ECLI:NL:GHDHA:2024:2270

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
200.343.955/01 en 200.343.955/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgangsregeling tussen vader en minderjarige in het belang van de kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen was vastgesteld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.E. Hoogenraad, verzet zich tegen deze regeling, die volgens haar in strijd is met de belangen van de kinderen. De vader, vertegenwoordigd door mr. P.A. van Hecke, heeft zijn verweer gevoerd en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De procedure is gestart na een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin de vader voor een jaar de omgang met de kinderen was ontzegd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de omgang van de vader met de minderjarigen te ontzeggen, onderbouwd door zorgen over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de psychologische impact op de minderjarigen, die in het verleden trauma's hebben opgelopen door de vader.

Na het horen van de minderjarigen en de betrokken partijen, concludeert het hof dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige 1] in strijd is met haar zwaarwegende belangen. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en ontzegt de vader het recht op omgang met [de minderjarige 1]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid is afgewezen. Het hof benadrukt het belang van rust voor de minderjarigen en de noodzaak om juridische procedures te beëindigen, zodat zij zich kunnen richten op hun ontwikkeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.343.955/01 en 200.343.955/02
zaaknummer rechtbank : C/10/674323
rekestnummer rechtbank : FA RK 24-1450
beschikking van de meervoudige kamer van 20 november 2024
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.E. Hoogenraad te Maassluis
tegen
[de vader]
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.A. van Hecke te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 23 juli 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Dit hoger beroep is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.343.955/01. Bij dat beroep heeft de moeder ook een verzoek tot schorsing van de werking van die beschikking ingediend, ingeschreven bij het hof onder zaaknummer 200.343.955/02.
2.2
De vader heeft op 5 september 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 19 augustus 2024 een e-mail met bijlage;
- op 18 oktober 2024 een e-mail;
- op 22 oktober 2024 een e-mail met bijlage;
van de zijde van de vader:
- op 18 oktober 2024 een e-mail met bijlagen.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige 1] gesproken. De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige 2] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar mening kenbaar te maken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 23 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [de vertegenwoordiger] .
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] ), en
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] ),
gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
3.3
De vader heeft de minderjarigen erkend.
3.4
De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag uit over de minderjarigen.
3.5
Bij beschikking van 10 december 2021 heeft de rechtbank Rotterdam – voor zover hier van
belang – aan de vader de omgang met de minderjarigen ontzegd voor een periode van één jaar.
3.6
Bij vonnis in kort geding van 28 september 2022 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de vordering van de vader om de moeder te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het tot stand brengen van omgang tussen de vader en de minderjarigen afgewezen.

4.Waar de zaak over gaat

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover in dit hoger beroep van belang – de volgende (opbouwende) omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] vastgesteld:
- in juli en augustus 2024: iedere zaterdagmiddag videobellen tussen 17.00 uur en 17.30 uur;
- in september 2024: iedere zaterdagmiddag van 15.00 uur tot 17.00 uur omgang op een openbare plaats (bijvoorbeeld een kopje thee drinken);
- in oktober 2024: iedere zaterdagmiddag omgang van 14.00 uur tot 17.00 uur;
- in november 2024: iedere zaterdagmiddag omgang van 12.00 uur tot 17.00 uur;
- vanaf december 2024: ieder weekend één dag van 10.00 uur tot 17.00 uur, welke dag afwisselend een zaterdag of zondag zal zijn.
De rechtbank heeft de beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voorts zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en is het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in de hoofdzaak:
de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat de omgang van de vader met de minderjarigen wordt ontzegd, dan wel de omgang tussen de vader en de minderjarigen wordt beëindigd, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie juist acht;
in de (hof begrijpt) schorsingszaak:
de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking te schorsen in afwachting van de eindbeschikking van het hof in de hoofdzaak,
althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie juist acht.
4.3
De vader verweert zich tegen de verzoeken van de moeder. Hij verzoekt het hof om de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.343.955/01
Wat staat er in de wet?
5.1
Voorop staat dat de vader en de minderjarigen recht hebben op omgang met elkaar. Op grond van artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Standpunten
5.2
De moeder stelt dat zij zich jarenlang heeft ingezet om met de vader in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Partijen hebben een mediationtraject gevolgd en zijn tot een ouderschapsplan gekomen. Zij heeft gedurende een zeer lange tijd uitvoering gegeven aan de overeengekomen omgangsregeling, totdat ze veel signalen kreeg van de minderjarigen over het niet goed verlopen van de omgang. In mei 2019 vertelde [de minderjarige 2] dat zij bang was voor de vader, omdat hij haar bij de keel had gegrepen en ook [de minderjarige 1] was zichtbaar aangedaan. De moeder heeft getracht met de vader in gesprek te gaan, maar dat was niet mogelijk. Zij heeft de minderjarigen vervolgens aangemeld bij Mentaal Beter Jong. Daarnaast heeft zij zich ingezet voor de regeling die tijdens kort geding was overeengekomen. De bedreiging van de moeder door de vader in het bijzijn van de minderjarigen op 3 november 2019 heeft geleid tot reclasseringstoezicht en behandeling bij De Waag van de vader. Op 1 juli 2020 is het weer misgegaan en heeft de vader de moeder en de minderjarigen opgewacht bij het zwembad en een dreigende houding aangenomen. De minderjarigen hebben trauma’s opgelopen door toedoen van de vader en kampten met een posttraumatische-stressstoornis (PTSS). De vader ontkent zijn rol hierin. Dankzij de behandeling bij Mentaal Beter Jong hebben de minderjarigen stappen gezet. [de minderjarige 2] wil echter geen omgang meer met de vader en de rechtbank heeft dan ook terecht geen omgangsregeling vastgelegd. [de minderjarige 1] wilde alleen af en toe videobellen met de vader, maar desalniettemin heeft de rechtbank een omgangsregeling opgelegd. Dit is schadelijk voor [de minderjarige 1] . De rechtbank is daarmee bovendien buiten de rechtsstrijd van partijen getreden. De vader had een opbouwende omgangsregeling verzocht, vastgesteld in overleg met Coachpoint die de omgang zou begeleiden.
5.3
De vader stelt dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het contact met de minderjarigen te herstellen, maar dat de moeder ieder contact torpedeert. Ook bij het omgangshuis zijn veel fouten gemaakt. Bij [de minderjarige 1] bleek een opening voor het contact en daar heeft de rechtbank terecht op gewezen. Volgens de vader is het denkbaar en waarschijnlijk dat [de minderjarige 1] ook last heeft van het gegeven dat de moeder niet achter de omgang staat en dat zodoende sprake is van een loyaliteitsconflict. De moeder belast [de minderjarige 1] met zaken waar zij niet mee belast moest worden, zoals financiële kwesties. Bij het videobellen is de moeder aanwezig en kan [de minderjarige 1] geen vrij contact hebben met de vader. De moeder komt de vastgestelde omgangsregeling niet na en heeft [de minderjarige 1] opnieuw aangemeld bij Mentaal Beter Jong. De vader heeft er alles aan gedaan om weer omgang te krijgen met [de minderjarige 1] , maar zelfs de bestreden beschikking is niet voldoende om het contact concreet vorm te geven. De vader heeft weer een kort geding moeten starten tegen de moeder om de omgang af te dwingen met behulp van dwangsommen. Een beslissing daarop is aangehouden in afwachting van dit hoger beroep. De vader stelt het gezin al zes jaar lang rust te gunnen, maar wil dat er nu eindelijk iets gebeurt. Begeleiding door Coachpoint bij de vastgestelde omgangsregeling of gezinstherapie is wellicht een optie.
5.4
De raad is van mening dat [de minderjarige 1] in een heel moeilijke situatie zit. Er is voor haar een omgangsregeling vastgesteld en ten aanzien van haar tweelingzusje niet. Hoewel het in beginsel goed is voor een kind om contact te hebben met de niet verzorgende ouder, moet ook rekening worden gehouden met de wensen van [de minderjarige 1] . De ouders zijn al jarenlang verwikkeld in juridische procedures. Er moet rust komen. Als de vader het belang van de minderjarigen voorop kan stellen en de rechtszaken kan staken, dan is de kans aanwezig dat de minderjarigen hem uiteindelijk zullen opzoeken.
Overwegingen van het hof
5.5
Op grond van het aan het hof voorliggende dossier, het gesprek met [de minderjarige 1] en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is besproken, is het hof van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] in strijd is met haar zwaarwegende belangen. Partijen hebben een affectieve relatie gehad met elkaar, welke relatie in maart 2011 is beëindigd tijdens de zwangerschap. In 2012 is de eerste uitspraak tussen partijen gewezen over een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen. Sindsdien volgen de juridische procedures elkaar tot op heden op. Gebleken is dat de vader in het verleden fysiek en verbaal agressief is geweest jegens de minderjarigen, en de moeder in het bijzijn van de minderjarigen heeft bedreigd. De minderjarigen zijn in 2020 gediagnosticeerd met PTSS. Dankzij traumabehandeling bij Mentaal Beter Jong hebben de minderjarigen de gebeurtenissen kunnen verwerken en zijn zij minder angstig geworden. In mei 2023 is een traject van begeleide omgang tussen de vader en de minderjarigen gestart. Na het eerste omgangsmoment heeft [de minderjarige 2] te kennen gegeven geen omgang meer te willen hebben met de vader. [de minderjarige 1] heeft het traject afgemaakt, maar na afloop bij haar psycholoog van Mentaal Beter Jong aangegeven geen omgang meer te willen hebben. Uit het overgelegde eindverslag van het [Traject Omgangshuis] van mei tot november 2023 blijkt dat de vader veel sturing nodig heeft in het contact met de minderjarigen, bij het luisteren naar hen en om hen niet te belasten met lastige vragen. Gebleken is dat de vader over de grenzen van de minderjarigen heen blijft gaan en vervolgens niet begrijpt waarom de minderjarigen hem niet meer willen zien. Dit is een terugkerend patroon, ondanks het hulpverleningstraject bij De Waag voor agressie-regulatie en de ingezette intensieve begeleiding bij het contact met de minderjarigen. Het ontbreekt de vader aan de mogelijkheden om te kijken naar het belang van de minderjarigen. Dat de problemen in overwegende mate aan de moeder te wijten zijn, zoals de vader bij herhaling blijft stellen, is het hof niet gebleken. Integendeel, uit de stukken blijkt dat de moeder zich jarenlang heeft ingezet voor het contact tussen de vader en de minderjarigen en dat dit zelfs heeft geleid tot een verwijdering tussen haar en de minderjarigen. De vader geeft geen blijk van inzicht in zijn eigen aandeel in de angsten van de minderjarigen voor hem. Door zich keer op keer negatief over de moeder uit te laten, verwijdert de vader de minderjarigen nog meer van zich. [de minderjarige 1] heeft herhaaldelijk verklaard geen contact te willen hebben met de vader, ook niet telefonisch, tenzij zij dit (het hof begrijpt: op termijn) zelf wil. De spanningen die de opgelegde omgangsregeling inclusief het videobellen met zich meebrengt, leiden er zelfs toe dat zij suïcidale gedachten heeft. Dit blijkt uit de overgelegde eindevaluatie van de ondersteunende gesprekken bij Mentaal Beter Jong die [de minderjarige 1] tussen augustus en oktober 2024 heeft gevoerd. Zij is 13 jaar oud en net begonnen op de middelbare school. Het hof acht het net als de raad in haar belang dat de juridische procedures stoppen en dat zij zich aan haar eigen ontwikkeling kan wijden. De procedures veroorzaken veel spanningen en dragen niet bij aan het herstel van vertrouwen in de vader en verbetering van de relatie met hem. Daarbij acht het hof het niet in het belang van de onderlinge verhoudingen binnen het gezin om een onderscheid te maken tussen de minderjarigen qua contact met de vader.
5.6
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden acht het hof, zoals hiervoor is overwogen, een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] in strijd met haar zwaarwegende belangen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen voor zover het de daarbij vastgestelde omgangsregeling betreft, inclusief het videobellen. Naar het oordeel van het hof is gebleken dat de minderjarigen van de moeder de ruimte krijgen om contact te zoeken met de vader wanneer zij dat in de toekomst zouden willen.
In de zaak met zaaknummer 200.343.955/02
Het hof zal het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking afwijzen, nu het hof heden beslist in de hoofdzaak.

6.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.343.955/01
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2024 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontzegt aan de vader het recht op omgang met [de minderjarige 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
In de zaak met zaaknummer 200.343.955/02
wijst af het verzoek van de moeder tot schorsing van de onmiddellijke werking van de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, J.M. van de Poll en A.S. Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 20 november 2024 uitgesproken door mr. A.A.F. Donders in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.