ECLI:NL:GHDHA:2024:2276

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
200.333.232/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en zorgregeling na scheiding van ouders met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag en de zorgregeling van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023, waarin het gezamenlijk gezag werd toegewezen aan zowel de moeder als de vader. De moeder stelde dat de vader geen goede communicatie had en dat hij zijn gezag misbruikte om macht over haar uit te oefenen. De vader verweerde zich tegen deze beschuldigingen en stelde dat er wel degelijk communicatie was en dat de moeder de zorgregeling niet naleefde. De raad voor de kinderbescherming heeft zich ook in de procedure gevoegd en maakte zich zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, gezien de conflicten tussen de ouders.

Het hof heeft vastgesteld dat de verhouding tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de minderjarige daaronder lijdt. Ondanks de problemen heeft het hof geoordeeld dat eenhoofdig gezag niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit de situatie niet zou verbeteren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag is toegewezen aan beide ouders. Daarnaast heeft het hof de zorgregeling aangepast, zodat de vader de minderjarige op vrijdag om 13:00 uur van school ophaalt, in plaats van het eerder vastgestelde tijdstip. Het hof heeft partijen aangespoord om hulpverlening te zoeken om hun onderlinge verhouding te verbeteren, in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.333.232/01
zaaknummer rechtbank : C/10/627814
rekestnummer rechtbank : FA RK 21-8105
beschikking van de meervoudige kamer van 27 november 2024
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I. Correljé te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 28 december 2021, 28 november 2022 en van 16 juni 2023, zoals deze is hersteld bij beschikking van 20 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 14 september 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 16 juni 2023, hersteld bij beschikking van 20 juli 2023, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 10 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 28 maart 2024 een brief van 26 maart 2024 met bijlagen;
- op 3 april 2024 een journaalbericht van 30 maart 2024 met bijlage;
- op 11 oktober 2024 een e-mail van 10 oktober 2024 met bijlagen;
- op 14 oktober 2024 een e-mail van 12 oktober 2024 met bijlage;
van de zijde van de vader:
- op 9 oktober 2024 een e-mail met bijlagen;
- op 21 oktober 2024 een e-mail met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 23 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door mr. B.H. van der Zwan, kantoorgenoot van mr. Ben Ahmed;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).
3.3
De vader heeft de minderjarige erkend.

4.Waar de zaak over gaat

4.1
Bij (tussen)beschikking van 28 december 2021 is, voor zover hier van belang, de tussen partijen overeengekomen voorlopige regeling voor twee omgangsmomenten tussen de vader en de minderjarige opgenomen. De verdere behandeling van de zaak ten aanzien van het gezag over de minderjarige en de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht is aangehouden in afwachting van de resultaten van de mediation tussen partijen.
4.2
Bij (tussen)beschikking van 28 november 2022 is bepaald dat de vader en de minderjarige in aanloop naar het mediationtraject met elkaar videobellen op woensdag en zondag rond etenstijd (18:00 uur), waarbij het partijen vrijstaat in onderling overleg anders overeen te komen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden ten aanzien van het ouderlijk gezag over de minderjarige en de definitieve omgangs- dan wel zorgregeling in afwachting van de resultaten van de mediation.
4.3
Bij de beschikking van 16 juni 2023 is het ouderlijk gezag over de minderjarige gewijzigd in die zin dat de vader en de moeder dit gezag over de minderjarige vanaf 16 juni 2023 gezamenlijk uitoefenen. Voorts is vastgesteld dat de minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de vader zal zijn als volgt:
- op 19 april 2023 van 11:00 uur tot 13:00 uur;
- op 22 april 2023 van 12:30 uur tot 14:30 uur;
- op 26 april 2023 van 11:00 uur tot 13:00 uur;
- op 30 april 2023 van 16:00 uur tot 18:00 uur;
- op 6 mei 2023 van 12:30 uur tot 16:30 uur;
- op 13 mei 2023 van 12:30 uur tot 16:30 uur;
- op 20 mei 2023 van 7:45 uur tot 17:00 uur;
- met ingang van 26 mei 2023 één weekend per veertien dagen van vrijdag 18:30 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de vader de minderjarige op vrijdag uit de crèche ophaalt;
- de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de vader in de oneven jaren de eerste keus heeft en de moeder in de even jaren de eerste keus heeft;
- het halen en brengen zal in onderling overleg door partijen worden verdeeld.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.4
Bij herstelbeschikking van 20 juli 2023 heeft de rechtbank bepaald dat onder rechtsoverweging 3.1. van de op 16 juni 2023 tussen partijen gegeven beschikking, waar staat “ [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ”
wordt gewijzigd in:
“ [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ”
en dat onder rechtsoverweging 3.2. van de op 16 juni 2023 tussen partijen gegeven beschikking, waar staat “met ingang van 26 mei 2023 één weekend per veertien dagen van vrijdag 18:30 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de man de minderjarige op vrijdag uit de crèche ophaalt”
wordt gewijzigd in:
“met ingang van 26 mei 2023 iedere vrijdag 18:30 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de man de minderjarige op vrijdag uit de crèche ophaalt”.
4.5
De moeder kan zich niet vinden in de beslissingen van de rechtbank. Zij verzoekt het hof om de beschikking van 16 juni 2023 te vernietigen voor wat betreft de toewijzing van het gezamenlijk gezag en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Daarnaast verzoekt de moeder de herstelbeschikking van 20 juli 2023 te vernietigen, waardoor de originele beschikking wederom zal gelden, kosten rechtens.
4.6
De vader verweert zich tegen de verzoeken van de moeder. Hij verzoekt het hof om (het hof leest) de moeder in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep af te wijzen, en de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023 en de herstelbeschikking van 20 juli 2023 te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
Wat staat er in de wet?
5.1
Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten
5.2
De moeder is van mening dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige is. Partijen hebben slecht contact en de vader geeft meestal geen antwoord op berichtgeving en telefonische verzoeken van de moeder. De vader is verhuisd, maar weigert zijn adres aan de moeder door te geven. Hij haalt de minderjarige vrijdag vroeg in de middag op van de crèche en levert haar daar maandag weer af als hem dat uitkomt. Soms brengt hij haar ook niet en dan weet de moeder niet wat er aan de hand is. Zij heeft diverse malen de politie moeten inschakelen, omdat de vader onbereikbaar was. De vader heeft geen toestemming gegeven voor een vakantie van de moeder met de minderjarige, welke vakantie al was besproken en betaald voordat de bestreden beschikking werd gewezen. De moeder vreest het ergste voor andere beslissingen over de minderjarige waar de vader mede toestemming voor moet geven. Hij gebruikt het gezag om macht over de moeder uit te oefenen. Overleg is niet mogelijk waardoor de minderjarige klem dreigt te raken.
5.3
De vader stelt dat partijen over en weer wel eens niet (direct) gereageerd hebben op elkaars berichtgeving. Partijen communiceren wel degelijk met elkaar en goed overleg is mogelijk. De moeder is geruime tijd de zorgregeling niet nagekomen en de vader heeft een kort gedingprocedure moeten starten om nakoming af te dwingen. Het adres van de vader is wel degelijk bekend bij de moeder. De vader verkeert niet in criminele kringen, zoals de moeder stelt. Ook weigert de vader geen toestemming voor vakanties, maar hij wil wel weten waar de minderjarige heen gaat en wanneer. De moeder heeft onvoldoende argumenten naar voren gebracht waaruit zou kunnen blijken dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders.
5.4
De raad stelt dat uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling en de stukken naar voren is gekomen blijkt dat geen van de ouders in het belang van de minderjarige handelt. Er is twee keer mediation betracht, maar deze pogingen zijn mislukt. De rechter heeft tijdens de kortgeding procedure van 28 november 2023 nogmaals gezegd dat partijen zich tot het wijkteam zouden moeten wenden. De minderjarige is nog maar vier jaar oud en de ouders zijn nu al meerdere keren naar de rechter gestapt. De minderjarige heeft veel last van het conflict tussen de ouders en de overgelegde filmpjes zijn zeer verdrietig. Het feit dat de ouders elkaar in bijzijn van de minderjarige filmen is zeer ernstig. Hoewel de minderjarige nog maar jong is, weet zij heel goed wat er aan de hand is. De minderjarige bevindt zich nu in de ontwikkelingsfase waarbij het leren omgaan met relaties en conflicten hoort en de ouders geven haar niet het goede voorbeeld. De raad maakt zich veel zorgen over de minderjarige en is van mening dat de ouders verplicht naar hulpverlening moeten.
Overwegingen van het hof
5.5
Op grond van het aan het hof voorliggende dossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat de verhouding van de ouders ernstig is verstoord en dat de minderjarige wordt beschadigd in haar ontwikkeling. Uit de overgelegde videobeelden van overdrachtsmomenten blijkt dat zij letterlijk klem en verloren zit tussen de ouders. Zoals de advocaat van de moeder ter zitting heeft verklaard zijn ouders het nergens over eens en maken zij overal ruzie over. Desalniettemin is het hof van oordeel dat eenhoofdig gezag niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit er niet toe zal leiden dat de problemen binnen dit familiesysteem worden opgelost. Bovendien speelt de vader een belangrijke rol bij de verzorging en opvoeding van de minderjarige en hij dient dan ook gezagsbeslissingen te kunnen nemen en zelf door instanties geïnformeerd te kunnen worden. Hoewel partijen al sinds begin 2021 uit elkaar zijn, hebben zij de ex-partnerproblematiek nog niet achter zich weten te laten en is hun strijd geëscaleerd. Partijen leggen de verantwoordelijkheid voor de problemen bij de ander, geven geen blijk van enig inzicht in het eigen aandeel en de gevolgen van hun strijd voor de minderjarige. Conflicten tussen ouders zijn onverteerbaar voor kinderen en schadelijk voor hun gezonde ontwikkeling. Zoals de ouders nu met elkaar omgaan in bijzijn van de minderjarige kan worden bestempeld als kindermishandeling. Het hof gaat ervan uit dat de ouders zich per omgaande via het wijkteam zullen aanmelden voor een hulpverleningstraject. Partijen moeten met behulp van professionals gaan werken aan het normaliseren en verbeteren van hun onderlinge verhouding voordat zij de minderjarige nog meer beschadigen.
5.6
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking met betrekking tot het gezamenlijk gezag bekrachtigen.
Zorgregeling
Wat staat er in de wet?
5.7
Op grond van artikel 1:253a, lid 4, BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
Standpunten
5.8
De moeder is van mening dat de rechtbank met betrekking tot de zorgregeling ten onrechte de beschikking van 16 juni 2023, waarbij een omgangsregeling van eens in de veertien dagen een weekend van vrijdag 18:30 uur tot zondag is vastgesteld, heeft herzien in de herstelbeschikking naar ieder weekend van vrijdag 18:30 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de vader de minderjarige uit de crèche ophaalt. De rechtbank heeft dit gedaan op verzoek van de vader. Door deze wijziging kan de moeder geen enkel weekend met de minderjarige doorbrengen.
5.9
De vader stelt dat de moeder zich bij de rechtbank niet heeft verweerd tegen het verzoek van de vader om ieder weekend omgang te hebben met de minderjarige. De zorg-/omgangsregeling is uitgebreid besproken tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank. De moeder heeft toen niets gezegd over geen vrije tijd met de minderjarige door te kunnen brengen. Zij werkt als zelfstandige en kan haar werktijden zelf inrichten.
5.1
De raad stelt dat een zorgregeling van een weekend in de twee weken te weinig is voor een vierjarige.
Overwegingen van het hof
5.11
Zoals het hof hiervoor al heeft overwogen, blijkt dat de verhouding van partijen ernstig is verstoord. Onderhavige procedure loopt al drie jaar en gedurende deze jaren is het contact tussen de vader en de minderjarige diverse malen onderbroken wegens de verstoorde verhoudingen. Ook is gebleken dat de moeder de vader diverse malen fysiek heeft aangevallen. Er zijn meldingen gedaan bij Veilig Thuis en aangiften bij de politie. De meest recente aangifte dateert van 9 september 2024 over mishandeling van de vader door de moeder en twee andere personen en behelst foto’s van letsel bij de vader. Uit de overgelegde brief van Veilig Thuis van 26 september 2024 blijkt dat Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond door de politie op de hoogte is gebracht van dit fysieke geweld dat op 25 augustus 2024 tijdens het overdrachtsmoment van de minderjarige in haar bijzijn heeft plaatsgevonden. Veilig Thuis heeft het interventieteam ingeschakeld om onderzoek te doen met als doel het op gang brengen van hulp indien dit nodig is. Het hof acht hulp dringend noodzakelijk, zowel voor partijen individueel als gezamenlijk. De minderjarige is veelvuldig getuige van de conflicten tussen de ouders en dit dient te stoppen, omdat de gevolgen daarvan voor haar gezonde ontwikkeling desastreus zijn. Onweersproken is dat de vader een liefdevolle, betrokken vader is en vanaf de geboorte van de minderjarige een belangrijke rol in haar leven speelt. Het contact met de vader is dan ook van groot belang. De minderjarige moet kunnen vertrouwen op het regelmatige contact met beide ouders en niet als speelbal worden ingezet zoals nu het geval, hetgeen blijkt uit de overgelegde correspondentie tussen partijen. De afspraken over de zorgregeling dienen stipt nagekomen te worden, waarbij de minderjarige geen getuige is van welke vorm van conflict dan ook. Dit betekent dat de moeder ervoor zorgt dat zij er is en open doet als de vader de minderjarige op zondagavond om 19:00 uur bij haar terugbrengt. Nu de minderjarige inmiddels naar school gaat, is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep afgesproken dat de vader de minderjarige vrijdagmiddag om 13:00 uur van school ophaalt. Het hof zal de bestreden beschikking in die zin aanpassen. Hoewel het hof begrip heeft voor de wens van de moeder om ook een weekend met de minderjarige te kunnen doorbrengen, acht het hof een verdere wijziging van de door de rechtbank bij de herstelbeschikking vastgestelde zorgregeling op dit moment niet in het belang van de minderjarige. Zij moet erop kunnen vertrouwen dat zij de vader blijft zien, ondanks de strijd van haar ouders. Het hof spreekt de hoop uit dat partijen dankzij hulpverlening, voor zichzelf en voor hun onderlinge verhoudingen, de strijd weten te staken en in het belang van hun gezamenlijke dochter kunnen gaan samenwerken. Het hof acht het van belang dat de ouders bij de hulpverlening afspraken gaan maken over zorgweekenden dat de minderjarige ondanks de huidige regeling toch bij de moeder zal zijn. Hiervoor is echter van belang dat de ouders duidelijke afspraken maken zodat dit geen aanleiding geeft tot het voeren van strijd tussen de ouders. Het hof gaat ervan uit dat partijen dan in onderling overleg tot nadere afspraken kunnen komen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023, zoals later hersteld bij beschikking van die rechtbank van 20 juli 2023, uitsluitend voor wat betreft het daarbij vastgestelde ophaalmoment op de vrijdag en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vader de minderjarige op vrijdag om 13:00 uur op school ophaalt;
bekrachtigt de bestreden beschikking, zoals later hersteld bij beschikking van 20 juli 2023, voor zover aan het oordeel van het hof voorgelegd voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van de Poll, L. Koper en A.S. Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 27 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.