veroorzaakte onherstelbare leed. Voor het bepalen van de duur van die straf en ter beantwoording van de vraag of naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege geboden is, heeft het hof mede acht geslagen op de hierna volgende bevindingen omtrent de persoon van de verdachte.
Persoon van de verdachte en toerekenbaarheid
Het hof heeft in de eerste plaats kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van 5 november 2024 betreffende de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts zijn omtrent de persoon van de verdachte pro-Justitiarapporten en een reclasseringsadvies opgemaakt. Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud daarvan, in het bijzonder van:
 een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum, uitgebracht op 20 maart 2023, opgemaakt en ondertekend door R. Haveman, GZ-psycholoog en L.J.H. Kuipers, psychiater;
 een Pro Justitia rapportage,
Aanvullend ambulant onderzoek, als aanvulling op onderzoek d.d. 20 maart 2023van het Pieter Baan Centrum, uitgebracht op 31 oktober 2024, opgemaakt en ondertekend door R. Haveman, GZ-psycholoog en L.J.H. Kuipers, psychiater.
De verdediging heeft bij e-mail d.d. 14 maart 2024 aan het hof medegedeeld in hoger beroep in te stemmen met het gebruik van de rapportage van de gedragsdeskundigen d.d. 20 maart 2023 nu deze rapportage inmiddels ouder is dan één jaar. Ook het openbaar ministerie heeft bij regiebrief d.d. 7 maart 2024 ingestemd met het gebruik van deze rapportage. Het hof zal van deze rapportage gebruik maken temeer nu dezelfde deskundigen een aanvullende rapportage hebben opgesteld waarin zij hun aanvankelijke conclusies onderschrijven. De gedragsdeskundigen Kuipers en Haveman zijn ter terechtzitting in hoger beroep gehoord en hebben hun rapportages van 20 maart 2023 en 31 oktober 2024 desgevraagd nader toegelicht.
Het Reclasseringsadvies van 21 maart 2023 houdt in dat de reclassering zich conformeert aan het advies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, reden waarom verdere reclasseringsbemoeienis niet is geïndiceerd.
In de Pro Justitia Rapportage van het Pieter Baan Centrum van 20 maart 2023 en het Aanvullend ambulant onderzoek van Pieter Baan Centrum van 31 oktober 2024 is onder meer het volgende opgenomen.
Diagnostiek
Bij de verdachte was sprake van een duidelijk verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij de persoonlijkheidsstructuur (als het ware de basis voor het ontwikkelen van het karakter) als zeer broos kan worden aangemerkt.
De persoonlijkheid van de verdachte kenmerkt zich door een existentiële angst voor afwijzing en miskenning. Er is sprake van een zeer zwakke identiteitsontwikkeling waarbij de verdachte zelfs op gebied van genderidentiteit en lichaamsbeleving instabiliteit laat zien. Het gebrek aan identiteit maakt dat hij ook niet goed in staat is zich te verhouden tot anderen, behoudens wanneer hij zich in een duidelijke rol kan voegen zoals die van werknemer of patiënt. Op het moment dat de verdachte zich niet in een van deze rollen bevindt, beschrijft hij ook een sterke mate van controleverlies. De verdachte is derhalve zowel sterk afhankelijk van de interactie met en bevestiging van de ander, als ook van overige externe structuur, en tegelijkertijd ook zeer kwetsbaar voor ontregelingen vanuit deze interacties.
De agressieregulatie van de verdachte wordt bezien als sterk verstoord. Al vanaf jonge leeftijd beschrijft hij agressieve intrusies waarbij hij ziet hoe hij anderen die hem onrecht aandoen, verwondt of doodt. Hij kan eigenlijk niet ‘normaal boos’ worden en zodoende spanningen reguleren. Gevoelens van agressie en boosheid worden afgeweerd, zodanig zelfs dat het hem vrijwel niet lukt om in actieve vorm te spreken over door hem verrichte agressieve handelingen. Juist doordat agressie en boosheid zo sterk worden ontkend, blijven deze aanwezig en lopen steeds verder op.
De agressieregulatie ziet er vervolgens aan de oppervlakte gebalanceerd en dociel uit terwijl er onderliggend sprake is van een enorme stuwing van agressie. Dit jarenlange proces van oplopende spanning van boosheid en woede ten gevolge van verdringing van agressie, maakt dat op momenten van controleverlies in dissociatie deze elementen zich juist sterk aan de verdachte opdringen. De verdachte ervaart deze gevoelens als intrusies omdat zijn agressie als het ware afgesplitst is. Omdat hij niet in staat is hiermee om te gaan, is de verdachte geneigd zich terug te trekken in almachtsfantasieën waarin de verdachte in staat is zich te verweren tegen vermeend/ervaren onrecht en er zodoende herstel van zijn positie ten opzichte van de ander kan plaatsvinden. Hieruit vindt er ook enige mate van spanningsregulatie plaats. De verdachte beschrijft hierin enerzijds een passief proces, waarbij agressieve intrusies hem aanvankelijk overvallen/overkomen, anderzijds is hij hier vervolgens ook actief in zijn denken mee bezig, waarmee hij middels geschetste fantasieën uiting lijkt te kunnen geven aan gevoelens onmacht, miskenning, afwijzing en woede.
Concluderend is er bij de verdachte sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis waarbij aanwezige narcistische en antisociale elementen kunnen worden bezien als afweer, voortkomend vanuit de borderline persoonlijkheidsstoornis omdat zij het doel dienen de zeer zwakke kern van de verdachte te beschermen. Deze persoonlijkheidsstoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Doorwerking van de pathologie
De deskundigen beschrijven dat sprake is van een substantiële doorwerking van de vastgestelde pathologie in de ten laste gelegde feiten. De problematiek is ernstig en kleurt het denken en handelen van de verdachte op diverse niveaus.
Vanuit zijn borderline persoonlijkheidsstructuur is de verdachte zeer kwetsbaar. Hij is gevoelig voor kritiek en er is sprake van een existentiële angst voor afwijzing waarbij hij tegelijkertijd hyperalert is op signalen die zouden kunnen duiden op afwijzing. Hij is niet in staat intrinsiek balans of geruststelling te bewerkstelligen en daardoor sterk afhankelijk van de (bevestiging van de) ander. De verdachte is daarnaast geneigd tot benadelingsdenken en heeft een negatief zelfbeeld dat op momenten overdekt wordt door een sterke vraag om aandacht en behoefte aan bevestiging. De verdachte is daarnaast niet in staat tot mentaliseren of het corrigeren van eigen gedachtes waardoor deze gemakkelijk ontsporen hetgeen de gemoedstoestand van de verdachte ernstig kan ontregelen.
De oorsprong van het proces dat heeft geleid naar de ten laste gelegde feiten kan worden gevonden in de (contact)breuk tussen de verdachte en [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]. Op dat moment werd betrokkene zowel afgewezen in de intieme relatie, maar ook verliest betrokkene dan de structuur en veiligheid van de zorgboerderij [zorgboerderij] waarbij hij zich verder gekwetst en miskend voelt. Dit leidt tot ernstige destabilisatie en het optreden van de eerste agressieve fantasieën ten aanzien van hen die enige rol hadden binnen dit proces. Het door de verdachte ervaren totale verlies lijkt als het ware een existentiële woede in hem te hebben gewekt, die reeds vanuit zijn adolescentie geneigd was om onlustgevoelens en spanningen uit te ageren middels agressieve- en almachtsfantasieën ten aanzien van personen die hem kwetsen of afwijzen. Binnen dit scenario ontstaat bij de verdachte ook de drang naar ‘enactment’ en een (reeds jarenlang bestaande) obsessie voor het aanschaffen van een wapen.
De verdachte is niet in staat emoties en spanningen adequaat te reguleren. Dit resulteert in een steeds verder oplopende onderliggende spanning en stuwing van gevoelens van boosheid. De totstandkoming van de feiten lijkt enerzijds een aanloop te kennen van jaren maar lijkt in de laatste weken voor het ten laste gelegde een verdere vlucht te hebben genomen door toegenomen stuwing door diverse momenten van afwijzing: problemen op zijn werk, de (toevoeging hof: recente) afwijzing van [betrokkene A] en het gevoel niet gehoord te worden door zorg- en hulpverleners. De daaruit voortkomende agressie, die door de verdachte werd gehanteerd door agressieve fantasieën en vervolgens het handelen in de richting van deze fantasie (bijvoorbeeld door het proces van het aanschaffen van een wapen), neemt steeds verder toe.
Wanneer de verdachte vervolgens herinnerd wordt aan de situatie met [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] vormt dit voor hem een trigger waardoor hij weer contact tracht af te dwingen met [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]. Hij gebruikt hiervoor een nieuwe simkaart en zoekt anoniem contact met haar. Berichten die hij aan haar verstuurt wist hij vervolgens weer. Wanneer deze pogingen niet leiden tot contact wordt dit door hem beleefd als een nieuwe afwijzing hetgeen de start is van de uitvoering van zijn agressieve fantasieën. De verdachte vertelt te zijn gaan slapen, wakker te zijn geworden en zijn gedachtes niet meer te kunnen verzetten. Hierop zou hij een plan hebben bedacht om een willekeurig gekozen slachtoffer van het leven te beroven en op die manier een nieuwe (ultieme) contactpoging te doen naar [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] waarin hij haar “een boodschap” wilde overbrengen door het briefje op het lichaam te plaatsen en hier een foto van naar haar te sturen.
Hoewel er wordt vastgesteld dat er de verdachte sprake is van dissociatieve momenten, worden deze niet terug gezien in het handelen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte is dan immers goed georiënteerd doelgericht en kan zich ook direct na het ten laste gelegde herinneren wat er is gebeurd, zo blijkt onder andere uit de audioregistratie van de 112 melding (toevoeging hof: op 6 mei 2022). Ook maakt hij dan eerder een gecontroleerde en geen verwarde indruk.
Toerekenbaarheid
De deskundigen merken op dat er ten tijde van het tot stand komen van de feiten sprake is geweest van diverse afwegingsmomenten in een reeds lange aanloop tot de feiten, dat deze voorafgegaan zijn door een zekere mate van planning en de verdachte ook tot op zekere hoogte gecontroleerd zijn plan ten uitvoer heeft gebracht. Hoewel hij sterk werd gedreven door zijn pathologie en de gemoedstoestand die daaruit voort is gekomen, was hij ten minste in staat tot overweging(en) en het maken van keuzes. Betrokkene heeft binnen het tijdspad de mogelijkheid gehad om af te wijken van zijn plan of geen uitvoer te geven aan de fantasieën. Concluderend adviseren de deskundigen de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Recidiverisico
Het klinische recidiverisico op - aan de thans ten laste gelegde - gelijkwaardige (gewelds) delicten wordt door de deskundigen hoog ingeschat.
Gelet op de beschreven complexe psychopathologie en de daarmee samenhangende kans op herhaling van gedragingen als het thans ten laste gelegde, adviseren de deskundigen aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
Mogelijkheden tot behandeling en aanvullende diagnostiek
Het beeld dat uit het aanvullend ambulant onderzoek naar voren komt geeft de deskundigen geen aanleiding om de eerder gestelde diagnostische bevindingen te herzien. Er komen geen nieuwe bevindingen naar voren die een ander licht op de problematiek van betrokkene werpen. Integendeel, de eerder gestelde diagnostische bevindingen worden in aanvullend onderzoek juist verder bestendigd.
Er is bij de verdachte sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek die een structurele aard kent en al jarenlang aanwezig is. De problematiek is letterlijk met hem vervlochten. Het is volgens de deskundigen zo goed als uitgesloten dat de verdachte zonder intensieve behandeling een vermindering in de ernst van de problematiek zal laten zien. Het is weliswaar mogelijk dat er periodes van (relatieve) stabiliteit zullen zijn in het leven van de verdachte en dat hij kan profiteren van de structuur en duidelijkheid van een penitentiaire inrichting, maar de persoonlijkheidsstructuur blijft in de kern onveranderd en de verdachte blijft ook vanuit zijn problematiek een risico vormen. In het aanvullend onderzoek is zichtbaar dat de dynamiek die, indien bewezen, in het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, onveranderd vorm blijft krijgen vanuit de bij de verdachte aanwezige pathologie en zich ook op de huidige afdeling afspeelt. Hij ervaart gevoelens van krenking, benadeling, miskenning en/of afwijzing en overdekt deze met agressieve fantasieën. De verwachting is dat zolang de verdachte niet intensief wordt behandeld dit onverminderd aanwezig zal blijven.
Volledige genezing van de huidige pathologie achten de deskundigen ook met het eventueel (theoretisch) onmiddellijk aanvangen van de tbs behandeling onwaarschijnlijk. Op basis van het oorspronkelijke uitvoerige PBC-rapport en het aanvullend onderzoek bestaat het beeld dat het hoogst haalbare zal zijn om de verdachte met een duidelijke steunstructuur in semi-vrijheid te laten functioneren. Dat in de toekomst een volledige resocialisatie door een afbouw van de gecreëerde omgevingsprothese en het beëindigen van de maatregel een kans van slagen heeft, achten de deskundigen niet in lijn met de verwachtingen. Wel zou een tbs behandeling het acute en lange termijn recidive risico aanzienlijk kunnen verkleinen en de nodige steunstructuur rondom betrokkene kunnen bouwen waardoor het aanwezige basisrisico gemanaged kan worden.
De behandeling bij de verdachte zou niet gericht moeten zijn op volledige genezing, maar in eerste instantie op vermindering van het risico. Een belangrijk gegeven hierin is dat ook binnen detentie sprake is van een verhoogd risico op ernstige agressieve doorbraken.
De verdachte voelt zich gekwetst, miskend en afgewezen en heeft almachtsfantasieën waarbij hij het met geweld de “rekening vereffent”. Het gevaar is dat betrokken zeer vaak “vals alarm” geeft. Hij spreekt vaak over agressie en zelfdoding zonder het uit te voeren waardoor omstanders het al snel als “theatraal” kunnen labelen. Er gaat daarbij ook weinig expliciete dreiging van de verdachte uit, waardoor de aandacht van betrokken hulpverleners gemakkelijk kan verslappen. Dit risico bestaat juist ook in een setting waarin geen socio-therapeutisch klimaat bestaat en betrokken personeel slechts beperkt is onderlegd in de observatie en bejegening van personen met dergelijke problematiek en in het adequaat managen van de veiligheidsrisico’s die dit met zich mee kan brengen.
Gelet op de beschreven complexe psychopathologie en de daarmee samenhangende, zoals hierboven beschreven, kans op herhaling van gedragingen als het thans ten laste gelegde, adviseren de deskundigen aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Er bestaat een hoog recidiverisico, vooral wanneer er in de toekomst sprake is van (verdere) stuwing van onderliggende agressieve- en onlustgevoelens. De verdachte is hierbij met name kwetsbaar voor spanningen vanuit interpersoonlijke contacten die op meerdere betrekkingsniveaus plaatsvinden. Hoewel de vastgestelde pathologie sterk geconsolideerd is, wordt gedurende het onderzoek echter wel al enige ontwikkeling waargenomen in de benaderbaarheid en bereidheid van betrokkene om de problematiek te bespreken en bewerken. Dit maakt dat de deskundigen enerzijds weliswaar verwachten dat de vereiste behandeling intensief en langdurig zal zijn, anderzijds ook dat zij de pathologie niet onbewerkbaar achten. Behandeling binnen een minder zwaar kader dan tbs met verpleging van overheidswege wordt (vanwege de verwachte duur en behandelintensiteit) niet haalbaar geacht.
Het oordeel van het hof
In het meest recente aanvullende Pro Justitia rapport, opgemaakt na het vonnis in eerste aanleg, hebben de deskundigen – kort gezegd - geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek die een structurele aard kent en al jarenlang aanwezig is. De problematiek is letterlijk met de verdachte vervlochten. Het is volgens de deskundigen zo goed als uitgesloten dat de verdachte zonder intensieve behandeling een vermindering in de ernst van de problematiek zal laten zien. De verdachte ervaart gevoelens van krenking, benadeling, miskenning en/of afwijzing en overdekt deze met agressieve fantasieën. De verwachting is dat zolang betrokkene niet intensief wordt behandeld dit onverminderd aanwezig zal blijven.
De deskundigen hebben geadviseerd de thans bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het hof neemt dit advies over en neemt de verminderde toerekenbaarheid als uitgangspunt.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen evenwel klip en klaar benoemd dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen op 4 en 6 mei 2022 het wederrechtelijke van zijn handelen heeft ingezien. Hij heeft de gevolgen van zijn handelen kunnen overzien. Deze omstandigheid weegt het hof eveneens mee bij zijn oordeel omtrent de op te leggen straf en maatregelen.
Voorts hebben de deskundigen ter terechtzitting even helder verwoord dat de verdachte een gevaar vormde en vormt voor zijn omgeving en ook thans gedurende detentie een gevaar kan vormen voor anderen. Dit komt voort uit het gedurende een lange periode herhaaldelijk overdenken (rumineren) van agressieve fantasieën, waarbij hij niet in staat is deze uit zichzelf te doen afnemen, als gevolg waarvan er sprake is van een concreet risico op impulsdoorbraken.
De deskundigen hebben benadrukt dat het van groot belang is om dit risico op de meest efficiënte manier te controleren. Het gevaar is dat in een onvoldoende therapeutische setting het gedrag van de verdachte niet disruptief genoeg is om structurele veiligheidsmaatregelen te nemen. De verdachte kan immers aan de oppervlakte langdurig functioneren zonder acuut gevaarlijk gedrag te laten zien, terwijl minder aan de oppervlakte al sprake is van langdurige stuwing van agressieve gedachtes. Dat betekent dat onderliggend het risico op een impulsdoorbraak door dat herhaaldelijk overdenken juist toeneemt.
Daarbij hebben de deskundigen er op gewezen dat de detentiesituatie ten tijde van de uitvoering van het aanvullende ambulante onderzoek als een ‘snelkookpan’ kan worden beschouwd voor stuwing van frustratie en agressie: de verdachte wordt immers frequent geconfronteerd met nieuwe, voor hem onveilig en bedreigend aanvoelende, medegedetineerden, terwijl hij tijdens detentie niet meer over manieren beschikt waarop hij eerder wel trachtte onlustgevoelens te reguleren door zich terug te trekken in zijn huis, door lange autoritten te maken of door het juist veelvuldig aangaan van seksuele contacten. Een langdurig verblijf in een dergelijke setting zou een potentieel nadelig effect kunnen hebben op de uiteindelijke kans van slagen van een tbs behandeling.
De verdachte ervaart moeilijkheden in het contact met medegedetineerden en heeft beelden hoe hij met het aanwezige gereedschap medegedetineerden vermoordt. Zo heeft hij uitvoerig besproken hoe hij bij het zien van een stanleymes nadenkt over het doorsnijden van de keel van een medegedetineerde. Dit toont grote gelijkenis met de opbouw naar de (toevoeging hof: thans bewezenverklaarde) feiten. De verdachte voelt zich gekwetst, miskend en afgewezen en heeft almachtsfantasieën waarbij hij met geweld hierop reageert. De verdachte spreekt echter vaak over agressie en zelfdoding zonder het uit te voeren waardoor omstanders het al snel niet meer serieus nemen en bij gebrek aan expliciete dreiging de aandacht van betrokken begeleiding en hulpverleners gemakkelijk kan verslappen. Dit risico bestaat juist ook in een setting waarin geen socio-therapeutisch klimaat bestaat en betrokken personeel slechts beperkt is onderlegd in de observatie en bejegening van personen met dergelijke problematiek en in het adequaat managen van de veiligheidsrisico’s die dit met zich mee kan brengen.
Een volledige genezing van de huidige pathologie achten de deskundigen ook met het eventueel (theoretisch) onmiddellijk aanvangen van een tbs-behandeling onwaarschijnlijk. Het hoogst haalbare zal zijn om de verdachte met een duidelijke steunstructuur in semi-vrijheid te laten functioneren. Een toekomstige volledige resocialisatie achten de deskundigen niet in lijn met de verwachtingen. Wel zou een tbs behandeling het acute en lange termijn recidiverisico aanzienlijk kunnen verkleinen en de nodige steunstructuur rondom betrokkene kunnen bouwen waardoor het aanwezige basisrisico gemanaged kan worden. De deskundigen achten een tbs behandeling ook na een langdurige gevangenisstraf nog zinvol en haalbaar.
Tot het moment waarop een tbs behandeling kan aanvangen zal de verdachte verblijven in een penitentiaire inrichting. Het acuter toestandsbeeld van de verdachte is niet die van een psychiatrische ontregeling in engere zin zoals een psychose. Plaatsing binnen een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) zal om die reden niet aan de orde zijn. Maar de deskundigen zien vanuit een forensisch gedragskundig perspectief beredeneerd, een plaatsing binnen een afdeling met een extrazorgvoorziening (EZV) op lange termijn eveneens als een onverantwoord risico voor de bescherming van anderen.
De deskundigen adviseren om de verdachte te plaatsen binnen een socio-therapeutisch leefklimaat zoals dat geboden wordt binnen Nederlandse tbs-klinieken. Wat betreft de aard adviseren de deskundigen een klinische opname binnen een therapeutisch leefklimaat. Het gaat om de hoogste intensiteit van behandeling en de hoogste mate van veiligheid. De deskundigen benadrukken dat de eventuele kans op genezing of uitstroom uit de tbs hierbij niet de hoofdgedachte is, maar veel meer het beheersbaar houden van het huidige risico.
De duur van de op te leggen gevangenisstraf
Het hof is gelet op het voorgaande en anders dan de rechtbank van oordeel dat een levenslange gevangenisstraf niet passend is, nu de bewezenverklaarde feiten niet volledig, maar in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Om die reden zal het een tijdelijke gevangenisstraf opleggen.
Rekening houdend met de omstandigheid dat het gaat om drie moorden en twee pogingen daartoe, de ernst van die feiten, de verminderde toerekenbaarheid van de bewezenverklaarde feiten komt het hof, alles afwegende, tot het oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren moet worden opgelegd.
De omstandigheid dat de redelijke termijn van de behandeling in hoger beroep op de dag van de uitspraak met een maand en drie dagen is overschreden, is een omstandigheid die op de duur van de op te leggen gevangenisstraf geen invloed zal kunnen hebben. Niet alleen is de overschrijding gering van omvang, voor de behandeling van de strafzaak in hoger beroep heeft het hof een nadere rapportage door het Pieter Baan Centrum noodzakelijk gevonden waardoor de inhoudelijke behandeling niet eerder dan na het tot stand komen van dat rapport heeft kunnen plaatsvinden.
TBS maatregel met verpleging van overheidswege
De mate van toerekening is verder relevant voor de beantwoording van de vraag of aan de verdachte tbs met verpleging van overheidswege kan worden opgelegd. Wettelijk is daarvoor immers vereist dat de verdachte leed aan stoornissen van zijn geestvermogens ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, in casu het plegen van drie moorden, twee pogingen tot moord en bedreiging. Nu dit bovendien misdrijven betreft waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en het feit betreft dat in artikel 285, eerste lid, Sr strafbaar is gesteld en duidelijk is dat de algemene veiligheid van personen de maatregel van tbs eist, kan bedoelde vraag bevestigend worden beantwoord. Verder vereist de algemene veiligheid van personen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Andere, minder ingrijpende opties zijn er niet om het gevaar dat de verdachte vormt terug te dringen en het hof zal deze maatregel dan ook opleggen aan de verdachte.
Het hof legt terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ook op ter zake van een misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van een of meer personen, dus geweldsmisdrijven, zoals in ieder geval blijkt uit hetgeen het hof onder 1, 2, 3, 4 en 5 heeft bewezen verklaard. Hieruit volgt dat sprake is van een zogenaamde niet-gemaximeerde terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het hof maakt geen gebruik van de mogelijkheid een advies te geven omtrent de aanvang van de tbs behandeling. In de afweging van alle belangen, ook het belang van het zo vroeg mogelijk kunnen beginnen aan een behandeling, staan in deze zaak de vergelding en generale preventie voorop.
Wel staat het hof stil bij het dringende advies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum om de verdachte te laten verblijven in een socio-therapeutische omgeving gedurende de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf en dus voorafgaand aan de aanvang van de tbs behandeling. Dit advies zou een zwaarwegende factor behoren te zijn bij de toepassing van artikel 15 van de Penitentiaire Beginselenwet door de minister van Justitie en Veiligheid.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Maatregel van artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Tot slot zal het hof nog de maatregel van artikel 38z Sr opleggen, opdat toezicht mogelijk blijft op de verdachte, als hij zijn straf heeft uitgezeten en de tbs-behandeling verantwoorde terugkeer in de maatschappij mogelijk heeft gemaakt. Weliswaar achten de deskundigen, zoals hiervoor omschreven, een toekomstige volledige resocialisatie niet in lijn met de verwachtingen, maar voor het geval het toch zover komt, kan de maatregel van artikel 38z Sr aan de orde komen. Deze maatregel, die zo nodig levenslang kan duren, is bij uitstek in het leven geroepen voor een feitencomplex als het onderhavige en maakt het mogelijk voor het openbaar ministerie om, ook na het einde van de tbs, risico inschattingen te maken en daarop voorwaarden aan het gedrag van de veroordeelde aan de rechter voor te leggen. Nu de advocaten-generaal aan hun vordering niet een met redenen omkleed en ondertekend advies van een reclasseringsinstelling hebben overgelegd, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 38z, Sr, zal het hof deze maatregel ambtshalve opleggen.
Aan de wettelijke vereisten voor opleggen van deze maatregel is voldaan, nu aan de verdachte de maatregel van tbs (met verpleging van overheidswege) wordt opgelegd en naar het oordeel van het hof dient die oplegging, gelet op de op dit moment geldende risico inschatting van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, de bescherming van de algemene veiligheid van personen.
Beslag
Onder de verdachte zijn in beslag genomen: een vuurwapen, een onderhoudsset van dit wapen, munitie, een taser en een mes. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, en derhalve ingevolge de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het hof zal deze voorwerpen dan ook onttrekken aan het verkeer.
Onder de verdachte zijn voorts in beslag genomen: een handdoek, een handschoen, een rugzak, een stuk papier, een telefoon (Motorola), een harddisk en een telefoon (Samsung). Deze voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
In dit strafproces hebben 37 personen zich gesteld als benadeelde partij en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Het hof een overzicht opgenomen van de door de benadeelden ingestelde vorderingen zoals deze in de procedure in hoger beroep nog aan de orde zijn. Kort gezegd hebben alle benadeelde partijen hun vordering, voor zover deze niet waren toegewezen door de rechtbank, gehandhaafd in hoger beroep. Enkele benadeelde partijen hebben hun vordering in hoger beroep verhoogd. De vorderingen zijn als zodanig opgenomen in dit schema. Voor zover deze echter zijn verhoogd, zullen de benadeelden niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel.
*vordering verhoogd in hoger beroep
Benadeelde
Gevorderd in hoger beroep totaal
Gevorderdimmaterieel
Gevorderd materieel
1 [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]
€ 1.051,45
a € 1.000,00
b € 51,45 reiskosten
2 [benadeelde 2]
€ 22.414,32
a € 20.000,00 affectie
b € 414,32 reis-, parkeer-, verletkosten
c € 2.000,00 toekomstige schade
3 [benadeelde 3]
€ 22.555,77
a € 17.500,00 affectie
b € 67,80 reiskosten uitvaart
c € 378,22 reis- en parkeerkosten
d € 2.409,75 professionele hulp
e € 200,00 kosten studievertraging
f € 2.000,00 toekomstige schade
4 [benadeelde 4]
€ 21.326,22
a € 17.500,00 affectie
b € 124,74 reiskosten uitvaart
c € 1.701,48 reis-, parkeer- & verletkosten
d € 2.000,00 toekomstige schade
5 [benadeelde 5]
€ 22.178,04
a € 17.500,00 affectie
b € 31,50 reiskosten uitvaart
c € 477,34 overige reis- en parkeerkosten
d € 2.169,20 verlofuren
e € 2.000,00 toekomstige schade
6 [benadeelde 6]
€ 20.317,80
a € 17.500,00 affectie
b € 399,84 reiskosten uitvaart
c € 417,96 verletkosten
d € 2.000,00 toekomstige schade
7 [benadeelde 7]
€ 26.380,83
a € 17.500,00 affectie
b € 270,96 reiskosten uitvaart
c € 994,24 reis-, parkeer- en verletkosten
d € 5.500,00 afwikkeling nalatenschap
e € 115,63 kosten kinderopvang
f € 2.000,00 toekomstige schade
8 [benadeelde 8]
€ 2.480,73
n.v.t.
a € 480,73
b € 2.000,00 toekomstige schade
9 [benadeelde 9]
€ 82.913,53
a € 20.000,00 affectie
b € 40.000,00 schok
c € 11.543,30 kosten lijkbezorging
d € 1.053,56 reis- parkeer, verletkosten
e € 316,67 eigen risico 2022
f € 10.000,00 toekomstige schade
10 [benadeelde 10]
€ 59.500,00
a € 17.500,00 affectie
b € 40.000,00 schok
c € 2.000,00 toekomstige schade
11 [benadeelde 11]
€ 59.500,00
a € 17.500,00 affectie
b € 40.000,00 schok
c € 2.000,00 toekomstige schade
12 [benadeelde 12]
€ 42.764,68
a affectie
prim € 20.000,00
subs € 17.500,00
b € 20.000,00 schok
c € 526,01 reis- en parkeerkosten
d € 238,67 eigen risico 2022
e € 2.000,00 toekomstige schade
13 [benadeelde 13]
€ 22.915,96
a € 20.000,00 schok
b € 600,51 reis- en parkeerkosten
c € 315,45 eigen risico 2022
d € 2.000,00 toekomstige schade
14 [benadeelde 14]
€ 3.083,81
n.v.t.
a € 211.45 reis- en parkeerkosten
b € 637,00 medische behandeling
c € 235,36 eigen risico 2022
d € 2.000.- toekomstige schade
15 [benadeelde 15]
€ 80.278,41
a € 20.000,00 affectie
b € 40.000,00 schok
c € 18.952,02 kosten lijkbezorging
d € 314,41 gemaakte reiskosten
e € 241,98 mentale ondersteuning
f € 770,00 toekomstige schade (eigen risico twee jaren)
16 [benadeelde 16]
€ 65.734,32
a € 20.000,00 affectie
b € 40.000,00 schok
c € 5.004,20 gederfd inkomen
d € 730,12 toekomstige schade (eigen risico twee jaren)
17 [slachtoffer D, tevens benadeelde 17]
€ 60.819,86
a € 20.000,00 smartengeld
b € 35.000,00 schok
c € 283,90 eigen risico 2022
d € 351,43 eigen risico 2023
e € 217,00 ziekenhuis daggeld (7 dagen) *
f € 59,70 medische kosten; medicatie
g € 350,00 kleding
h € 50,00 iPhone oortjes
i € 4.507,83 kosten rijbewijs
18 [benadeelde 18]
€ 44.965,46
a € 17.500,00 affectie
b € 20.000,00 schok
c € 400,41 reis- en parkeerkosten
d € 340,09 eigen risico 2022
e € 385,00 eígen risico 2024*
f € 6.339,96 inkomstenderving
19 [benadeelde 19]
€ 12.500,00
a € 12.500,00 schok
n.v.t.
20 [benadeelde 20]
€ 18.083,36
a € 17.500,00 affectie/schok
b € 205,40 eigen risico 2022
c € 377,96 eigen risico 2023
21 [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]
€ 55.218,39
a € 20.000,00 smartengeld
b € 35.000,00 schok
c € 60,00 parkeerkosten
d € 44,99 kleding
e € 23,95 medische hulpmiddelen
f € 89,45 nachtlampje en voedingskussen
22 [benadeelde 22]
€ 17500 ,00
a € 17.500,00 affectie
n.v.t.
23 [benadeelde 23]
€ 43.220,28
a € 17.500,00 affectie
b € 20.000,00 schok
c € 5.720,28 gederfde inkomsten*
24 [benadeelde 24]
€ 12.807,55 en
€ 500,- proceskosten
n.v.t.
a € 12.807,55 vordering loonregres
25 [benadeelde 25]
€ 14.385,00
a € 14.000,00 schok
b € 385,- eigen risico 2024*
26 [benadeelde 26]
€ 15.385,00
a € 15.000,00 schok
b € 385,- eigen risico 2024*
27 [benadeelde 27]
€ 15.000,00
a € 15.000,00 oogmerk/schok
n.v.t.
28 [benadeelde 28]
€ 16.657,63
a € 15.000,00 schok
b € 42,77 reiskosten
c € 385,00 eigen risico 2023
d € 1.229,86 verlies inkomen
29 [benadeelde 29]
€ 12.839,77
a € 10.000,00 schok
b € 730,22 reiskosten*
c € 385,00 eigen risico 2022
d € 385,00 eigen risico 2023
e € 202,20 hogere premie 2023
f € 200,00 mentale ondersteuning
g € 69,98 verzwarings- deken en kussen
h € 49,87 medicatie
i € 385,- eigen risico 2024*
j € 152,- medische keuring CBR*
k € 280,50 extra reiskosten
30 [benadeelde 30]
€ 14.080,22
a € 12.500,00 schok
b € 61,18 reiskosten
c € 300,01 eigen risico 2022
d € 385,00 eigen risico 2023
e € 602,19 zorgkosten en medicatie
f € 137,46 aanvullende zorgkosten 2023/2024*
g € 94,38 reiskosten 2023/2024*
31 [benadeelde 31]
€ 27.264,59
a € 15.000,00 schok
b € 620,40 reiskosten
c € 176,46 eigen risico 2022
d € 385,00 eigen risico 2023
e € 614,14 fysiotherapie
g € 9.350,00 studievertraging
h € 385,- eigen risico 2024*
i € 733,59 reiskosten 2023/2024*
32 [benadeelde 32]
€ 15.567,99 en € 100,- proceskosten
a € 15.000,00 schok
b € 217,99 reiskosten
c € 350,- medische kosten*
33 [benadeelde 33]
€ 23.161,91
a € 15.000,00 schok
b € 61,91 reiskosten
c € 8.100,00 aanschaf/opleiding hulphond
34 [benadeelde 34]
€ 15.908,63
a € 15.000,00 schok
b € 231,46 reiskosten
c € 677,17 kosten overig
35 [benadeelde 35]
€ 15.000,00
a € 15.000,00 schok
n.v.t.
36 [benadeelde 36]
€ 12.500,00 en € 47,79 proceskosten
a € 12.500,00 schok
n.v.t.
37 [benadeelde 37]
€ 15.000,00
a € 15.000,00 schok
n.v.t.
In de aanloop naar de inhoudelijke behandeling van 15, 19 en 26 november 2024 heeft een aantal schriftelijke rondes plaatsgevonden. Voor 1 juni 2024 konden de benadeelden hun visie op het oordeel van de rechtbank kenbaar maken. Vervolgens kon voor 1 juli 2024 namens de verdediging hierop worden gereageerd, waarna de benadeelden voor 1 oktober konden reageren op de verdediging. Bij pleidooi heeft de verdediging haar definitieve standpunt ingenomen, waarna de benadeelden nog eenmaal konden reageren. Uiteindelijk heeft de verdediging bij dupliek als laatste de gelegenheid gehad te reageren.
De verdediging heeft een groot aantal materiële schadeposten van diverse benadeelden (expliciet) niet betwist. Deze vorderingen worden in beginsel door het hof toegewezen en dit is per benadeelde uitgewerkt.
Ten aanzien van gevorderde reis-, parkeer- en verletkosten overweegt het hof als volgt. Voor zover deze kosten zijn gemaakt vanwege het ondergaan van medische behandelingen als gevolg van een bewezenverklaard feit, zijn deze kosten aan te merken als materiële schade. Vereist is wel dat de kosten in zichzelf redelijk zijn en de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Ten aanzien van de overige reis-, parkeer- en verletkosten die bijvoorbeeld zien op een bezoek aan een advocaat, de politie, slachtofferhulp of het bijwonen van een uitvaart, geldt doorgaans dat deze schadeposten niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreeks gevolg van (een van) de bewezenverklaarde feiten. In dat geval zullen deze vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vorderingen die zien op ander nadeel (immateriële schade) heeft het hof telkens, ook wanneer deze niet betwist waren, beoordeeld of zich een geval voor heeft gedaan waardoor een aanspraak op deze immateriële schadevergoeding is ontstaan. Ten aanzien van gevorderde affectieschade als bedoeld in artikel 6:107 lid 1 en 6:108 lid 1 in verbinding met artikel 6:108 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het hof de vergoeding in voorkomend geval toegewezen conform de tabel als opgenomen in het Besluit vergoeding affectieschade.
Voor zover schokschade is gevorderd is per vordering uitgewerkt waarom deze vordering al dan niet voor toewijzing in aanmerking komt. In zijn algemeenheid overweegt het hof dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Voorts overweegt het hof dat het recht op vergoeding van de schade beperkt is tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel. Dit geestelijk letsel dient gelet op de aard, duur en/of gevolgen ernstig te zijn en in voldoende mate objectiveerbaar. Tot slot overweegt het hof dat hij ten aanzien van de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht de gezichtspunten heeft gehanteerd als verwoord door de Hoge Raad in zijn arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958). Ten aanzien van het eerste gezichtspunt (de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed) verwijst het hof in beginsel naar de overwegingen ten aanzien van de feitelijke toedracht in dit arrest. Ten aanzien van de andere gezichtspunten, kort gezegd de confrontatie en de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en het secundaire slachtoffer, zal per vordering een beoordeling en afweging worden gemaakt.
Wanneer sprake is van samenloop van affectieschade en schokschade zal het hof wat de Hoge Raad hier over heeft overwogen betrekken (ECLI:NL:HR:2022:958):
‘Naast een aanspraak op vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van door een hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, kan een secundair slachtoffer ook, als naaste van het primaire slachtoffer, een aanspraak hebben op een vaste vergoeding op grond van de artikelen 6:107 lid 1, aanhef en onder b, BW en 6:108 lid 1 in verbinding met artikel 6:108 lid 3 BW (‘affectieschade’). In zo’n geval van samenloop van deze aanspraken zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door de hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, rekening wordt gehouden met die aanspraak op affectieschade.’
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 1.051,45.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte enkel ten aanzien van de reiskosten betwist.
Immateriële schade
Het slachtoffer [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] vordert smartengeld vanwege de bedreigingen die zij van de verdachte heeft ontvangen, welke bewezen zijn onder feit 6. De berichten die de verdachte heeft gestuurd hadden een bijzonder beangstigend en bedreigend karakter en hadden tot gevolg dat de benadeelde diende onder te duiken tot de verdachte was aangehouden. Daarnaast is de benadeelde een kwetsbare jonge vrouw met een verstandelijke beperking die voorheen cliënt was bij de zorgboerderij. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde op een andere wijze in haar persoon aangetast. Een en ander is door de verdediging ook niet betwist. Ten aanzien van de hoogte van het smartengeld heeft het hof gekeken naar bedragen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn toegewezen en begroot het hof naar billijkheid de omvang van het smartengeld op
€ 2.500,-. Door de benadeelde is een bedrag van € 1.000,- gevorderd, welk bedrag zal worden toegewezen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is lager dan het bedrag dat het hof heeft vastgesteld. Het hof kan echter niet een hoger bedrag toewijzen dan is gevorderd door de benadeelde partij. Wel zal het hof het bedrag van € 2.500,- als betalingsverplichting in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel opleggen aan de verdachte.
Materiële schade: reiskosten
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Voor zover het de reiskosten betreft die gemoeid waren met het onderduiken als gevolg van de bedreigingen door de verdachte, worden deze toegewezen. Dit betreffen de reiskosten gemaakt op 4 en 5 mei 2022 voor een bedrag van € 11,49.
Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Het voor de materiële schade toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer F, tevens benadeelde 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.511,49 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer F, tevens benadeelde 1].
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vorderingen nabestaanden [slachtoffer A]
De nabestaanden van [slachtoffer A], te weten [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 7] en [benadeelde 8] hebben zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde. In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde dan wel verlaagde bedragen:
- [ benadeelde 2]: € 22.414,32;
- [ benadeelde 3]: € 22.555,77;
- [ benadeelde 4]: € 21.326,22;
- [ benadeelde 5]: € 22.698,34, in hoger beroep verlaagd naar € 22.178,04;
- [ benadeelde 6]: € 20.317,80;
- [ benadeelde 7]: € 26.380,83;
- [ benadeelde 8]: € 2.877,32, in hoger beroep verlaagd naar € 2.867,20.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: affectieschade
De door de benadeelden gevorderde vergoedingen van affectieschade zijn door de verdediging niet betwist en worden, conform de tabel opgenomen in het Besluit vergoeding affectieschade, toegewezen.
Materiële schade: reiskosten uitvaart
De reiskosten waarvan is gesteld dat de benadeelden deze hebben gemaakt voor het ondersteunen van [benadeelde 2] na het overlijden, het regelen van de begrafenis, de voorbereiding van de begrafenis en de begrafenis kunnen niet zonder nadere onderbouwing als kosten lijkbezorging of rechtstreekse schade anderszins worden aangemerkt. De benadeelden zijn niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen.
Materiële schade: reis- parkeer- en verletkosten
De benadeelden worden niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van hun vorderingen, aangezien deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Materiële schade: overige schadeposten
De schadeposten ‘professionele hulp’ en ‘kosten studievertraging’ ([benadeelde 3]), en ‘afwikkeling nalatenschap’ en ‘kosten kinderopvang’ ([benadeelde 7]) komen, gelet op het exclusieve karakter van artikel 6:108 BW niet voor vergoeding in aanmerking, zodat de benadeelden niet-ontvankelijk zijn in dit deel van hun vorderingen.
Toekomstige schade: eventueel hoger beroep
De benadeelden hebben allen een bedrag van € 2.000,00 gevorderd voor ‘toekomstige schade’. In hoger beroep is dit bedrag niet nader onderbouwd. De benadeelden worden niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van hun vorderingen.
Vordering van [benadeelde 8]
De gevorderde materiële schade (‘verlies inkomen’) kan niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wettelijke rente
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7]
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor elk van de benadeelden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Proceskosten [benadeelde 8]
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij [benadeelde 8] te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de verdachte begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer A]
Aan de nabestaanden van [slachtoffer A] zijn de volgende bedragen toegewezen:
- [ benadeelde 2]: € 20.000,00;
- [ benadeelde 3]: € 17.500,00;
- [ benadeelde 4]: € 17.500,00;
- [ benadeelde 5]: € 17.500,00;
- [ benadeelde 6]: € 17.500,00;
- [ benadeelde 7]: € 17.500,00.
Nu vaststaat dat de verdachte tot bovengenoemde bedragen
aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente van 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer A], te weten
[benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4],
[benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7].
Nabestaanden [slachtoffer B]
De nabestaanden van [slachtoffer B], te weten [benadeelde 9],
[benadeelde 10], [benadeelde 11], [benadeelde 12], [benadeelde 13] en
[benadeelde 14] hebben zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 bewezenverklaarde. In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedragen:
- [ benadeelde 9]: € 82.913,53;
- [ benadeelde 10]: € 59.500,00;
- [ benadeelde 11]: € 59.500,00;
- [ benadeelde 12]: € 42.764,68;
- [ benadeelde 13]: € 22.915,96;
- [ benadeelde 14]: € 3.083,81.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: affectieschade
De door de benadeelden gevorderde vergoedingen van affectieschade zijn door de verdediging niet betwist en worden, conform de tabel opgenomen in het Besluit vergoeding affectieschade, toegewezen. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 12] is het hof van oordeel dat zij gelet op de zodanig nauwe persoonlijke relatie die zij tot haar overleden zus had, als naaste als bedoeld in artikel 6:108 lid 4 onder g BW kan worden aangemerkt.
Immateriële schade: schokschade
De nabestaanden van [slachtoffer B] vorderen, met uitzondering van [benadeelde 14], vergoeding van schokschade. Deze schade wordt door de verdediging (deels) betwist.
Al deze benadeelden zijn geconfronteerd met de gevolgen van de schietpartij. [benadeelde 9], [benadeelde 10] en [benadeelde 11] hebben het slachtoffer in het mortuarium geïdentificeerd en zijn daarbij geconfronteerd met de verwondingen op haar lichaam. Benadeelden [benadeelde 12] en
[benadeelde 13] zijn ergens anders geconfronteerd met de verwondingen van [slachtoffer B]. Daarbij hebben zij gezien: het inzakken van de neus, de (verder) opengescheurde huid op het gezicht en de schotwond in het hoofd. De confrontatie heeft bij de benadeelden geleid tot een hevige emotionele schok.
De benadeelden staan in een nauwe en affectieve relatie tot het slachtoffer: als levensgezel, ouder, zus en broer.
[benadeelde 9], [benadeelde 12] en [benadeelde 13] hebben met medische stukken onderbouwd dat bij hen sprake is van geestelijk letsel dat gelet op de aard en de gevolgen ernstig is. Ten aanzien van [benadeelde 9] geldt dat hij lijdt aan PTSS en dat hij cognitieve gedragstherapie onderging gericht op trauma- en rouw verwerking. Uit de door [benadeelde 12] overgelegde stukken blijkt dat ook zij lijdt aan PTSS als gevolg van de blootstelling aan ‘afschuwwekkende details aan het lichaam van haar zus’. Ook [benadeelde 13] lijdt aan ernstige PTSS klachten waarvoor hij EMDR en aanvullende cognitieve gedragstherapie heeft ondergaan.
De omvang van de schokschade van [benadeelde 9] en [benadeelde 12] wordt, rekening houdend met de aanspraak op affectieschade, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid voor de benadeelden [benadeelde 9] en [benadeelde 12] begroot op € 10.000,-.
Ten aanzien van [benadeelde 13] wordt de omvang van de schokschade, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 20.000,-.
Voor [benadeelde 10] en [benadeelde 11] geldt dat het hof begrijpt dat de dood van hun dochter een grote impact op hen heeft gehad. Het geestelijk letsel is door hen echter onvoldoende onderbouwd, waardoor zij niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in dat deel van hun vorderingen.
Materiële schade: kosten lijkbezorging ([benadeelde 9])
De vordering van [benadeelde 9] met betrekking tot de kosten lijkbezorging (€ 11.543,30) is niet betwist en wordt toegewezen. Deze kosten houden rechtstreeks verband met de uitvaart van het slachtoffer, zijn in overeenstemming met de omstandigheden van het slachtoffer en voldoende onderbouwd.
Materiële schade: reis- parkeer- en verletkosten ([benadeelde 9], [benadeelde 12], [benadeelde 13] en [benadeelde 14])
Door de benadeelden zijn reis- parkeer en verletkosten gevorderd. Voor [benadeelde 12] zijn deze kosten deels toewijsbaar tot een bedrag van € 293,11. Voor [benadeelde 13] zijn deze kosten deels toewijsbaar tot een bedrag van
€ 396,60.
Voor het overige worden de benadeelden niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van hun vorderingen, aangezien deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Materiële schade: eigen risico ([benadeelde 9], [benadeelde 12] en [benadeelde 13])
De gevorderde vergoedingen van het eigen risico 2022, worden toegewezen. Voor [benadeelde 9] een bedrag van
€ 316,67, voor [benadeelde 12] een bedrag van € 238,67, en voor [benadeelde 13] een bedrag van € 315,45. Het gebruik van het eigen risico houdt direct verband met kosten voor de behandeling van het vastgestelde geestelijk letsel van de benadeelden. Deze schadeposten zijn niet betwist en zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd.
Toekomstige schade: eventueel hoger beroep
De benadeelden hebben allen een bedrag gevorderd voor ‘toekomstige schade’. In hoger beroep is dit bedrag niet nader onderbouwd. De benadeelden worden niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van hun vorderingen.
Vordering van [benadeelde 14]
De gevorderde materiële schade (medische behandeling, eigen risico en reiskosten gerelateerd aan de behandeling) kan niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade en komen gelet op het exclusieve karakter van artikel 6:108 BW niet voor vergoeding in aanmerking, zodat de benadeelde niet-ontvankelijk is in dit deel van de vorderingen.
Wettelijke rente immateriële schade
De voor de immateriële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wettelijke rente materiële schade
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 maart 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten [benadeelde 9], [benadeelde 10], [benadeelde 11],
[benadeelde 12] en [benadeelde 13]
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [benadeelde 9], [benadeelde 10], [benadeelde 11], [benadeelde 12] en [benadeelde 13] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor elk van de benadeelden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Proceskosten [benadeelde 14]
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij
[benadeelde 14] te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de verdachte begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer B]
Aan de nabestaanden van [slachtoffer B] zijn de volgende bedragen toegewezen:
- [ benadeelde 9]: € 41.859,97;
- [ benadeelde 10]: € 17.500,00;
- [ benadeelde 11]: € 17.500,00;
- [ benadeelde 12]: € 28.031,78;
- [ benadeelde 13]: € 20.712,35.
Nu vaststaat dat de verdachte tot bovengenoemde bedragen
aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer B], te weten [benadeelde 9], [benadeelde 10], [benadeelde 11], [benadeelde 12] en [benadeelde 13].
Nabestaanden [slachtoffer C]
De nabestaanden van [slachtoffer C], te weten [benadeelde 15] en [benadeelde 16], hebben zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 bewezenverklaarde. In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde dan wel verlaagde bedragen:
- [ benadeelde 16]: € 66.504,20, in hoger beroep verlaagd
naar € 65.734,32;
- [ benadeelde 15]: € 86.909,21, in hoger beroep verlaagd
naar € 80.278,41.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: affectieschade
De door de benadeelden gevorderde vergoedingen van affectieschade zijn door de verdediging niet betwist en worden, conform de tabel opgenomen in het Besluit vergoeding affectieschade, toegewezen.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelden hebben via het nieuws vernomen dat er een schietpartij had plaatsgevonden op de zorgboerderij waar hun 16-jarige dochter op dat moment was. Onderweg naar de
zorgboerderij hebben zij telefonisch van de politie te horen gekregen dat hun dochter was overleden. De benadeelden hebben hun dochter geïdentificeerd en zijn daarbij op zeer indringende wijze geconfronteerd met de gewelddadige dood van hun dochter. Dit alles is blijkens de door de benadeelden afgelegde slachtofferverklaringen en de toelichting op de vorderingen als traumatisch ervaren. De benadeelden zijn gediagnosticeerd met PTSS. Aldus hebben zij met medische stukken onderbouwd dat bij hen sprake is van geestelijk letsel dat gelet op de aard en de gevolgen ernstig is.
De omvang van de schokschade van [benadeelde 16] en [benadeelde 15] wordt, rekening houdend met de aanspraak op affectieschade, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op
€ 10.000,- voor elk van hen.
Materiële schade: lijkbezorging ([benadeelde 15])
De schadepost ‘kosten lijkbezorging’ (€ 18.952,02) is niet betwist en wordt toegewezen. Dit zijn kosten die rechtstreeks verband houden met de begrafenis van het slachtoffer en in overeenstemming zijn met de omstandigheden van het slachtoffer en voldoende onderbouwd.
Materiele schade: toekomstige schade ([benadeelde 15] en
[benadeelde 16])
De schadeposten ‘toekomstige schade’ is in hoger beroep ingevuld met de kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering, voor [benadeelde 15] een bedrag van
€ 770,- en voor [benadeelde 16] een bedrag van € 730,12. Deze schadeposten zijn niet betwist en worden toegewezen: de zorgkosten zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd.
Materiele schade: reiskosten, mentale ondersteuning en gederfde inkomsten ([benadeelde 15] en [benadeelde 16])
De schadeposten ‘reiskosten’ (naar fysiotherapeut en psycholoog ad € 314,41, hof), ‘mentale ondersteuning’ (€ 241,98) en ‘gederfde inkomsten’ (€ 5.004,20) _zijn (deels) betwist. Het hof wijst de schadeposten toe: de genoemde kosten zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Het verweer van de verdediging dat niet is vast te stellen in hoeverre de gederfde inkomsten van [benadeelde 16] het gevolg zijn van het geestelijk letsel veroorzaakt door de confrontatie met de gevolgen van de onrechtmatige daad van de verdachte richting het primaire slachtoffer en niet het gevolg van het verdriet om het overlijden van het slachtoffer, wordt gepasseerd. Met deze samenloop dient in het kader van de vaststelling van de hoogte van de schokschade rekening te worden gehouden, maar deze is niet van belang bij de vaststelling voor de aansprakelijkheid voor de gevolgschade als gevorderd. Voor het hof is aannemelijk geworden enkel dat de schok en de gevolgen daarvan voor de [benadeelde 16] voldoende reden waren zijn geplande werkzaamheden tijdelijk niet uit te kunnen voeren. Dat het verdriet om het verlies van zijn dochter hierbij ook een rol heeft gespeeld, doet daar niet aan af.
Wettelijke rente immateriële schade
De voor de immateriële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wettelijke rente materiële schade
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor elk van de benadeelden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden van [slachtoffer C]
Aan de nabestaanden van [slachtoffer C] zijn de volgende bedragen toegewezen:
- [ benadeelde 15]: € 50.278,41;
- [ benadeelde 16]: € 35.734,32.
Nu vaststaat dat de verdachte tot bovengenoemde bedragen
aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de nabestaanden van
[slachtoffer C], te weten [benadeelde 15] en [benadeelde 16].
Vorderingen van [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en haar familie
Het slachtoffer [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en haar familieleden
[benadeelde 18], [benadeelde 19] en [benadeelde 20] hebben zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 bewezenverklaarde. De vordering van [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] heeft ook betrekking op de schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 4 bewezenverklaarde.
In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde dan wel gewijzigde bedragen:
- [ slachtoffer D, tevens benadeelde 17]: € 61.440,34,
in hoger beroep verlaagd tot € 60.819,86;
- [ benadeelde 18]: € 44.965,46;
- [ benadeelde 19]: € 12.500,00;
- [ benadeelde 20]: € 18.127,57,
in hoger beroep verlaagd tot € 18.083,36.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte deels betwist.
[slachtoffer D, tevens benadeelde 17]
Immateriële schade: smartengeld
[slachtoffer D, tevens benadeelde 17] is in het ziekenhuis opgenomen en tijdens een operatie is de kogel uit haar nek verwijderd. Zij mist een stukje van haar schedel waardoor een deel van de cerebrale cortex onvoldoende bescherming heeft. In geval van beschadiging kan dit invloed hebben op de motoriek en het gehoor. Daarnaast heeft zij als gevolg van het schietincident tinnitus opgelopen in beide oren. In verband met haar klachten heeft zij fysiotherapie ondergaan. De vordering ter zake van smartengeld is niet betwist en wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid wordt toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 20.000,-.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde heeft van heel dichtbij gezien dat haar beste vriendin [slachtoffer B] door het hoofd is geschoten. De benadeelde is direct daarna zelf neergeschoten. Zij kwam bij en lag naast het levenloze lichaam van [slachtoffer B]. Het is evident dat de benadeelde door de
confrontatie hiermee hevig emotioneel geschokt is geraakt. De benadeelde is als gevolg hiervan gediagnosticeerd met PTSS. Aldus is er sprake van geestelijk letsel dat gelet op de aard en de gevolgen ernstig is. De benadeelde heeft recht op vergoeding van schokschade. De omvang wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval waaronder de jonge leeftijd van de benadeelde en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid naar billijkheid begroot op € 25.000,-.
Materiële schade: eigen risico 2022 en 2023, medische kosten (medicatie) en kleding
De schadeposten ‘eigen risico 2022’ ad € 283,90, ‘eigen risico 2023’ ad € 351,43, ‘medische kosten (medicatie)’ ad € 59,70 en ‘kleding’ ad € 350,- zijn niet betwist, zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten worden volledig toegewezen.
Materiële schade: daggeld ziekenhuis
De schadepost ‘daggeld ziekenhuis’ is in hoger beroep verhoogd. Vorderingen tot schadevergoeding kunnen niet verhoogd worden in hoger beroep.
Het in eerste aanleg gevorderde bedrag (€ 150,00) is niet betwist en wordt toegewezen. De schadepost is het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en is voldoende onderbouwd. Voor het overige (€ 67,00) wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering nu dit deel een verhoging in hoger beroep betreft die de wet niet toestaat.
Materiële schade: iPhone-oortjes
Ten aanzien van de schadepost ‘iPhone-oortjes’ wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, aangezien deze post onvoldoende is onderbouwd.
Materiële schade: rijbewijs
De benadeelde heeft vergoeding van de kosten voor het volgen van rijlessen gevorderd, aangezien zij kort na 6 mei 2022 zou afrijden en door de gebeurtenissen op 6 mei 2022 hiertoe niet in staat was en in de toekomst hiertoe ook niet in staat zal zijn. Door de verdediging is erkend dat [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] 20 mei 2022 niet in staat was om af te rijden en overigens heeft de verdediging niet betwist dat zij nooit meer in staat zal zijn om af te rijden.
Het hof overweegt dat [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] lijdt aan ernstig geestelijk letsel. Hierdoor is zij constant hulpbehoevend, kan zij niet alleen zijn en lijdt zij aan epileptische aanvallen. Voorts is zij bijzonder angstig bij het horen van sirenes en helikopters. Ondanks langdurige, intensieve traumabehandeling is de situatie van [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] tot op heden niet verbeterd en heeft zij constant begeleiding nodig. Voor het hof is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] niet binnen afzienbare tijd opnieuw rijlessen zal kunnen nemen en op zal kunnen gaan voor haar rijexamen. Het hof gaat er dan ook van uit wanneer zij ooit wel weer in staat zal zijn om rijlessen te volgen, zij van voren af aan zal moeten beginnen. Dit betekent dat de kosten die de benadeelde heeft gemaakt voor het volgen van rijlessen vergeefs zijn geweest, aangezien zij haar rijexamen niet heeft kunnen doen en ook niet binnen afzienbare termijn en wellicht nooit zal kunnen doen.
Het hof overweegt dat wanneer iemand uitgaven heeft gedaan ter verkrijging van een op zichzelf niet op geld waardeerbaar onstoffelijk voordeel, zoals het doen van rijexamen, en zij dit voordeel heeft moeten missen, zal met het oog op het begroten van de door haar geleden schade - die als vermogensschade moet worden aangemerkt - als uitgangspunt hebben te gelden dat de waarde van het gemiste voordeel moet worden gesteld op de voor het verkrijgen daarvan gedane uitgaven die hun doel hebben moeten missen. Concreet betekent dit dat het hof de waarde van het gemiste voordeel stelt op de totale kosten voor de rijlessen die de benadeelde heeft gevolgd, zijnde een bedrag van € 4.507,83 en dat dit bedrag zal worden toegewezen.
[benadeelde 18]
Immateriële schade: affectieschade
Er is in onvoldoende mate gesteld dat het letsel van het slachtoffer te kwalificeren is als ernstig en blijvend letsel zoals dat wel is vereist om volgens de wet aanspraak te kunnen maken op affectieschade. Dit betekent dat de benadeelde niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde is kort nadat [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] is neergeschoten in het ziekenhuis geconfronteerd met de directe gevolgen daarvan. De benadeelde staat als moeder in een nauwe en affectieve relatie tot [slachtoffer D, tevens benadeelde 17]. De benadeelde heeft met medische stukken onderbouwd dat zij lijdt aan PTSS. Het hof is van oordeel dat sprake is van - gelet op aard en gevolgen - ernstig geestelijk letsel. De omvang van de schade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-. Voor het overige is de benadeelde niet-ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade (eigen risico 2022 en inkomstenderving)
De schadeposten ‘eigen risico 2022’ ad € 340,09 en ‘gederfde inkomsten’ ad € 6.339,96 zijn niet betwist, zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten worden volledig toegewezen.
Materiële schade: eigen risico 2024
De schadepost ‘eigen risico 2024’ is in hoger beroep toegevoegd. Vorderingen tot schadevergoeding kunnen niet verhoogd worden in hoger beroep. De benadeelde wordt niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van dit deel van de vordering.
Materiële schade: reis- en parkeerkosten
Door de benadeelde zijn reis- en parkeerkosten gevorderd. Deze kosten zijn – hoewel betwist - toewijsbaar voor zover het reiskosten voor medische behandeling of paardentherapie betreft. Een bedrag van € 179,46 wordt toegewezen.
Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat deze gevorderde reis- en parkeerkosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Vordering [benadeelde 19]
Het is invoelbaar dat de benadeelde zich, als vader van [slachtoffer D, tevens benadeelde 17], veel zorgen heeft gemaakt om zijn dochter en dat hij nog steeds zorgen heeft om haar. Dit is echter geen grondslag voor toekenning van schokschade. In de (schriftelijke) toelichting is niet gesteld dat sprake is
geweest van een confrontatie en evenmin is het bestaan van geestelijk letsel gesteld. Bij die stand van zaken is niet voldaan aan de eisen die de wet en de jurisprudentie aan toekenning van schokschade stellen. De benadeelde is om die reden niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Vordering [benadeelde 20]
Het is begrijpelijk dat de benadeelde zich, als broer van [slachtoffer D, tevens benadeelde 17], zorgen heeft gemaakt om zijn zus. Het dagelijkse leven is ook voor de benadeelde op een voor hem belastende wijze veranderd als gevolg van het feit dat zijn zus is neergeschoten. Door de benadeelde is echter onvoldoende onderbouwing van de schokschadevordering aangevoerd. Voor zover bedoeld
is het bestaan van affectieschade ten grondslag te leggen aan de vordering, is de vordering evenmin toewijsbaar reeds om de reden dat ernstig en blijvend letsel niet is komen vast te staan. Tot slot kunnen de gevorderde medische kosten (eigen risico 2022 en 2023) niet worden aangemerkt als schade die het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde is daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wettelijke rente immateriële schade
De voor de immateriële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wettelijke rente materiële schade
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en [benadeelde 18]
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen
[slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en [benadeelde 18] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor elk van de benadeelden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Proceskosten [benadeelde 19] en [benadeelde 20]
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen
[benadeelde 19] en [benadeelde 20] te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de verdachte begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve (de familie van)
[slachtoffer D, tevens benadeelde 17]
Aan (de familie van) [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] zijn de volgende bedragen toegewezen:
- [ slachtoffer D, tevens benadeelde 17]: € 50.702,86;
- [ benadeelde 18]: € 16.859,51;
Nu vaststaat dat de verdachte tot bovengenoemde bedragen
aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] en [benadeelde 18].
Vorderingen van [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en zijn familie
Het slachtoffer [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en zijn ouders
[benadeelde 23] en [benadeelde 22] hebben zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 bewezenverklaarde.
De vordering van [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] heeft ook betrekking op de schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 bewezenverklaarde.
In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot deze in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde dan wel verhoogde bedragen:
- [ slachtoffer E, tevens benadeelde 21]: € 55.218,39;
- [ benadeelde 23]: € 37.500,00,
in hoger beroep verhoogd tot: € 43.220,28;
- [ benadeelde 22]: € 17.500,00.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn namens de verdachte deels betwist.
[slachtoffer E, tevens benadeelde 21]
Immateriële schade: smartengeld
[slachtoffer E, tevens benadeelde 21] is door zijn borst geschoten en heeft een schotverwonding in zijn linker bovenarm. Als gevolg van het schietincident heeft hij ook een klaplong opgelopen en heeft hij twee ribben en een borstwervel gebroken. Hij is vanwege deze levensbedreigende verwondingen opgenomen geweest op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. Er zijn littekens achtergebleven en de benadeelde heeft nog last van trekkend littekenweefsel. De vordering ter zake van smartengeld is niet betwist en wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 20.000,- en wordt toegewezen.
Immateriële schade: schokschade
De 12-jarige [slachtoffer E, tevens benadeelde 21], die als cliënt aanwezig was op de zorgboerderij, heeft gezien dat zijn vriendin [slachtoffer C] door het hoofd is geschoten en vervolgens op de grond lag met haar hoofd in een plas bloed. [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] is vervolgens zelf neergeschoten en lag vlak bij haar. Het is evident dat de benadeelde door de confrontatie met [slachtoffer C] hevig emotioneel geschokt is geraakt. Er is (nog) geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De overgelegde verklaringen van begeleiders, de complexe problematiek en de binnenkort te starten traumaverwerkingstherapie maken dat in voldoende mate is komen vast te staan dat naar aard en gevolgen sprake is van ernstig geestelijk letsel. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval waaronder de jonge leeftijd van de benadeelde en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 25.000,-.
Materiële schade: parkeerkosten, kleding, medische hulpmiddelen, nachtlampje en voedingskussen
Alle materiële schadeposten zijn niet betwist, zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten (parkeerkosten ad € 60,-, kleding ad € 44,99, medische hulpmiddelen ad € 23,95, nachtlampje ad € 24,95 en voedingskussen ad € 64,50) worden volledig toegewezen.
[benadeelde 23]
Immateriële schade: affectieschade
Er is in onvoldoende mate gesteld dat het letsel van [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] te kwalificeren is als ernstig en blijvend letsel zoals dat wel is vereist om volgens de wet aanspraak te kunnen maken op affectieschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde is kort nadat [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] is neergeschoten in het ziekenhuis geconfronteerd met de
directe gevolgen daarvan. De benadeelde staat als moeder in een nauwe en affectieve relatie tot [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]. De benadeelde heeft met medische stukken onderbouwd dat sprake is van gelet op de aard en duur ernstig geestelijk letsel. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-.
Materiële schade: gederfde inkomsten
De schadepost ‘gederfde inkomsten’ is in hoger beroep toegevoegd. Vorderingen tot schadevergoeding kunnen niet verhoogd worden in hoger beroep. De benadeelde wordt niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van dit deel van de vordering.
Vordering [benadeelde 22]
Er is in onvoldoende mate gesteld dat het letsel van [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] te kwalificeren is als ernstig en blijvend letsel zoals dat wel is vereist om volgens de wet aanspraak te kunnen maken op affectieschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wettelijke rente immateriële schade
De voor de immateriële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wettelijke rente materiële schade
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en [benadeelde 23]
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor elk van de benadeelden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Proceskosten [benadeelde 22]
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij [benadeelde 22] te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de verdachte begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van (de familie van)
[slachtoffer E, tevens benadeelde 21]
Aan (de familie van) [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] zijn de volgende bedragen toegewezen:
- [ slachtoffer E, tevens benadeelde 21]: € 45.218,39;
- [ benadeelde 23]: € 10.000,00;
Nu vaststaat dat de verdachte tot bovengenoemde bedragen
aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] en [benadeelde 23].
Vorderingen overige benadeelde partijen
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 24]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 24] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 12.807,55. Daarnaast heeft de benadeelde € 500,00 gevorderd voor proceskosten.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
De benadeelde vordert als werkgever van twee werknemers vergoeding van doorbetaald loon in de periode dat zij niet hebben kunnen werken als gevolg van het bewezenverklaarde. De benadeelde is, vanwege de omstandigheid dat geen sprake is van rechtstreekse schade, niet-ontvankelijk in de vordering.
Nu de vordering van de benadeelde niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdediging gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 25]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 25] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 14.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. Voorts heeft benadeelde de vordering willen verhogen met een bedrag van € 385,- tot een bedrag van € 14.385,00.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
De benadeelde was in het weiland achter de zorgboerderij. Hij hoorde schoten en is naar de zorgboerderij gerend. Daar aangekomen is hij geconfronteerd met de dodelijk getroffen en zwaargewonde slachtoffers. In hoger beroep is een verklaring van een gz-psycholoog over gelegd van 10 april 2024. Hieruit volgt dat de benadeelde last heeft gehad van een ‘andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis’. Uit de omschrijving blijkt dat de benadeelde stress ervaart omdat steeds mensen vertrekken bij de boerderij en het financieel slecht gaat. Verder heeft de benadeelde herbelevingen wanneer hij geconfronteerd wordt met iets dat spanning oplevert. Het hof begrijpt dat het zwaar moet zijn voor de benadeelde om om te gaan met wat er is gebeurd en wat hij heeft waargenomen. Omdat het bestaan van ernstig geestelijk letsel niet is onderbouwd wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Voor zover de materiële vordering verhoogd is in hoger beroep wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering, omdat vorderingen in hoger beroep niet verhoogd kunnen worden.
Nu de vordering van de benadeelde niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdediging gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 26]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 26] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. Voorts heeft benadeelde de vordering willen verhogen met een bedrag van € 385,- tot een bedrag van € 15.385,00.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
De benadeelde was niet aanwezig op de zorgboerderij ten tijde van het schietincident. Nadat zij vernam over de schietpartij is zij naar de zorgboerderij gegaan. Daar aangekomen zag zij twee slachtoffers op de grond liggen. Aldus is de benadeelde kort na de schietpartij geconfronteerd met de gevolgen daarvan. De benadeelde was nauw betrokken bij de boerderij en de mensen die er kwamen. In hoger beroep heeft de benadeelde een verklaring overgelegd van ‘Mentaal Beter’ van 22 november 2023. Uit deze verklaring volgt dat de benadeelde klachten heeft, echter kan het hof op basis van de brief niet vaststellen dat sprake is van ernstig geestelijk letsel. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
Voor zover de vordering verhoogd is in hoger beroep wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering, omdat vorderingen in hoger beroep niet verhoogd kunnen worden.
Nu de vordering van de benadeelde niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdediging gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 27]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 27] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij dacht dat de benadeelde op 6 mei 2022 op de zorgboerderij aanwezig zou zijn en dat als hij haar had gezien, het dan “bij die ene” zou zijn gebleven. Het feit dat de benadeelde op 6 mei 2022 niet aanwezig was op de zorgboerderij, betekent niet dat de verdachte anderen heeft gedood dan wel heeft proberen te doden met het oogmerk om de benadeelde immateriële schade toe te brengen. Dit heeft de verdachte zelf niet verklaard en is anderszins ook niet komen vast te staan in hoger beroep.
De subsidiaire grondslag (het bestaan van schokschade) slaagt evenmin. De benadeelde bevond zich op 6 mei 2022 in Canada. Zij is telefonisch op de hoogte gesteld van de
gebeurtenissen en is de volgende dag terug naar Nederland gegaan om een aantal zaken te regelen en is aanwezig geweest op de begrafenissen van [slachtoffer B] en [slachtoffer C] Hoewel het hof begrijpt dat het nieuws een diepe impact heeft (gehad) op de benadeelde, is hetgeen is gesteld ten aanzien van de wijze van confrontatie met de jegens de primaire slachtoffers gepleegde onrechtmatige daad onvoldoende voor de toekenning van de vordering uit hoofde van schokschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
Nu de vordering van de benadeelde niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdediging gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 28]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 28] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 16.657,63.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde zag van dichtbij dat [slachtoffer B] door haar hoofd werd geschoten schoot en dat [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] daarna werd neergeschoten. De benadeelde onderhield als zorgverlener een nauwe relatie met [slachtoffer B] en [slachtoffer D, tevens benadeelde 17]. Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen, hetgeen gelet op de onderbouwing naar aard en duur als ernstig geestelijk letsel wordt aangemerkt. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
Materiële schade: eigen risico 2023, verlies inkomen en reiskosten
De schadepost ‘eigen risico 2023’ ad € 385,- is niet betwist, is het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en is voldoende onderbouwd. Deze post wordt volledig toegewezen.
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 21,60.
Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Het ‘verlies aan inkomen’ is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde ten aanzien van die schadepost niet-ontvankelijk is in haar vordering.
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 28]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.406,60 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 28].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 29]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 29] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 12.022,27.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot
dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. De benadeelde heeft in hoger beroep de vordering willen verhogen met een bedrag van € 817,50 tot een totaalbedrag van € 12.839,77.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde is vrijwel direct nadat zij schoten heeft gehoord het terrein van de zorgboerderij opgelopen en daar trof zij de zojuist door het hoofd geschoten [slachtoffer B] aan. De benadeelde stond als zorgverlener in een nauwe relatie tot [slachtoffer B]. Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de directe gevolgen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen en dat zij daardoor kampt met angstklachten. Zij heeft daarvoor diverse therapieën en behandelingen ondergaan. Het hof is van oordeel dat gelet op de onderbouwing naar aard en duur sprake is van ernstig geestelijk letsel bij de benadeelde. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
Materiële schade: eigen risico 2022 en 2023, mentale ondersteuning, nekkussen en verzwaringsdeken en medicatie
De genoemde schadeposten zijn niet betwist, zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten (eigen risico 2022 ad € 385, eigen risico 2023 ad € 385,-, mentale ondersteuning ad € 200,-, nekkussen en verzwaringsdeken ad € 69,98 en medicatie ad € 49,87) worden volledig toegewezen.
Materiële schade: reiskosten, hogere premie 2023, eigen risico 2024 en CBR-keuring
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 571,56. Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten dan wel aangezien het een verhoging van de vordering betreft welke in hoger beroep niet is toegestaan.
Ten aanzien van de ‘hogere premie 2023’ overweegt het hof dat uit de onderbouwende stukken blijkt dat de zorgpremie van benadeelde met € 8,75 per maand is gestegen. De schadepost wordt tot € 105,- (12 x € 8,75) toegewezen en is tot dat bedrag ook niet betwist. Voor het overige deel van deze post wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Voor zover de vordering verhoogd is in hoger beroep (schadeposten ‘eigen risico 2024’ en ‘CBR-keuring’) wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering, omdat vorderingen in hoger beroep niet verhoogd kunnen worden.
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 29]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 11.766,41 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 29].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 30]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 30] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 13.848,38.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. Voorts heeft de benadeelde de vordering willen verhogen in hoger beroep met een bedrag van € 231,84 tot een totaalbedrag van € 14.080,22.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade
De benadeelde zag dat de verdachte op [slachtoffer B] en
[slachtoffer D, tevens benadeelde 17] schoot en dat zij neervielen. De benadeelde had als vrijwilliger een nauwe relatie met de slachtoffers. Door meerdere professionele hulpverleners is gerapporteerd over de psychische gevolgen die de benadeelde ervaart als gevolg van het waarnemen van de schietpartij. Aldus is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde gelet op de aard en de gevolgen ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering.
Materiële schade: eigen risico 2022 en 2023
De schadeposten ‘eigen risico 2022’ ad € 300,01 en ‘eigen risico 2023’ ad € 385,- zijn niet betwist, zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten wordt volledig toegewezen.
Materiële schade: reiskosten, zorgkosten en medicatie
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 41,10.
Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten dan wel dat deze vordering een verhoging betreft die in hoger beroep niet is toegestaan.
Door de benadeelde zijn ‘zorgkosten en medicatie’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 508,62. Voor het overige van deze post wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Voor zover de vordering verhoogd (aanvullende medische kosten) is in hoger beroep wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering, omdat vorderingen in hoger beroep niet verhoogd kunnen worden.
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 30]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 11.234,73 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 30].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 31]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 31] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 26.146,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep willen verhogen met een post eigen risico ad € 385,- en extra reiskosten ad € 733,59.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde, werkzaam als stagiaire op de zorgboerderij, hoorde een schot, zag een meisje in een plas bloed op de grond liggen en is geconfronteerd met de kort daarvoor neergeschoten en zwaargewonde [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]. De benadeelde is naar buiten gerend om hulp te
halen. Buiten zag zij de verdachte met het vuurwapen.
Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de directe gevolgen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen en heeft daarvoor diverse therapieën en behandelingen ondergaan. Aldus is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde gelet op de aard en de gevolgen ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Materiële schade: eigen risico 2022 en 2023, fysiotherapie, studievertraging
De genoemde schadeposten zijn niet betwist, zijn het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. Deze posten wordt volledig toegewezen. Het betreft de volgende bedragen: € 176,46 (eigen risico 2022), € 385 (eigen risico 2023), € 614,14 (fysiotherapie) en € 9.350,- (studievertraging).
Materiële schade: reiskosten
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 582,89. Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Voor zover de vordering verhoogd is in hoger beroep wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering, omdat vorderingen in hoger beroep niet verhoogd kunnen worden.
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 31]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 21.108,49 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 31].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 32]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 32] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 15.217,99. Daarnaast heeft de benadeelde € 100,00 aan proceskosten gevorderd.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. Voorts heeft de benadeelde in hoger beroep de vordering willen verhogen met een bedrag van € 350,-.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde is cliënte op de zorgboerderij en was aanwezig in de kantine toen zij knallen hoorde. Toen zij [slachtoffer C] zag omvallen en bebloed op de grond zag liggen besefte zij dat er geschoten werd is zij in shock geraakt en gaan rennen. Zij is zeer angstig geworden. De
benadeelde kwam vier dagen per week op de zorgboerderij en kende [slachtoffer C] goed. Uit overgelegde stukken blijkt dat sprake is van oplopende angstklachten en gevoel van
onveiligheid en de testuitslagen zijn indicatief voor PTSS. De benadeelde heeft EMDR therapie ondergaan. Aldus is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde gelet op de aard en de gevolgen ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade: reiskosten
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 107,04.
Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Voor zover de vordering verhoogd is in hoger beroep wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering, omdat vorderingen in hoger beroep niet verhoogd kunnen worden.
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op € 100,-, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 32]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.107,04 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 32].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 33]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 33] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 23.161,91.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde was als cliënte aanwezig op de zorgboerderij. Zij hoorde schoten en zag de neergeschoten [slachtoffer B] en [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] op de grond liggen. Ook de doodgeschoten [slachtoffer C] heeft zij in een plas bloed op de grond zien liggen. Zij kende [slachtoffer C] goed. Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de directe gevolgen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen en EMDR-behandelingen en andere
traumabehandelingen heeft ondergaan. Aldus is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde gelet op de aard en de gevolgen ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade: reiskosten
Door de benadeelde zijn ‘reiskosten’ gevorderd. Deze kosten zijn deels betwist en toewijsbaar tot een bedrag van € 34,08.
Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gevorderde reiskosten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Materiële schade: hulphond
De benadeelde heeft schadevergoeding gevorderd vanwege het feit dat haar medische hulphond Noah als gevolg van het schietincident bij [zorgboerderij] een trauma heeft opgelopen en niet langer geschikt is om als hulphond te functioneren. Naar het oordeel van het hof zijn deze kosten niet aan te merken als schade die verband houdt met het door de benadeelde opgelopen geestelijk letsel en daarmee niet toewijsbaar in het kader van schokschade.
Evenwel is het hof van oordeel dat deze kosten zijn aan te merken als rechtstreeks aan de benadeelde toegebrachte schade door de bewezenverklaarde feiten en overweegt daartoe als volgt.
De benadeelde zat op 6 mei 2022 met haar medische hulphond Noah in de crea-ruimte van de kantine van [zorgboerderij]. Deze ruimte grenst aan de gang waar de verdachte [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] heeft doodgeschoten. Vervolgens heeft de verdachte in de kamer tegenover de zogenaamde crea-ruimte schoten gelost op [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]. Tijdens het horen van eerst de schoten op [slachtoffer B] en [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] buiten en vervolgens de schoten binnen alsmede het gegil van diverse mensen, is de benadeelde in een ‘uitval-modus’ geschoten, zoals zij het zelf beschrijft. Haar hulphond is op dat moment ter bescherming bovenop haar gaan liggen.
Uit de wijze waarop de verdachte zijn slachtoffers heeft uitgekozen, blijkt dat hij dit volstrekt willekeurig heeft gedaan en dat hij simpelweg heeft geschoten op de mensen die hij is tegengekomen. De benadeelde heeft hierdoor in doodsangst verkeerd. Voorts heeft zij onweersproken beschreven dat haar hulphond als gevolg van de in zijn nabijheid geloste schoten, een trauma heeft opgelopen. De hond lijdt aan narcolepsie en is als gevolg daarvan afgekeurd als medische hulphond. Vanwege de afkeuring heeft de benadeelde een nieuwe hulphond moeten aanschaffen en (laten) trainen.
Naar het oordeel van het hof is de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg van de bewezen verklaarde gedragingen als zodanig, maar staat - gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte - de door de benadeelde partij geleden schade wel in zodanig nauw verband met de bewezen verklaarde feiten, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 51f, eerste lid, Sv. Aldus is het hof van oordeel dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade geleden door het feit dat de hulphond niet meer als zodanig kan fungeren en de benadeelde een nieuwe hulphond heeft moeten aanschaffen en laten trainen. Uit de vordering blijkt dat hulphond Noah nog geen jaar bij de benadeelde was en dat hij zijn training bijna had afgerond. Het hof zal de kosten voor de aanschaf en training van Noah als schadevergoeding toewijzen, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 5.100,- (€ 1.600 aanschaf, € 3.500,- training).
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 33]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 15.134,08 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 33].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 34]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 34] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 15.908,63.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde was als cliënt aanwezig in de kantine van de zorgboerderij. Hij heeft schoten gehoord en zag daarna de verdachte de kantine binnen komen en schieten. De
benadeelde heeft gezien hoe [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] in elkaar is gezakt en bloedend op de grond lag. Ook heeft hij het levenloze lichaam van [slachtoffer C] zien liggen. De benadeelde kende de slachtoffers goed als medecliënten van de zorgboerderij en hij beschouwde [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] als één van zijn beste vrienden. Uit overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde getraumatiseerd is door de gebeurtenis, onder andere kampt met angstklachten en boosheid, moeite heeft zijn emoties te uiten en EMDR-therapie heeft ondergaan. Aldus is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde gelet op de aard en de gevolgen ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Materiële schade: reiskosten en overige kosten
De benadeelde wordt niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van zijn vordering, aangezien deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks het gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
De schadepost ‘overige kosten’ wordt toegewezen tot een bedrag van € 188,68. Voor het overige is deze post onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde ten aanzien van dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De voor de materiële schade toegewezen bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2023 (datum indienen vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 34]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.188,68 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 34].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 35]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 35] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde, die cliënte is op de zorgboerderij, hoorde harde knallen en vernam dat er werd geschoten, waarna zij in paniek het weiland in is gevlucht. Uit de verklaring die namens de benadeelde is voorgelezen ter zitting in hoger beroep blijkt dat de benadeelde nog altijd zeer veel last heeft van de gebeurtenissen op de zorgboerderij. Daarnaast heeft zij een bijzonder goede band met [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]. Gelet op de door de Hoge Raad geformuleerde gezichtspunten, is het hof van oordeel dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens de benadeelde en heeft dit een hevige emotionele schok teweeg gebracht. Als gevolg van dit handelen lijdt de benadeelde aan PTSS, zijn de gevolgen voor haar zeer ernstig en is zij opgenomen op een high intensive care van GGZ Rivierduinen. Gelet op de aard, ernst en gevolgen is sprake van ernstig geestelijk letsel bij de benadeelde. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 35]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 35].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 36]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 36] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 12.500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Immateriële schade: schokschade
De benadeelde, die cliënt is op de zorgboerderij, heeft de verdachte zien lopen, hoorde daarna schoten en zocht dekking. Vervolgens zag hij de verdachte weglopen en iets met zijn wapen doen. De benadeelde is het terrein opgerend en werd geconfronteerd met de gewonde en gedode slachtoffers. Hij heeft zorg aan [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] verleend totdat de ambulance er was. De confrontatie met de schietpartij en de gevolgen daarvan hebben grote impact op de benadeelde die onder andere kampt met stress- en angstklachten. De benadeelde heeft stukken ingediend waaruit blijkt dat hij PTSS heeft opgelopen en EMDR-behandelingen heeft ondergaan. Gelet op de aard, ernst en gevolgen is sprake van ernstig geestelijk letsel bij de benadeelde. De hoogte van schokschade wordt met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid begroot op € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de benadeelde begroot op € 49,79, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 36]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 36].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 37]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 37] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 15.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De benadeelde, de partner van [benadeelde 36], was aan het wandelen met haar honden. Zij hoorde sirenes en zag een traumahelikopter nabij de zorgboerderij landen. Zij heeft de honden thuisgebracht, zag dat ze was gebeld door haar man en is naar de zorgboerderij gegaan. Op de zorgboerderij heeft zij een voor haar onbekend dodelijk getroffen slachtoffer zien liggen. Ook heeft zij gezien dat een gewonde naar de ambulance werd gebracht. Het hof is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden niet volgt dat de benadeelde een aanspraak kan maken op vergoeding van schokschade. Enerzijds is het handelen van de verdachte richting de primaire slachtoffers als bijzonder ernstig te kwalificeren. Anderzijds was er geen sprake van een nauwe relatie tussen de benadeelde en de slachtoffers en is de benadeelde achteraf geconfronteerd met de gevolgen van het handelen van de verdachte. Hierbij speelt een rol dat de confrontatie niet geheel onverhoeds was aangezien de benadeelde vanwege sirenes en de traumahelikopter in combinatie met de gemiste oproep van haar man vermoedde dat er iets ernstigs aan de hand moest zijn en juist daarom naar de zorgboerderij ging. De benadeelde is niet-ontvankelijk in de vordering.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog voor de verdachte begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 38e, 38z, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 (alle impliciet primair), 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 (alle impliciet primair), 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. De totale duur van de terbeschikkingstelling kan de periode van vier jaren te boven gaan.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Handdoek;
- 1 STK Handschoen;
- 1 STK Rugzak;
- 1 STK Papier A4;
- 1 STK Telefoonautomaat Motorola;
- 1 STK Harddisk;
- 1 STK Telefoonautomaat Samsung.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Pistool, zwart, merk: Glock 19 Gen 5, chassisnr: AANJ6889NL;
- 10 STK Munitie, Geco kogelpatroon, chassisnr: AANJ6890NL;
- 1 STK Wapen, Taser zaklamp;
- 1 STK Onderhoudsset Glock;
- 1 STK Mes en houder.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer F, tevens benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer F, tevens benadeelde 1] ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.011,49 (duizend elf euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 11,49 (elf euro en negenenveertig cent) materiële schade en
€ 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer F, tevens benadeelde 1], ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.511,49 (tweeduizend vijfhonderd elf euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 11,49 (elf euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 januari 2023 en van de immateriële schade op 3 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.000,00 (twintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 41.859,97 (eenenveertigduizend achthonderdnegenenvijftig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 11.859,97 (elfduizend achthonderdnegenenvijftig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 41.859,97 (eenenveertigduizend achthonderdnegenenvijftig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 11.859,97 (elfduizend achthonderdnegenenvijftig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 maart 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 12] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 28.031,78 (achtentwintigduizend eenendertig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 531,78 (vijfhonderdeenendertig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 27.500,00 (zevenentwintigduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 12], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 28.031,78 (achtentwintigduizend eenendertig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 531,78 (vijfhonderdeenendertig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 27.500,00 (zevenentwintigduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 maart 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 13] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.712,35 (twintigduizend zevenhonderdtwaalf euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 712,35 (zevenhonderdtwaalf euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 13], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.712,35 (twintigduizend zevenhonderdtwaalf euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 712,35 (zevenhonderdtwaalf euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 maart 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 14] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 15] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 50.278,41 (vijftigduizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 20.278,41 (twintigduizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 15], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.278,41 (vijftigduizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 20.278,41 (twintigduizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 16] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 35.734,32 (vijfendertigduizend zevenhonderdvierendertig euro en tweeëndertig cent) bestaande uit € 5.734,32 (vijfduizend zevenhonderdvierendertig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 16], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 35.734,32 (vijfendertigduizend zevenhonderdvierendertig euro en tweeëndertig cent) bestaande uit € 5.734,32 (vijfduizend zevenhonderdvierendertig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer D, tevens benadeelde 17]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer D, tevens benadeelde 17] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 50.702,86 (vijftigduizend zevenhonderdtwee euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 5.702,86 (vijfduizend zevenhonderdtwee euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer D, tevens benadeelde 17], ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50.702,86 (vijftigduizend zevenhonderdtwee euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 5.702,86 (vijfduizend zevenhonderdtwee euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 18 januari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 18] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 16.859,51 (zestienduizend achthonderdnegenenvijftig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 6.859,51 (zesduizend achthonderdnegenenvijftig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 18], ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 16.859,51 (zestienduizend achthonderdnegenenvijftig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 6.859,51 (zesduizend achthonderdnegenenvijftig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 18 januari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 19] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 20] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer E, tevens benadeelde 21]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer E, tevens benadeelde 21] ter zake van het onder 2, 3 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 45.218,39 (vijfenveertigduizend tweehonderdachttien euro en negenendertig cent) bestaande uit € 218,39 (tweehonderdachttien euro en negenendertig cent) materiële schade en € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer E, tevens benadeelde 21], ter zake van het onder 2, 3 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 45.218,39 (vijfenveertigduizend tweehonderdachttien euro en negenendertig cent) bestaande uit € 218,39 (tweehonderdachttien euro en negenendertig cent) materiële schade en € 45.000,00 (vijfenveertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 22] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 23]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 23] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 23], ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 24] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 25] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 26]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 26] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 27]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 27] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 28]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 28] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.406,60 (tienduizend vierhonderdzes euro en zestig cent) bestaande uit € 406,60 (vierhonderdzes euro en zestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 28], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.406,60 (tienduizend vierhonderdzes euro en zestig cent) bestaande uit € 406,60 (vierhonderdzes euro en zestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 29]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 29] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.766,41 (elfduizend zevenhonderdzesenzestig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.766,41 (duizend zevenhonderdzesenzestig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 29], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.766,41 (elfduizend zevenhonderdzesenzestig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.766,41 (duizend zevenhonderdzesenzestig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 30]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 30] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.234,73 (elfduizend tweehonderdvierendertig euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 1.234,73 (duizend tweehonderdvierendertig euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 30], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.234,73 (elfduizend tweehonderdvierendertig euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 1.234,73 (duizend tweehonderdvierendertig euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 31]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 31] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 21.108,49 (eenentwintigduizend honderdacht euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 11.108,49 (elfduizend honderdacht euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 31], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 21.108,49 (eenentwintigduizend honderdacht euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 11.108,49 (elfduizend honderdacht euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 32]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 32] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.107,04 (tienduizend honderdzeven euro en vier cent) bestaande uit € 107,04 (honderdzeven euro en vier cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 100,00 (honderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 32], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.107,04 (tienduizend tweehonderdzeven euro en vier cent) bestaande uit € 107,04 (tweehonderdzeven euro en vier cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 33]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 33] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 15.134,08 (vijftienduizend honderdvierendertig euro en acht cent) bestaande uit € 5.134,08 (vijfduizend honderdvierendertig euro en acht cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 33], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 15.134,08 (vijftienduizend honderdvierendertig euro en acht cent) bestaande uit
€ 5.134,08 (vijfduizend honderdvierendertig euro en acht cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 34]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 34] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.188,68 (tienduizend honderdachtentachtig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 188,68 (honderdachtentachtig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 34], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.188,68 (tienduizend honderdachtentachtig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 188,68 (honderdachtentachtig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 februari 2023 en van de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 35]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 35] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 35], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 36]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 36] ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 49,79 (negenenveertig euro en negenenzeventig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 36], ter zake van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 mei 2022.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 37]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 37] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Candido,
mr. H. Steenhuis en mr. A.M.P. Gaakeer, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 december 2024.