ECLI:NL:GHDHA:2024:2296

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
200.345.785/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling en de verplichtingen van de schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 28 december 2023 geoordeeld dat [appellante] haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren was nagekomen, wat leidde tot een boedelachterstand van € 21.897,62. De rechtbank weigerde een verlenging van de regeling, omdat [appellante] niet in staat was om de achterstand in te lopen. Het gerechtshof Amsterdam had echter op 13 februari 2024 de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden verlengd, maar de Hoge Raad vernietigde dit arrest op 12 juli 2024 en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2024 heeft [appellante] haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat zij de tekortkomingen in de informatieverplichting had hersteld en dat de nieuwe schulden waren afgelost. [appellante] diende een plan van aanpak in om de boedelachterstand in te lopen, waarbij zij ook rekening hield met de belangen van de schuldeisers. Het hof oordeelde dat er een reëel vooruitzicht was dat [appellante] de achterstand kon inlopen en dat het plan van aanpak een passende compensatie bood voor de schuldeisers.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden te verlengen, tot 13 oktober 2025, en heeft bepaald dat [appellante] gedurende deze verlenging alleen het bewindvoerderssalaris verschuldigd is. De reguliere afdrachtverplichting en andere verplichtingen zijn gedurende de verlenging niet van toepassing. De zaak is verwezen naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer: 200.345.785/01
Insolventienummer Rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem): C/15/20/145 R
Zaaknummer Gerechtshof Amsterdam: 200.336.308/01
Zaaknummer Hoge Raad: 24/00578

Arrest van 26 november 2024

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. L.N. Huizenga te Amsterdam.

De procedure

Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 28 december 2023 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 13 februari 2024 in het door [appellante] ingestelde hoger beroep dit vonnis vernietigd en de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengd met 24 maanden (tot 13 oktober 2025). Daarbij is bepaald dat [appellante] gedurende de verlenging totdat de boedelachterstand is ingelopen slechts het bewindvoerderssalaris is verschuldigd, waarna de afdrachtverplichting in volle omvang herleeft tot het einde van de (verlengde) termijn.
Tegen het arrest van het hof heeft [appellante] beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 12 juli 2024 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof Amsterdam vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Den Haag.
Bij aangetekende brief van 22 augustus 2024 heeft mr. Huizenga het arrest van de Hoge Raad toegestuurd met het verzoek tot het aanbrengen van de zaak. Bij brief van 20 september 2024 heeft mr. Huizenga een verzoek ‘hoger beroep na verwijzing’ met producties 1 t/m 5 ingediend. Met een V6-formulier van 5 november 2024 heeft zij dit hoger beroep van aanvullende gronden voorzien met toevoeging van de producties 6 t/m 11. Het hof heeft daarnaast kennisgenomen van het proces-verbaal van de zitting bij het hof Amsterdam van 6 februari 2024 en van de brief van E. Zian (Bijstand & Bewind), de beschermingsbewindvoerder van [appellante] , van 11 november 2024.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 november 2024, waarbij [appellante] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Verder is verschenen mevrouw [naam], namens mr. K.A. Martijnse, de wsnp-bewindvoerder (hierna: de wsnp-bewindvoerder), die ter zitting een actuele berekening van de boedelachterstand heeft overgelegd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. In het vonnis van 28 december 2023 heeft de rechtbank - kort samengevat - geoordeeld dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. [appellante] heeft zich niet gehouden aan de informatieplicht en de afdrachtplicht waardoor een boedelachterstand van € 21.897,62 is ontstaan. Daarnaast heeft [appellante] nieuwe schulden laten ontstaan. [appellante] heeft de tekortkomingen erkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tekortkomingen [appellante] toe te rekenen zijn en dat die in de weg staan aan verlening van de schone lei. Voor een verlenging van de looptijd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien omdat [appellante] , zoals zij zelf ook heeft aangegeven, niet in staat is om de boedelachterstand in te lopen naast de reguliere afdracht.
2. Het gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arrest van 13 februari 2024 geoordeeld dat [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de van haar te verwachten medewerking aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling, meer in het bijzonder in de informatie- en afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Niettemin heeft het hof aanleiding gezien om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen met de maximale termijn van 24 maanden, overeenkomstig het door de advocaat van [appellante] voorgestelde plan, met dien verstande dat [appellante] gedurende de verlenging al het inkomen bovenop het opnieuw te berekenen vrij te laten bedrag (ook als dit hoger is dan voorgesteld in het plan van aanpak) naar de boedelrekening moet overmaken en dat zij enkel wordt vrijgesteld van de reguliere afdrachtverplichting gedurende de termijn waarin de boedelachterstand wordt ingelopen. Nadat die achterstand is ingelopen, herleeft de reguliere afdrachtplicht voor de resterende termijn van de (verlengde) regeling. Volgens het hof is wat extra wordt binnengehaald een compensatie voor het zich niet houden aan de verplichtingen.
3. Tegen voormeld arrest heeft [appellante] beroep in cassatie ingesteld.
In zijn arrest van 12 juli 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat door [appellante] terecht is geklaagd dat het Amsterdamse hof zijn beslissing niet voldoende heeft gemotiveerd.
De rechter die de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengt, kan maatwerk toepassen en beoordelen welke reactie op een tekortkoming van de schuldenaar in de specifieke omstandigheden van het geval het meest passend is, maar daarbij dient de rechter het evenwicht te bewaren tussen de belangen van de schuldenaar en het belang van de schuldeisers bij voldoening van (een deel van) hun vordering. Het belang van schuldeisers kan geen zelfstandige grond zijn voor verlenging van de schuldsaneringsregeling aan het einde van de looptijd daarvan.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof in de zaak van [appellante] niet kenbaar in zijn overwegingen heeft betrokken hoe met de verlenging en de voor die verlenging bepaalde nadere voorwaarden, het evenwicht wordt bewaard tussen de belangen van [appellante] en het belang van de schuldeisers, terwijl zonder nadere motivering niet van een dergelijk evenwicht blijkt. Vervolgens heeft de Hoge Raad de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof, waarbij aan de hand van de thans beschikbare gegevens moet worden beoordeeld hoe een evenwicht kan worden bewaard tussen de belangen van de schuldenares en de schuldeisers.
4.1
Het standpunt van [appellante] komt er kort gezegd op neer dat de tekortkoming in de informatieverplichting reeds ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof was hersteld en dat ook de nieuwe schulden toen al volledig waren afgelost zodat alleen de tekortkoming in de afdrachtverplichting nog overbleef. Voor het inlopen van de boedelachterstand heeft [appellante] een plan van aanpak ingediend waarbij ook rekening wordt gehouden met het nadeel dat de schuldeisers ondervinden doordat zij langer op een uitkering uit de boedel moeten wachten. Dat nadeel – door de Hoge Raad beschreven in rov. 3.2.3 van zijn arrest – is door [appellante] meegenomen in haar plan van aanpak. Hierin wordt uitgegaan van een extra bijdrage aan de boedelrekening ter hoogte van de door schuldeisers misgelopen (samengestelde) wettelijke rente voor niet-handelstransacties over de periode 13 oktober 2023 (de ingangsdatum van de verlenging van de schuldsaneringsregeling) tot het moment dat de laatste aflossing aan de boedelrekening is gedaan. Daarmee wordt een passende compensatie geboden aan de schuldeisers.
4.2
Het plan van aanpak gaat verder uit van een nog aanwezige boedelachterstand van € 6.175,44, zoals berekend door de wsnp-bewindvoerder en onderschreven door de beschermingsbewindvoerder. Daarin is begrepen een salaris van de WSNP-bewindvoerder tot en met oktober 2025. [appellante] is in staat om de achterstand (op korte termijn) in te lopen, mede omdat zij vanwege het vervallen van haar huidige functie een beëindigingsovereenkomst van haar werkgever heeft voorgelegd gekregen. Na goedkeuring door de wsnp-bewindvoerder is [appellante] akkoord gegaan met deze ‘vertrekregeling’, waardoor haar dienstverband per 1 februari 2025 eindigt. [appellante] ontvangt in de loop van februari 2025 een eindafrekening die zij zal aanwenden om de boedelachterstand en de extra bijdrage in verband met de nadeelscompensatie voor de schuldeisers zoals hiervoor beschreven, te voldoen. Daarnaast zal zij in de daartussen gelegen periode het inkomen boven het vrij te laten bedrag blijven afdragen om daarmee de achterstand en de extra bijdrage in te lopen/te voldoen, aldus steeds [appellante] .
5. Ter zitting van het hof hebben [appellante] en de bewindvoerder hun standpunten nader toegelicht.
6.1
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat van de schuldenaar, die tot de schuldsaneringsregeling is toegelaten, mag worden verlangd dat hij zich tot het uiterste inspant om af te dragen aan de boedel om zijn schuldeisers zo veel mogelijk te voldoen.
[appellante] heeft erkend dat zij in de schuldsaneringsregeling een aanzienlijke boedelachterstand heeft laten ontstaan. Die achterstand heeft [appellante] , zo begrijpt het hof, inmiddels grotendeels ingelopen. Thans resteert daardoor nog een bedrag van € 6.175,44 aan boedelachterstand, inclusief geprognosticeerd salaris voor de WSNP-bewindvoerder tot en met oktober 2025. Er bestaat een concreet en reëel vooruitzicht dat [appellante] die achterstand alsmede een extra bijdrage als compensatie voor de schuldeisers, binnen afzienbare tijd kan inlopen/voldoen.
Met de door [appellante] voorgestelde compensatie in de vorm van een extra bijdrage aan de boedelrekening ter hoogte van de misgelopen (samengestelde) wettelijke rente tot het moment van de laatste aflossing aan de boedelrekening, wordt naar het oordeel van het hof evenwicht bewaard tussen de belangen van [appellante] enerzijds en het belang van haar schuldeisers anderzijds. Het hof stelt verder vast dat [appellante] inmiddels voldoet aan de informatieverplichtingen en dat de oude schulden zijn ingelopen.
Gelet op het voorgaande zal het hof [appellante] in de gelegenheid stellen om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een positief einde te brengen door de looptijd te verlengen, zodat [appellante] het door haar ingediende plan van aanpak uit kan voeren.
6.2
Het hof zal, voor een zo groot mogelijke kans om het ingediende plan van aanpak succesvol uit te voeren, de termijn van de schuldsaneringsregeling maximaal (dus tot 13 oktober 2025) verlengen. Het hof zal daarbij bepalen dat deze verlenging korter zal zijn wanneer het plan van aanpak eerder is uitgevoerd. Bij een kortere verlenging is het bewindvoerderssalaris verschuldigd tot en met de maand volgend op die waarin de uitvoering van het plan van aanpak is voltooid. Dat stelt de bewindvoerders in staat om met de schuldeisers af te rekenen.’
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2023 dient te worden vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 28 december 2023,
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt, teneinde [appellante] in staat te stellen het door haar bij V-formulier van 5 november 2024 ingezonden en ter zitting van 19 november 2024 besproken plan van aanpak uit te voeren, de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden, derhalve tot 13 oktober 2025, of zoveel korter als nodig is om voormeld plan van aanpak uit te voeren;
- bepaalt dat [appellante] gedurende de verlenging het bewindvoerderssalaris is verschuldigd tot en met de maand volgend op de maand waarin het plan van aanpak volledig is uitgevoerd, en dat de reguliere afdrachtverplichting en de andere verplichtingen van de schuldsaneringsregeling gedurende de verlenging niet van toepassing zijn;
- verwijst de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem ter verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, R.G.C. Veneman en R.M. Hermans, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.