Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen afgewezen;
- het verzoek van de vader om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] afgewezen;
- de vader en de moeder verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
- de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] , met ingang van 1 december 2022 op € 138,- per maand bepaald en met ingang van 1 april 2023 op € 50,- per maand bepaald, vanaf de datum van de beschikking, telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen.
- een zorgregeling tussen vader en [de minderjarige] wordt vastgesteld luidende dat [de minderjarige] in de ene week bij de vader zal zijn van woensdag uit school tot zondag 17.00 uur en in de andere week bij de vader zal zijn van woensdag uit school tot vrijdagochtend naar school althans (subsidiair) te bepalen dat [de minderjarige] bij de vader is wekelijks van woensdag uit school (of 13:00 uur indien er geen school is) tot donderdagochtend naar school (of 09:00 uur indien er geen school is), alsmede om de week op vrijdag uit school (of 13:00 uur indien er geen school is) tot maandagochtend naar school (of 09:00 uur indien er geen school is), alsmede de helft van de vakanties en feestdagen (zoals in het ouderschapsplan tussen partijen overeengekomen), althans een (uitgebreidere) regeling die het hof passend en juist acht;
- aan de vader de vervangende toestemming wordt verleend voor de wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] , waarbij [de minderjarige] zowel de achternaam van moeder als vader krijgt, althans te bepalen zoals het hof passend en juist acht.
5.De motivering van de beslissing
€ 21.729,-. Anders dan de vader acht het hof de jaaropgave over 2023 representatief voor het inkomen van de moeder in 2024. Uit de loonstroken blijkt dat sprake is van een onregelmatig inkomen zodat de jaaropgave het meest nauwkeurige beeld geeft van het inkomen van de moeder. Nu de vader de draagkrachtberekening van de moeder inhoudelijk verder niet heeft betwist, gaat het hof uit van de door de moeder in productie 11 overgelegde draagkrachtberekening. Daaruit volgt een netto besteedbaar inkomen van de moeder in 2024 van € 2.060,- per maand en een draagkracht van de moeder van € 116,- per maand. Gelet op de geboorte van [zoon] en het feit dat het hof, zoals hiervoor overwogen, ervan uitgaat dat [zoon] een gelijke behoefte heeft als [de minderjarige] , wordt de draagkracht van de moeder gelijk verdeeld over [de minderjarige] en [zoon] , zodat de moeder € 58,- per maand draagkracht heeft voor [de minderjarige] .
€ 294,- per maand. Dit betekent dat de vader van de kosten van [de minderjarige] een deel van (278/364 x 294 =) € 225,- per maand moet dragen. De moeder moet van de kosten van [de minderjarige] een deel van (86/364 x 294 =) € 69,- per maand dragen.