ECLI:NL:GHDHA:2024:2271

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
200.346.256/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van DBS2 Nederland B.V. en de rol van de Stichting Obligatiehouders DBS2

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het faillissement van DBS2 Nederland B.V. De Stichting Obligatiehouders DBS2, die de belangen van 63 obligatiehouders vertegenwoordigt, had in eerste aanleg een verzoek tot faillietverklaring ingediend, maar dit was door de rechtbank Den Haag afgewezen. De Stichting heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2024 heeft de Stichting haar argumenten toegelicht, waarbij zij stelde dat er wel degelijk sprake was van pluraliteit van schuldeisers, ondanks dat de rechtbank dit had betwist. Het hof heeft vastgesteld dat de obligatiehouders hun vorderingen niet hadden overgedragen aan de Stichting, maar enkel een privatieve last hadden gegeven om hun rechten te vertegenwoordigen. Dit betekent dat de obligatiehouders nog steeds afzonderlijke vorderingen op DBS2 hebben, wat de pluraliteit van schuldeisers bevestigt. Het hof heeft geconcludeerd dat er summierlijk is gebleken van de vordering van de Stichting en de obligatiehouders, en dat DBS2 in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De bestreden beschikking is vernietigd en het faillissementsverzoek is toegewezen. Het hof heeft DBS2 Nederland B.V. in staat van faillissement verklaard en mr. J.C.A.T. Frima benoemd tot rechter-commissaris, terwijl mr. A.W. van Meegdenburg als curator is aangesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.346.256/01
Rekestnummer rechtbank : C/09/670490 / FT RK 24/669
Arrest van 12 november 2024
in de zaak van
Stichting Obligatiehouders DBS2,
gevestigd in Amstelveen,
verzoekster,
advocaat: mr. C.M. Tjoa, kantoorhoudend in Utrecht,
tegen
DBS2 Nederland B.V.,
gevestigd in Katwijk,
verweerster.
Het hof zal partijen hierna noemen: de Stichting en DBS2.

1.Procesverloop

1.1
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 september 2024 (hierna: de bestreden beschikking) is het verzoek van de Stichting om DBS2 in staat van faillissement te verklaren afgewezen. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 september 2024, is de Stichting van deze beschikking in hoger beroep gekomen en heeft zij het hof verzocht deze te vernietigen en alsnog het faillissement van DBS2 uit te spreken.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 november 2024.
Verschenen zijn:
  • Mr. Tjoa en mr. J. Staal, advocaat te Utrecht, namens de Stichting, en
  • [naam] (bestuurder, hierna: [bestuurder]), namens DBS2.
Mr. Staal heeft de zaak bepleit aan de hand van aan het hof overgelegde
spreekaantekeningen.
1.3
Ter zitting van het hof heeft [bestuurder] het hof verzocht de mondelinge behandeling aan te houden. Hij heeft toegelicht dat mr. B.J. Tideman, die DBS2 als advocaat in eerste aanleg heeft bijgestaan, zich recentelijk heeft teruggetrokken als raadsman. De vervolgens nieuw aangezochte raadsman, mr. M. Spaa, heeft [bestuurder] te kennen gegeven geen mogelijkheid te zien om het dossier op zo’n korte termijn te bestuderen. Nu mr. Tideman en/of mr. Spaa voorafgaand aan de mondelinge behandeling geen aanhoudingsverzoek heeft gedaan, heeft het hof geen aanleiding gezien de zitting aan te houden.

2.Beoordeling van het hoger beroep

2.1
De Stichting is de privatieve lasthebber van 63 obligatiehouders. Busman Holding B.V. (hierna: Busman) is een van die obligatiehouders. DBS2 laat de obligatiehouders – waaronder Busman – onbetaald.
2.2
In eerste aanleg hebben de Stichting en Busman de rechtbank verzocht om DBS2 in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank heeft het verzoek van de Stichting afgewezen. Busman heeft zij niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. Busman heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking.
2.3
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank ten aanzien van de Stichting overwogen dat deze een opeisbare vordering heeft op DBS2 en dat daarmee het vorderingsrecht summierlijk is gebleken. Ten aanzien van Busman heeft zij overwogen dat deze als obligatiehouder blijkens de trustakte afstand heeft gedaan van haar individuele (vorderings)recht(en) en deze door middel van het verstrekken van een privatieve last heeft ‘overgedragen’ aan de Stichting. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat niet summierlijk is gebleken van een apart vorderingsrecht van Busman. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van meerdere schuldeisers. De rechtbank heeft om die reden het verzoek van de Stichting afgewezen.
2.4
De Stichting heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en DBS2 alsnog in staat van faillissement te verklaren. De Stichting heeft – samengevat – aangevoerd dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, er wel degelijk aan het pluraliteitsvereiste is voldaan. De obligatiehouders hebben hun vorderingen niet overgedragen, gecedeerd of anderszins vervreemd uit hun vermogens. Zij hebben enkel de Stichting een privatieve last gegeven om hun rechten uit hoofde van de obligatieleningen - eventueel in rechte - geldend te maken. De omstandigheid dat de Stichting namens de obligatiehouders het verzoek doet om DBS2 in staat van faillissement te verklaren, maakt dat niet anders. Er is dan ook sprake van pluraliteit van schuldeisers, zodat DBS2 verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
2.5
De Stichting heeft verder nog aangevoerd dat zij naast de vorderingen van de obligatiehouders ook twee zelfstandige vorderingen heeft op DBS2. Deze vorderingen vloeien voort uit de trustakte. De eerste vordering – de parallelle vordering - is qua hoogte gekoppeld aan de vorderingen van de obligatiehouders en de tweede vordering ziet op haar beloning en vergoeding van kosten. Daarnaast hebben de twee (indirecte) bestuurders van DBS2 een vordering op DBS2 uit hoofde van hun managementovereenkomsten, nu de managementvergoedingen sinds februari 2024 niet meer zijn voldaan.
2.6
DBS2 betwist dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Alleen de Stichting is aanvrager van het faillissement en daarnaast zijn er geen steunvorderingen. Dat de twee (indirecte) bestuurders van DBS2 een vordering op DBS2 hebben uit hoofde van hun managementovereenkomsten, wordt ook door DBS2 betwist.
2.7
Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het hof als volgt.
2.8
Uit het overgelegde uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat DBS2 statutair gevestigd is in Katwijk en kantoor houdt in Leiden. Het hof is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Europese Insolventieverordening (Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen, nu aangenomen kan worden dat het centrum van de voornaamste belangen van DBS2 in Nederland ligt.
2.9
Ook in hoger beroep is niet in geschil dat de Stichting zelf een (opeisbare) vordering heeft op DBS2. Van het vorderingsrecht van de Stichting is dan ook summierlijk gebleken.
2.1
Evenmin is in geschil dat DBS2 tussen 2016 en 2020 obligaties heeft uitgegeven aan 63 obligatiehouders en dat DBS2 die obligatiehouders onbetaald laat. Elk van die obligatiehouders heeft afzonderlijk een opeisbare vordering op DBS2 uit hoofde van één of meer obligatieleningen. Deze vorderingen maken deel uit van de afzonderlijke vermogens van de obligatiehouders. Bij trustakte van 2 december 2016 hebben de obligatiehouders ter zake van de uitoefening van hun vorderingsrechten de Stichting een privatieve last verstrekt ex artikel 7:423 BW, waarmee aan de Stichting een procesbevoegdheid is toegekend om de vorderingen te innen. Zoals de Stichting terecht betoogt, hebben de obligatiehouders daarmee hun vorderingen niet overgedragen, gecedeerd of anderszins vervreemd uit hun vermogens. Het verzoek van de Stichting om DBS2 in staat van faillissement te verklaren moet dan ook in de eerste plaats worden beschouwd als een verzoek namens de afzonderlijke obligatiehouders als schuldeisers. Reeds hiermee staat de pluraliteit van schuldeisers vast.
2.11
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat summierlijk is gebleken van het bestaan van de vordering van de Stichting en de obligatiehouders en van feiten en omstandigheden die aantonen dat DBS2 in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De bestreden beschikking zal daarom worden vernietigd en het faillissementsverzoek alsnog worden toegewezen.

3.Beslissing

Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 september 2024;
en opnieuw rechtdoende:
- verklaart DBS2 Nederland B.V., statutair gevestigd in Katwijk en kantoorhoudende in Leiden, in staat van faillissement,
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.C.A.T. Frima, rechter in de rechtbank te Den Haag,
- stelt aan als curator mr. A.W. van Meegdenburg, advocaat bij La Gro Advocaten te Den Haag, correspondentieadres: Postbus 155, 2400 AD, Alphen aan den Rijn,
  • geef aan de curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gezonden brieven en telegrammen,
  • bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld kennis geeft van deze uitspraak aan de griffier van de rechtbank Den Haag.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.S. Honée, R.S. van Coevorden en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.