ECLI:NL:GHDHA:2024:2277

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
200.343.750/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing omgangsregeling minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, vervallen te verklaren. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoeken om de omgangsregeling met haar minderjarige kinderen te wijzigen, werden afgewezen. De rechtbank had vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling had een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de omgangsregeling, die de moeder betwistte. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de veiligheid van de minderjarigen en de emotionele stabiliteit van de moeder. Het hof concludeerde dat de schriftelijke aanwijzing goed gemotiveerd was en in het belang van de minderjarigen. De moeder had onvoldoende bewijs geleverd dat de aanwijzing ondeugdelijk was. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de huidige bezoekregeling, zoals vastgesteld door de gecertificeerde instelling, in het belang van de minderjarigen was. De moeder had weliswaar een liefdevolle band met de kinderen, maar er waren ernstige zorgen over haar emotionele stabiliteit en de veiligheid van de kinderen tijdens onbegeleid contact. Het hof benadrukte het belang van een veilige en voorspelbare omgeving voor de ontwikkeling van de minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.343.750/01
zaaknummer rechtbank : C/10/679931 / JE RK 24-1079
beschikking van de meervoudige kamer van 27 november 2024
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling;
- [de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 17 juli 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De gecertificeerde instelling heeft op 22 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Van de zijde van de moeder is op 28 augustus 2024 een brief van 27 augustus 2024 met bijlagen bij het hof ingekomen.
2.4
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige 1] heeft haar mening per brief kenbaar gemaakt.
2.5
De raad heeft het hof bij brief van 8 oktober 2024 bericht niet ter zitting vertegenwoordigd te zullen zijn.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 23 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .
De vader is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] ), en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] ),
gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
3.3
Bij beschikking van 22 februari 2017 van de rechtbank Rotterdam zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling voor de duur van een jaar. Deze ondertoezichtstelling is jaarlijks verlengd, laatstelijk bij beschikking van 5 maart 2024 van de rechtbank Rotterdam voor de periode tot 22 februari 2025. Bij deze beschikking is machtiging verleend om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 maart 2024 tot 22 februari 2025.
3.4
De minderjarigen zijn op 11 maart 2024 in een gezinshuis geplaatst en verblijven daar tot op heden.
3.5
De gecertificeerde instelling heeft op 7 mei 2024 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Hierin is opgenomen:
“De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering stelt de volgende regeling vast:
- Om de zondag bij de kerk, voor de duur van de kerkdienst (van 11.00 tot 17.00 uur)
- De tweede en vierde donderdag van de maand bij het gezinshuis voor het avondeten (van 17.00 tot 19.00 uur)
- Voor [de minderjarige 2] : tweede en vierde donderdag voorafgaand aan het avondeten (van 15.45 tot 17.00 uur), onder begeleiding.
De regeling duurt voort zolang er geen aanpassingen worden gedaan. Als er aanpassingen worden gedaan n.a.v. de evaluaties (welke één keer in de 3-4 maanden plaatsvinden) zullen de jeugdbeschermers een nieuw document opstellen.”

4.Waar de zaak over gaat

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover in dit hoger beroep van belang – de verzoeken van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van 7 mei 2024 vervallen te verklaren en een omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen ieder weekend bij de moeder verblijven van zaterdag 10:00 uur tot maandag naar school, dan wel een zodanige omgangsregeling vast te stellen als de rechtbank juist acht, afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met deze beslissing. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze ziet op de schriftelijke aanwijzing en de omgangsregeling en:
- het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van 7 mei 2024 vervallen te verklaren, toe te wijzen, en
- een omgangsregeling te bepalen waarbij de minderjarigen ieder weekend bij de moeder verblijven van zaterdag 10:00 uur tot maandag naar school, dan wel
- een zodanige omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen te bepalen die het hof passend acht.
4.3
De gecertificeerde instelling verweert zich tegen de verzoeken van de moeder en verzoekt het hof – zoals dit verzoek tijdens de mondelinge behandeling is aangepast – om deze verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder is van mening dat de schriftelijke aanwijzing ondeugdelijk is gemotiveerd en niet in het belang van de minderjarigen is. Het bevat geen enkele op gedragswetenschappelijk onderzoek gebaseerde onderbouwing. De gecertificeerde instelling stelt dat er zicht moet zijn op de omgang tussen de moeder en de minderjarigen, maar dat betekent niet dat het contact versoberd moet worden. De gecertificeerde instelling gaat uit van de juistheid van de melding bij Veilig huis, terwijl de moeder deze betwist. De melding kan bovendien niet leiden tot beperking van het contact, te meer omdat het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) adviseert om ruime omgang plaats te laten hebben tussen de moeder en de minderjarigen. De melding bij Veilig Thuis is gedaan door de twee meerderjarige kinderen van de moeder die niet bij haar in de thuissituatie verblijven en ook tijdens de omgang met de minderjarigen niet aanwezig zijn. Het vermeende incident heeft volgens de moeder nooit plaatsgevonden. De moeder heeft een nauwe en liefdevolle band met de minderjarigen en een inperking van het contact en het begeleid plaatshebben daarvan dient deugdelijk te worden gemotiveerd. Uitgebreid en onbegeleid contact is van groot belang voor de ontwikkeling en de hechting van de minderjarigen. Ook is onduidelijk waarom de moeder een apart omgangsmoment heeft met [de minderjarige 2] en niet met [de minderjarige 1] . De moeder heeft geen eerlijke kans gekregen. Bij het opstellen van het omgangsschema is geen rekening gehouden met de agenda van de moeder en haar weekenddiensten. Zij heeft nog een thuiswonende dochter die zij moet verzorgen en voorzien van avondeten. Hierdoor kan de moeder niet tijdens het avondeten bij de gezinshuisouders zijn. Daarnaast heeft de rechtbank nagelaten om de afwijzing van het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen afzonderlijk te motiveren.
5.2
De gecertificeerde instelling stelt dat in het belang van de veiligheid van de minderjarigen ervoor is gekozen om hen niet meer onbegeleid bij de moeder te laten zijn. Naar aanleiding van het advies van het KSCD zijn de minderjarigen in de weekenden van 22 en 29 maart 2024 bij de moeder geweest. In het tweede weekend (paasweekend) heeft een incident plaatsgevonden in aanwezigheid van de meerderjarige broer van de minderjarigen ( [broer] ), die zijn oudere zus [zus] heeft gebeld, die vervolgens een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Volgens deze melding heeft de moeder [de minderjarige 1] haar kleren uit laten doen in bijzijn van [broer] , [de minderjarige 2] , het jongere halfzusje van de minderjarigen [halfzusje] en de stiefvader. Vervolgens heeft de moeder [de minderjarige 1] geduwd, geslagen en aan haar haren getrokken. De jeugdbeschermers en de gezinshuisouders hebben de blauwe plekken op de arm van [de minderjarige 1] waargenomen. De emotionele en fysieke onveiligheid van de minderjarigen bij de moeder is een contra-indicatie voor onbegeleid contact. Besloten is om de omgang in de kerk en het gezinshuis plaats te laten vinden. [de minderjarige 1] beschikt over een telefoon en zij heeft veel onderling contact met de moeder. [de minderjarige 2] heeft dit niet en daarom is besloten om haar een apart contactmoment met de moeder te laten hebben. Uit het onderzoek van het KSCD is gebleken dat de moeder moeite heeft met het reguleren van haar emoties, vooral in stressvolle situaties. Dan neemt het sensitief-responsief vermogen fors af en kan niet verwacht worden dat zij zich dan aan bepaalde afspraken of voorwaarden kan houden. De gecertificeerde instelling heeft de moeder betrokken bij het plannen van de omgangsregeling en daarbij is rekening gehouden met haar privé omstandigheden zoals werk en haar jongste dochter die nog thuis woont. De contacten tussen [de minderjarige 1] en de moeder verlopen regelmatig moeizaam. De moeder blokkeert [de minderjarige 1] , dreigt met het verbreken van het contact en wordt boos op haar. De Leliezorggroep is in augustus begonnen met de omgangsbegeleiding. De Leliezorggroep heeft nog maar één bezoekmoment kunnen begeleiden in verband met het veelvuldig afzeggen van de omgang door de moeder.
5.3
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op de juiste gronden het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 7 mei 2024 afgewezen. Het hof neemt de gronden over en maakt deze – na eigen afweging – tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing gedegen gemotiveerd is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit de aan het hof overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is besproken, is gebleken dat de minderjarigen op 11 maart 2024 uit huis zijn geplaatst in het gezinshuis in verband met de voortdurende ernstige zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. Vanaf het begin van de uithuisplaatsing is door de gecertificeerde instelling ingezet op regelmatig contact tussen de moeder en de minderjarigen, in het weekend onbegeleid bij de moeder thuis. Dit contact is uitgebreid mede op basis van het rapport van het onderzoek van het KSCD, waaruit volgt dat de moeder een liefdevolle moeder is. Ook komt in voormeld rapport naar voren dat de moeder moeite heeft met het reguleren van haar emoties in stressvolle situaties en dat de moeder onvoldoende inziet wat daarvan de gevolgen zijn voor de minderjarigen. In het tweede logeerweekend van de minderjarigen bij de moeder heeft een incident plaatsgevonden waarbij [de minderjarige 1] is mishandeld door de moeder. Hoewel de moeder het incident ontkent, is het hof van oordeel dat er veel concrete aanwijzingen zijn dat [de minderjarige 1] door de moeder in een zeer onveilige en voor haar beschadigende situatie is gebracht. Daarbij heeft het hof ondanks de ontkenning door de moeder geen twijfel aan de melding van de meerderjarige zus bij Veilig Thuis. De meerderjarige broer was aanwezig tijdens dit omgangsmoment en heeft het incident gedetailleerd met de meerderjarige zus besproken. Bovendien wordt de melding ondersteund door de nadien aangetroffen blauwe plekken bij [de minderjarige 1] . Gebleken is voorts dat de minderjarigen kwetsbare meisjes zijn die in een complex gezinssysteem zijn opgegroeid van jarenlange (echtscheidings)conflicten tussen de ouders en pedagogische onmacht. De moeder en [de minderjarige 2] hebben het 1Q41.12-deletiesyndroom en kampen met cognitieve beperkingen. [de minderjarige 1] heeft door de diverse ingrijpende gebeurtenissen binnen het gezin een achterstand opgelopen in haar sociaal-emotionele ontwikkeling. [de minderjarige 2] heeft een ernstige eetstoornis, functioneert op moeilijk lerend niveau en vertoont grensoverschrijdend gedrag waardoor zij een-op-een-begeleiding nodig heeft. Ondanks jarenlange intensieve hulpverlening lukt het de moeder niet om het belang van de minderjarigen voorop te stellen en haar emoties te reguleren in spanningsvolle situaties. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij een cursus emotieregulatie heeft afgerond en nu een opvoedcursus doet, om het risico op een ondertoezichtstelling van haar jongste dochter te voorkomen. Dit valt de moeder te prijzen. Ook is onweersproken dat de moeder een liefdevolle moeder is en dat het contact met haar voor de minderjarigen van belang is. Wel blijkt ook uit de stukken dat de moeder de minderjarigen kwetst met belastende uitspraken waarbij zij de oorzaak voor de uithuisplaatsing bij hen legt. Gebleken is dat de minderjarigen zich goed ontwikkelen in het gezinshuis en daar de aandacht en structuur krijgen die zij nodig hebben. Voor een blijvende positieve ontwikkeling van de minderjarigen is het noodzakelijk dat zij veiligheid en voorspelbaarheid behouden en niet weer in een situatie terechtkomen zoals in het paasweekend van 2024. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat de huidige bezoekregeling zoals deze door de gecertificeerde instelling is vastgesteld bij de schriftelijke aanwijzing van 7 mei 2024 in het belang van de minderjarigen is. Gebleken is dat de gecertificeerde instelling daarbij afdoende rekening heeft gehouden met het schema van de moeder en met het frequentere contact tussen [de minderjarige 1] en de moeder via de telefoon, waardoor er extra tijd is uitgetrokken voor contact tussen de moeder en [de minderjarige 2] .
5.4
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van de Poll, L. Koper en A.S. Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is op 27 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.