ECLI:NL:GHDHA:2024:2354

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
200.345.506/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van een minderjarige op school in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de inschrijving van een minderjarige op school. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Den Haag een verzoek ingediend voor vervangende toestemming om haar minderjarige kind in te schrijven op de basisschool [basisschool] in [plaats 1]. De rechtbank had dit verzoek afgewezen en in plaats daarvan toestemming verleend aan de vader om de minderjarige in te schrijven op [basisschool 4] in [plaats 2]. De moeder was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.

De procedure in hoger beroep begon op 23 augustus 2024, toen de moeder haar beroep indiende. De vader diende op 21 oktober 2024 een verweerschrift in. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2024 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en de ingediende stukken. De moeder stelde dat het in het belang van de minderjarige was om naar de basisschool in [plaats 1] te gaan, terwijl de vader betoogde dat de minderjarige beter in [plaats 2] kon blijven.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en de moeder vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige in te schrijven op de basisschool [basisschool] in [plaats 1]. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om naar dezelfde school te blijven gaan waar zij al naar toe ging en dat de moeder voldoende had aangetoond dat de minderjarige daar goed functioneerde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder direct gebruik kan maken van de toestemming, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen die de vader zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.345.506/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 24-2019
zaaknummer rechtbank : C/09/663321
beschikking van de meervoudige kamer van 11 december 2024
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.E. Vries te Amsterdam
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Rahimzadeh te Amsterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie Den Haag ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld rekest- en zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 23 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 21 oktober 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 14 oktober 2024 een brief van 10 oktober 2024 met bijlagen;
- op 8 november 2024 een journaalbericht van 7 november 2024 met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 12 november 2024 een e-mail met bijlagen.
2.4
De raad heeft het hof bij brief van 8 november 2024 bericht niet tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd te zullen zijn.
2.5
De mondelinge behandeling van de zaak heeft, tezamen met die van de zaken met zaaknummers 200.339.540/01 en 200.343.714/01, op 20 november 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige ] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).
3.3
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.
3.4
Volgens de zorgregeling verblijft de minderjarige bij de moeder en is zij wekelijks van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de vader, waarbij de vader haar bij de moeder ophaalt en op maandagochtend naar school brengt.
3.5
Bij vonnis in kort geding van 7 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter aan de moeder vervangende toestemming verleend, die de toestemming van de vader vervangt, om de minderjarige in te schrijven op de basisschool [basisschool] in [plaats 1] , zodat de minderjarige daar in afwachting van de uitkomst in de bodemprocedure (tijdelijk) naar school kan gaan.
3.6
Bij (tussen)beschikking van 29 mei 2024 heeft de rechtbank Den Haag het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige naar [plaats 1] afgewezen. Een beslissing op de verzoeken ten aanzien van de vervangende toestemming voor schoolinschrijving en de proceskosten is aangehouden in afwachting van de gesprekken tussen partijen onder begeleiding van Jeugdformaat.
3.7
De vader is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis in kort geding van 7 maart 2024. Deze zaak is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.339.540/01.
3.8
De moeder is in hoger beroep gegaan tegen voormelde deelbeslissing van 29 mei 2024 ter zake van de vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige. Deze zaak is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.343.714/01.

4.Waar de zaak over gaat

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming om de minderjarige (definitief) in te schrijven op de school [basisschool] in [plaats 1] afgewezen. Ook is het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op de basisschool [basisschool 2] in [plaats 3] afgewezen. Wel heeft de rechtbank toestemming aan de vader verleend – welke toestemming die van de moeder vervangt – om de minderjarige met ingang van het schooljaar 2024/2025 te doen inschrijven op [basisschool 4] in [plaats 2] of een andere basisschool in [plaats 2] , bijvoorbeeld [basisschool 3] , waar plek is voor haar komend schooljaar. Voorts is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en om in hoger beroep, opnieuw rechtdoende, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om de minderjarige in te schrijven op de basisschool [basisschool] te [plaats 1] en de verzoeken van de vader om de minderjarige in [plaats 2] of [plaats 3] op een basisschool in te mogen schrijven, af te wijzen.
4.3
De vader verweert zich tegen het verzoek van de moeder. Hij verzoekt het (het hof begrijpt Haagse) hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de moeder in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze verzoeken af te wijzen, en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten van partijen
5.1
De moeder stelt dat, indien zij vervangende toestemming krijgt om met de minderjarige naar [plaats 1] te verhuizen, het in het belang van de minderjarige is om ook daar naar school te gaan. De basisschool [basisschool] ligt vlakbij de woning van de partner van de moeder en de minderjarige gaat daar sinds het begin van 2024 naar school. Zij heeft het daar enorm naar haar zin en doet het goed. [basisschool] heeft de minderjarige goed in beeld en kan haar de extra aandacht geven die zij nodig heeft. Ook vindt zij het leuk om naar dezelfde school te gaan als haar stiefbroertje en -zusjes. Als de minderjarige in [plaats 2] naar school moet gaan, betekent dit in feite dat zij niet kan opgroeien in het samengestelde gezin van de moeder. De vader wil de minderjarige nu naar de basisschool [basisschool 4] laten gaan, terwijl hij dit een jaar geleden niet wilde, omdat deze school slecht aangeschreven zou zijn. De vader wil koste wat het kost verhinderen dat de moeder gaat samenwonen met haar partner. Volgens de moeder is de reistijd tussen [plaats 3] en [plaats 1] op de maandagochtend niet onoverkomelijk. Daarnaast heeft zij de vader meermaals aangeboden om de zorgregeling zo aan te passen dat de vader de minderjarige niet op maandag naar school hoeft te brengen. De vader heeft dit geweigerd, ondanks het advies dat de raad tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft gegeven. Ook op voorstellen van de moeder voor extra dagen van de vader met de minderjarige op studiedagen, met Pinksteren en een (andere) verdeling van de zomervakantie gaat de vader niet in. Het steekt de moeder dat de vader stelt minder tijd te zullen hebben met de minderjarige, terwijl hij in feite veel meer tijd met de minderjarige heeft in de weekenden dan de moeder doordeweeks.
5.2
De vader stelt dat zich sinds de bestreden beschikking nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan en dat het lijkt dat de relatie tussen de moeder en haar partner scheuren vertoont. De moeder is in het ziekenhuis beland en het lijkt erop dat dit met huiselijk geweld te maken had. De ouders van de moeder hebben contact opgenomen met de vader en hun zorgen geuit over de huidige thuissituatie van de moeder en de minderjarige. Ook heeft opa moederszijde een melding gedaan bij Veilig Thuis. Partijen hebben destijds afgesproken dat de minderjarige naar basisschool [basisschool 3] in [plaats 2] zou gaan en haar daar eind oktober 2023 ook ingeschreven. Zonder overleg heeft de moeder de minderjarige echter naar [basisschool] in [plaats 1] laten gaan. De afstand tussen [plaats 1] en [plaats 3] , waar de vader is gaan wonen, is het dubbele vergeleken met de afstand [plaats 2] - [plaats 3] . De vader gaat niet akkoord met een wijziging van de zorgregeling, zodat hij en de minderjarige op vrijdagmiddag en maandagochtend in de file staan, hetgeen zeer belastend is. De minderjarige is geworteld in [plaats 2] en heeft in die omgeving ( [plaats 4] / [plaats 3] ) familie van zowel vaders- als moederszijde. Hoewel de moeder in kort geding gelijk heeft gekregen en voorlopige toestemming heeft verkregen voor inschrijving van de minderjarige op [basisschool] , heeft zij dit in de bodemprocedure niet gekregen. Het handelen van de moeder heeft geleid tot een slechte verhouding tussen partijen en de minderjarige ernstige schade toegebracht. Het heeft de gemoedstoestand van de vader geen goed gedaan en dit heeft zijn weerslag op de minderjarige. De minderjarige heeft tegen de vader gezegd graag terug te willen naar [plaats 2] . De vader heeft zich genoodzaakt gevoeld om de minderjarige thuis te houden. Hij betwist dat hij ooit gezegd zou hebben dat [basisschool 4] geen goede school zou zijn. Ook betwist de vader dat sprake zou zijn geweest van huiselijk geweld in de relatie tussen de vader en de moeder. Hij gaat niet akkoord met een wijziging van de zorgregeling. Wel staat hij ervoor open dat de minderjarige doordeweeks bij hem is en in de weekenden bij de moeder.
Overwegingen van het hof
5.3
Het hof zal de moeder vervangende toestemming verlenen om de minderjarige (definitief) in te schrijven op de basisschool [basisschool] te [plaats 1] en overweegt daartoe als volgt. In bovengenoemde zaak met zaaknummer 200.343.714/01 is de moeder bij beschikking van heden vervangende toestemming verleend om met de minderjarige naar [plaats 1] te verhuizen. Voor de overwegingen daarvan verwijst het hof naar die uitspraak, ook ten aanzien van de zorgregeling. In die uitspraak is het hof ook ingegaan op de stellingen van de vader dat sprake zou zijn van huiselijk geweld van de nieuwe partner van de moeder. Het hof is hiervan niet gebleken. Gelet op het feit dat de moeder vervangende toestemming is verleend om met de minderjarige naar [plaats 1] te verhuizen, acht het hof het in het belang van de minderjarige om aldaar naar school te gaan. Zo kan de minderjarige naar de haar bekende school blijven gaan, waar zij is gestart zodra zij vier jaar oud werd. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, blijkt dat de minderjarige het daar goed doet. Er is aandacht voor haar ontwikkelingsachterstand en hulpverlening zal worden ingezet zodra de minderjarige definitief staat ingeschreven. Zo kan de minderjarige ook naar dezelfde school blijven gaan als de kinderen van de partner van de moeder, met wie de minderjarige inmiddels een band heeft opgebouwd. Het feit dat partijen gedurende anderhalf jaar hebben samengewoond in [plaats 2] en van plan waren om de minderjarige aldaar naar school te laten gaan, acht het hof onvoldoende reden om nu – in een gewijzigde situatie – geen vervangende toestemming te verlenen voor de (definitieve) inschrijving op de school waar de minderjarige nu heen gaat in de plaats waar zij na de verhuizing ook zal gaan wonen. Partijen zijn immers in hetzelfde jaar dat de minderjarige geboren is, uiteengegaan en de vader is bij zijn moeder in [plaats 3] gaan wonen. De moeder heeft naar het oordeel van het hof aangetoond geen binding te hebben met [plaats 2] . Met haar familie in [plaats 4] heeft zij al langere tijd geen contact. Dat de minderjarige in [plaats 2] is geworteld en daar haar netwerk heeft, acht het hof gelet op deze feiten en omstandigheden en de jonge leeftijd van de minderjarige ook niet gebleken. Het hof acht het in het belang van de minderjarige dat zij niet langer tussen drie woonplaatsen hoeft te reizen en er duidelijkheid en rust komt. Ten slotte overweegt het hof dat – hoewel aan het hof in deze procedure geen verzoek tot wijziging van de zorgregeling voorligt – het in het belang van de minderjarige wenselijk is als partijen afspraken maken over het wel of niet voortzetten van het brengen van de minderjarige naar school in [plaats 1] door de vader op de maandagochtend en het aanbod van de moeder om haar in plaats daarvan op de zondagavond op te komen halen (en op andere wijze compensatie hiervoor te zoeken in de zorgregeling). Het hof gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg zullen treden om zo nodig tot een aanpassing van de zorgregeling te komen. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder de vader zeer redelijke voorstellen gedaan om tot compensatie van deze uren te komen en het hof acht dit ook in het belang van de minderjarige.
5.4
Gelet op het vorenstaande beslist het hof als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2024 en, opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om [de minderjarige ] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , in te schrijven op de Openbare Basisschool [basisschool] te [plaats 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.F. Mollema, E.B.J. van Elden en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 11 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.