ECLI:NL:GHDHA:2024:2239
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke vordering van erfgenaam na ouderlijke boedelverdeling en de gevolgen van verzuim door executeur
In deze zaak gaat het om een erfrechtelijke vordering van [apellante] op de nalatenschap van haar vader, [erflater], na de ouderlijke boedelverdeling. [Apellante] is in hoger beroep gekomen van een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De zaak betreft de vraag of de vordering van [apellante] op de nalatenschap van haar vader, die is overleden in 2004, kan worden vastgesteld, nu de executeur, [erflaatster], verzuimd heeft om een boedelbeschrijving op te maken na haar overlijden in 2017.
De rechtbank had geoordeeld dat [apellante] onvoldoende gegevens had verstrekt om de omvang van de nalatenschap van [erflater] vast te stellen. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de bewijslast voor de vordering bij [apellante] ligt. Het hof stelt vast dat er geen concrete gegevens zijn over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en het privé-vermogen van [erflater]. Bovendien is er geen boedelbeschrijving opgemaakt, wat het voor [apellante] moeilijk maakt om haar vordering te onderbouwen.
Het hof concludeert dat de vordering van [apellante] niet kan worden vastgesteld, omdat er onvoldoende inzicht is in de nalatenschap van [erflater]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst het meer of anders gevorderde af.