ECLI:NL:GHDHA:2024:2354
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor inschrijving van een minderjarige op school in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de inschrijving van een minderjarige op school. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Den Haag een verzoek ingediend voor vervangende toestemming om haar minderjarige kind in te schrijven op de basisschool [basisschool] in [plaats 1]. De rechtbank had dit verzoek afgewezen en in plaats daarvan toestemming verleend aan de vader om de minderjarige in te schrijven op [basisschool 4] in [plaats 2]. De moeder was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
De procedure in hoger beroep begon op 23 augustus 2024, toen de moeder haar beroep indiende. De vader diende op 21 oktober 2024 een verweerschrift in. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2024 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en de ingediende stukken. De moeder stelde dat het in het belang van de minderjarige was om naar de basisschool in [plaats 1] te gaan, terwijl de vader betoogde dat de minderjarige beter in [plaats 2] kon blijven.
Het hof heeft uiteindelijk besloten om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en de moeder vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige in te schrijven op de basisschool [basisschool] in [plaats 1]. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om naar dezelfde school te blijven gaan waar zij al naar toe ging en dat de moeder voldoende had aangetoond dat de minderjarige daar goed functioneerde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder direct gebruik kan maken van de toestemming, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen die de vader zou kunnen aanwenden.