ECLI:NL:GHDHA:2024:2319
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot hoorrecht en dwangsom
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De belanghebbende, aangeduid als eiseres, had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2019, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.819. De Inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar van eiseres tegen deze aanslag afgewezen, waarna eiseres beroep instelde bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep voor het overige ongegrond. Eiseres ging in hoger beroep, waarbij zij onder andere aanvoerde dat haar hoorrecht was geschonden en dat zij recht had op een hogere dwangsom dan de door de Inspecteur toegekende € 427.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2024 werd de zaak besproken, waarbij ook een gelijktijdige zaak van de echtgenoot van eiseres aan de orde kwam. Het Gerechtshof oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat het hoorrecht niet was geschonden. Eiseres had voldoende gelegenheid gehad om te worden gehoord, en de argumenten van haar gemachtigde werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.