Uitspraak
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.De feiten
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] ), en
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, vervallen te verklaren. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoeken om de omgangsregeling met haar minderjarige kinderen te wijzigen, werden afgewezen. De rechtbank had vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling had een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de omgangsregeling, die de moeder betwistte. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de veiligheid van de minderjarigen en de emotionele stabiliteit van de moeder. Het hof concludeerde dat de schriftelijke aanwijzing goed gemotiveerd was en in het belang van de minderjarigen. De moeder had onvoldoende bewijs geleverd dat de aanwijzing ondeugdelijk was. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de huidige bezoekregeling, zoals vastgesteld door de gecertificeerde instelling, in het belang van de minderjarigen was. De moeder had weliswaar een liefdevolle band met de kinderen, maar er waren ernstige zorgen over haar emotionele stabiliteit en de veiligheid van de kinderen tijdens onbegeleid contact. Het hof benadrukte het belang van een veilige en voorspelbare omgeving voor de ontwikkeling van de minderjarigen.