ECLI:NL:GHDHA:2024:2318
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019, verzoek om terugwijzing afgewezen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De belanghebbende, aangeduid als eiser, had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 19.016. De Inspecteur had deze aanslag en de bijbehorende belastingrente gehandhaafd na een bezwaarprocedure. De Rechtbank had het beroep van de eiser wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De eiser stelde dat zijn hoorrecht was geschonden en verzocht om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2024 werd het hoger beroep behandeld, waarbij de eiser geen inhoudelijke gronden aanvoerde tegen de aanslag. Het Gerechtshof oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat het hoorrecht niet was geschonden en dat de eiser niet in zijn recht was gesteld om een dwangsom te vorderen. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij het verzoek om terugwijzing naar de rechtbank werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de eiser om tijdig schriftelijk bewijs te overleggen bij uitstelverzoeken en dat de verantwoordelijkheid voor communicatie met de Inspecteur bij de eiser ligt.