Uitspraak
hierna te noemen: [appellant] ,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Q Advocaten,
advocaat: mr. C.H. Bijvank te Rotterdam.
- de dagvaarding van 18 november 2022, hersteld bij exploot van 27 maart 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het door de
- de memorie van grieven van [appellant] (met producties);
- de memorie van antwoord van Q Advocaten c.s. (met producties).
€ 1.800,--. [appellant] heeft dit maximumbedrag volledig voldaan. De overeenkomst is vastgelegd in een opdrachtbevestiging die door beide partijen is ondertekend.
€ 5.666,34.
in conventiegevorderd, samengevat, [appellant] te veroordelen aan haar te betalen (1) een hoofdsom van € 5.666,34, (2) buitengerechtelijke incassokosten van € 658,32, (3) de proceskosten, (4) een en ander te verhogen met rente.
In reconventieheeft [appellant] gevorderd, samengevat, Q Advocaten te veroordelen aan hem te betalen: (1) het volledige honorarium van de nieuwe advocaat die hem in de bodemprocedure bijstaat, (2) € 2.228,00 voor de door [appellant] aan zijn wederpartij te betalen proceskosten in het hoger beroep, (3) de procedurekosten van de klacht bij de deken tegen [de advocaat] en (4) de proceskosten. Daarnaast heeft [appellant] gevorderd – geparafraseerd – te verklaren voor recht dat het handelen van [de advocaat] onprofessioneel en onzorgvuldig is.
6.Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank in essentie de vorderingen vanQ Advocaten in conventietoegewezen en de vorderingen van [appellant] in reconventieafgewezen. In conventieis [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
Beoordeling van het hoger beroep
grieven I tot en met IIIgaan over de verschuldigdheid van (a) de openstaande facturen (r.o. 3.4 van het bestreden vonnis), (b) de buitengerechtelijke incassokosten voor het innen van deze facturen en (c) de proceskostenveroordeling in conventie.
10.Met grief Ibetoogt [appellant] het volgende.
art. 17 lid 2 van de Gedragsregels advocatuur. Hiermee heeft Q Advocaten misbruik gemaakt van de situatie. [appellant] heeft overigens slechts een voorschotbedrag voldaan en dat had alles te maken met de korte termijn. Dit voorschot zag op de kort gedingprocedure en er was dus geen tijd om niet te betalen. Daarmee heeft [appellant] niet het recht prijsgegeven om Q Advocaten te houden aan de eerder afgesproken en overeengekomen uurtarieven.
4 maart 2021 en zal hierna die datum aanhouden) in rekening gebracht bij [appellant] , waarop de btw uitdrukkelijk stond vermeld. Dit voorschot heeft [appellant] zonder protest op 7 maart 2023 (het hof leest: 7 maart 2021 en zal hierna die datum aanhouden) voldaan.
7 maart 2021 zonder protest voldaan. Dit is overduidelijk een aanvaarding van het aanbod geweest.
19 april 2021. [appellant] wist dat de tarieven waren gewijzigd en zou daar naar eigen zeggen bezwaar tegen hebben gemaakt, maar ging desondanks op
26 maart 2021 en op 19 april 2021 opnieuw een overeenkomst aan met [de advocaat]. Voor deze procedures gold geen spoedeisendheid. [appellant] had derhalve alle tijd om voorafgaand aan het aangaan van deze nieuwe overeenkomsten van opdracht bezwaar te maken tegen de voorwaarden of om een andere advocaat in arm te nemen, maar hij koos wederom ervoor om een overeenkomst aan te gaan met [de advocaat] op basis van de nieuwe voorwaarden.
“Indien u akkoord bent met de bovenstaande voorwaarden, komt de overeenkomst van opdracht tot stand nadat u een ondertekende versie van deze overeenkomst naar mij heeft teruggestuurd en u de voorschotnota heeft betaald”.
art. 7:405 lid 2 BW het gebruikelijke loon vaststellen.
grief Iverder dat het aantal gedeclareerde uren bovenmatig is. Daartoe voert hij het volgende aan.
Q Advocaten in strijd heeft gehandeld met artikel 17 lid 3 van de Gedragsregels advocatuur, leidt dat niet tot de conclusie dat Q Advocaten bovenmatig heeft gedeclareerd.
€ 5.589,23 inclusief btw.
grief IIbetoogt [appellant] dat er geen, althans een gematigde, vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten dient te worden toegekend. Eén van de argumenten daarvoor is dat Q Advocaten geen deskundige derde partij heeft ingeschakeld voor de incasso, maar zelf een betalingsherinnering heeft gestuurd.
grief IIIbetoogt [appellant] dat hij ten onrechte in de proceskosten in conventie is veroordeeld. Deze grief faalt omdat [appellant] in conventie de grotendeels in het ongelijk te stellen partij is.
grieven IV tot en met VIgaan over de schadeplichtigheid van Q Advocaten voor de handelwijze van mr [de advocaat]. Dit onderwerp was aan de orde in de procedure in reconventie van de eerste aanleg.
grief IVbetoogt [appellant] dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Q Advocaten omdat [de advocaat] zich ten onrechte en (te) laat aan de behandeling van zijn zaken heeft onttrokken. Daartoe voert [appellant] het volgende aan.
[de advocaat] had derhalve geen andere keuze dan zich te onttrekken aan de zaak.
[de advocaat], noch stond hij open voor overleg over de te volgen strategie.
[de advocaat] adviseerde de procedure te vervolgen, terwijl [appellant] persisteerde om de rechtbank te wraken. [de advocaat] kon [appellant] niet van gedachten doen veranderen. De procedure moest en zou op zijn manier worden gevoerd. [appellant] liet het niet toe dat [de advocaat] als dominus litis kon optreden en dat zij haar rol als advocaat onafhankelijk en autonoom kon verrichten. Nu partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden wat betreft het vervolg van de procedure en [de advocaat] zich niet kon verenigen in de door [appellant] voorgestelde strategie, heeft zij - mede hierom - besloten om zich te onttrekken aan de zaak.
[de advocaat] kennelijk ervaren als directief en onverenigbaar met haar positie als advocaat, die vergt dat de advocaat de processtrategie bepaalt en invult.
[de advocaat] kon zich daarin belemmerd voelen, indien zij de bejegening door [appellant] als neerbuigend en aanvallend heeft ervaren. Het is niet aan het hof om aan deze ervaring van [de advocaat] een andere invulling te geven. Een uitzonderlijke situatie waarin dat wel is geboden, is hier niet aan de orde.
tijdstipwaarop [de advocaat] zich heeft onttrokken onzorgvuldig was. [appellant] stelt dat daarvan sprake is omdat hij niet in staat was tijdig een andere advocaat te zoeken aangezien er twee weken nadien een zitting was bij dit hof.
12 oktober 2021 van [de advocaat] is helder: ik onttrek mij en zoek een andere advocaat. Op dat moment waren er nog twee weken om het hof te informeren dat een andere advocaat de zaken van [de advocaat] overnam. Dat [appellant] niet in staat was om binnen die termijn een nieuwe advocaat te vinden om dat aan het hof te berichten, is onvoldoende onderbouwd. Op dit punt is van belang dat van de nieuwe advocaat niet wordt gevergd dat deze zich binnen genoemde termijn de zaak (volledig) eigen maakt.
[de advocaat] al had betaald en dit van belang is voor het beoordelen van de zorgvuldigheid van de onttrekking. Het hof verwerpt dit standpunt, omdat deze betaling betrekking had op het voeren van de bodemprocedure in eerste aanleg, die was afgelopen. De onttrekking vond plaats nadat tegen het oordeel van de rechtbank in de bodemprocedure hoger beroep was ingesteld.
grief IVfaalt. Aan de behandeling van de
grieven V tot en met VIIkomt het hof niet toe. Met deze grieven betoogt [appellant] dat
Q Advocaten jegens hem schadeplichtig is. Uit het voorgaande volgt dat dit niet het geval is. .
grief VIIIbetoogt [appellant] dat hij ten onrechte in de proceskosten van de procedure in eerste aanleg in reconventie is veroordeeld. Deze grief faalt omdat hij als de in het ongelijk gestelde partij terecht in de proceskosten is veroordeeld.
Grief IXheeft geen zelfstandige betekenis. Het is een veeggrief waarop niet nader behoeft te worden ingegaan.
in conventie. Dat vonnis zal worden vernietigd en de veroordeling van [appellant] zal worden aangepast op het punt van het te betalen bedrag aan uren en de buitengerechtelijke incassokosten. Dit resulteert in een te betalen bedrag van
€ 5.589,23. Het hoger beroep faalt voor zover het ziet op het vonnis
in reconventie. Dat vonnis zal worden bekrachtigd. De vorderingen van [appellant] in hoger beroep zullen worden afgewezen. Bij deze uitkomst past dat [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het arrest zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
- vernietigt het tussen partijen
- veroordeelt [appellant] om aan Q Advocaten te betalen een bedrag van € 5.589,23 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
in reconventiegewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 augustus 2022;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.