In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het faillissement van DBS2 Nederland B.V. De Stichting Obligatiehouders DBS2, die de belangen van 63 obligatiehouders vertegenwoordigt, had in eerste aanleg een verzoek tot faillietverklaring ingediend, maar dit was door de rechtbank Den Haag afgewezen. De Stichting heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2024 heeft de Stichting haar argumenten toegelicht, waarbij zij stelde dat er wel degelijk sprake was van pluraliteit van schuldeisers, ondanks dat de rechtbank dit had betwist. Het hof heeft vastgesteld dat de obligatiehouders hun vorderingen niet hadden overgedragen aan de Stichting, maar enkel een privatieve last hadden gegeven om hun rechten te vertegenwoordigen. Dit betekent dat de obligatiehouders nog steeds afzonderlijke vorderingen op DBS2 hebben, wat de pluraliteit van schuldeisers bevestigt. Het hof heeft geconcludeerd dat er summierlijk is gebleken van de vordering van de Stichting en de obligatiehouders, en dat DBS2 in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De bestreden beschikking is vernietigd en het faillissementsverzoek is toegewezen. Het hof heeft DBS2 Nederland B.V. in staat van faillissement verklaard en mr. J.C.A.T. Frima benoemd tot rechter-commissaris, terwijl mr. A.W. van Meegdenburg als curator is aangesteld.