In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil over de nalatenschap van een in België overleden erflater. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.H. Devis, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 29 maart 2023, waarin haar verzoek om informatie over de omvang van haar legitieme portie werd afgewezen. De geïntimeerde, die optreedt als executeur van de nalatenschap, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Heijkant.
Het hof heeft vastgesteld dat de erflater op 18 december 2019 een testament heeft opgemaakt waarin hij de Nederlandse nationaliteit heeft gekozen voor de afwikkeling van zijn nalatenschap. Echter, de erflater was op het moment van overlijden woonachtig in België, wat volgens de Europese Erfrechtverordening (EU) nr. 650/2012 betekent dat de Belgische rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat de nalatenschap fiscaal in België is afgewikkeld en de boedelbeschrijving door een Belgische notaris is gemaakt.
De appellante heeft betoogd dat de verordening niet van toepassing is, maar het hof heeft geoordeeld dat het geschil valt onder de bepalingen van de verordening. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd, zich onbevoegd verklaard en de appellante in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.