ECLI:NL:GHDHA:2024:2228

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
200.337.979/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de verhuizing van een minderjarige. De vader, verzoeker in het principaal hoger beroep, verzet zich tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 9 november 2023, die de moeder vervangende toestemming verleende om met hun minderjarige kind te verhuizen naar een ander adres. De vader heeft zijn bezwaren geuit, terwijl de moeder de beslissing van de rechtbank wenst te bekrachtigen. Het hof heeft de belangen van beide ouders en het kind zorgvuldig afgewogen. De moeder heeft aangetoond dat er een noodzaak voor de verhuizing is, onderbouwd door de spanningen tussen de ouders en de omstandigheden waarin zij zich bevonden. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder voldoende heeft voorbereid op de verhuizing en dat de impact op het kind minimaal zal zijn, gezien de jonge leeftijd van het kind. Het hof concludeert dat het belang van de moeder om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader om betrokken te blijven bij de opvoeding van het kind. De bestreden beschikking is dan ook bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.337.979/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 23-6655
zaaknummer rechtbank : C/09/653686
beschikking van de meervoudige kamer van 31 oktober 2024
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.K.P.K. El Fadili te Oegstgeest.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 7 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 29 april 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vader heeft op 11 juni 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
De raad heeft het hof bij brief van 22 augustus 2024 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
2.5
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- een journaalbericht van 11 maart 2024 met bijlagen, ingekomen op 12 maart 2024.
van de zijde van de moeder:
  • een e-mailbericht van 10 september 2024 met als bijlage een geluidsfragment;
  • een journaalbericht van 19 september 2024 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 25 september 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnotitie overgelegd en deze voorgedragen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader is geboren [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] .
3.3
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
3.4
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 3 juli 2023 zijn voorlopige voorzieningen getroffen, inhoudende dat, voor zover in hoger beroep van belang:
  • de vader met ingang van 3 juli 2023 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ;
  • de moeder, voor zover nodig, met ingang van 3 juli 2023 de echtelijke woning moet verlaten en dat de moeder verboden is deze verder te betreden;
  • tussen de vader en [de minderjarige] een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld waarbij zij elkaar elke week zien op dinsdag, donderdag en zaterdag van 18.00 tot 20.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] telkens bij de moeder ophaalt en de moeder [de minderjarige] telkens bij de vader ophaalt.
3.5
Bij beschikking van 3 oktober 2023 heeft de rechtbank Rotterdam, voor zover in hoger beroep van belang, het zelfstandig verzoek van de moeder tot toevertrouwing van [de minderjarige] aan haar toegewezen.
3.6
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 juni 2024 is een regeling vastgesteld voor de Islamitische feestdagen (Suikerfeest en Offerfeest), waarbij [de minderjarige] :
  • in 2024 bij de vader zal verblijven op zaterdag 15 juni 2024 van 11.00 uur tot 19.00 uur en op zondag 16 juni 2024 van 15.00 uur tot maandag 17 juni 2024 15.00 uur;
  • vanaf 2025 de eerste feestdag tot 15.00 uur bij de moeder zal verblijven, daarna vanaf 15.00 uur die dag tot de tweede feestdag 15.00 uur bij de vader en vervolgens vanaf de tweede feestdag 15.00 uur en de derde feestdag bij de moeder,
waarbij steeds geldt dat de moeder [de minderjarige] naar de woning van de vader zal brengen en de vader [de minderjarige] naar de woning van de moeder zal brengen.
3.7
Bij (echtscheidings)beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 juli 2024 heeft de rechtbank bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • in de even weken op dinsdag van 11.00 uur tot woensdag 11.00 uur en van vrijdag 11.00 uur tot 19.00 uur;
  • in de oneven week op dinsdag van 11.00 uur tot 19.00 uur en van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur.
Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de op 14 juni 2024 vastgestelde regeling voor de Islamitische feestdagen zonder compensatiedagen of -uren voorrang zal hebben op deze omgangsregeling.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de vakantieregeling, de kinderalimentatie, de bijzondere curator en de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden tot de mondelinge behandeling op 4 november 2024.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om met [de minderjarige] te verhuizen naar en hem in te schrijven op het adres [adres 2] .
4.2
De vader verzoekt het hof in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het inleidende verzoek van de moeder alsnog af te wijzen. Het verweer van de vader in het incidenteel hoger beroep strekt tot afwijzing van het verzoek van de moeder.
4.3
De moeder verzoekt het hof in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bekrachtigen. In haar incidentele hoger beroep verzoekt de moeder om veroordeling van de vader in de kosten van het geding, zijnde € 682,-.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming verhuizing
Het juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en alle betrokken belangen dienen af te wegen. Factoren die bij de beoordeling van verhuisproblematiek een rol kunnen spelen zijn onder meer:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.2
De ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met het kind elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
Oordeel van het hof
5.3
De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof in de bestreden beschikking zorgvuldig en op goede gronden overwogen waarom zij aan de moeder vervangende toestemming verleent om met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. Het hof neemt dit oordeel en deze gronden, na een eigen afweging en beoordeling, over en maakt deze tot de zijne. In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het hof nog het volgende.
5.4
Het is het hof duidelijk geworden dat er al geruime tijd spanningen waren en zijn tussen de ouders. Dit blijkt onder andere uit de geluidsopname, diverse WhatsApp-berichten en de aangiftes van huiselijk geweld en mishandeling uit 2015 en 2023 die de moeder heeft overgelegd. Dat de vader niet is vervolgd of veroordeeld en dat hij van mening is dat de moeder hem in een kwaad daglicht wil zetten, doet aan het bestaan van deze spanningen niet af. Het hof is gebleken dat de spanningen in maart 2023 zodanig zijn opgelopen, dat de vader de moeder en [de minderjarige] naar de ouders van de moeder in [plaats] heeft gebracht. Partijen verschillen van mening over de vraag bij wie het initiatief voor dit besluit lag en of dit al dan niet een tijdelijk verblijf was, maar ook de vader was blijkbaar van mening dat samenwonen op dat moment al dan niet tijdelijk geen optie was. Het hof is van oordeel dat de moeder voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat er een noodzaak voor een verhuizing met [de minderjarige] naar de regio [plaats] is ontstaan. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vader de moeder meerdere keren duidelijk heeft gemaakt dat zij niet mocht terugkeren naar de echtelijke woning in [plaats] . Niet gebleken is dat de vader op dat moment heeft voorgesteld om zelf uit de echtelijke woning te vertrekken. De vader heeft de rechtbank Rotterdam op 26 april 2023, dus enkele weken na het vertrek van de moeder, in het kader van voorlopige voorzieningen verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijk woning. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en bepaald dat de moeder de echtelijke woning dient te verlaten en niet meer mag betreden. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat [de minderjarige] op dat moment slechts drie maanden oud was, borstvoeding ontving en de moeder kampte met (lichamelijke) klachten als gevolg van de zwangerschap en de bevalling, is het hof van oordeel dat de moeder de noodzaak bij een verhuizing voldoende heeft onderbouwd.
5.5
Het hof is verder van oordeel dat de moeder de (daaropvolgende) verhuizing naar [plaats] voldoende heeft doordacht en voorbereid, voor zover dat mogelijk was onder de omschreven omstandigheden. De moeder heeft onweersproken verklaard dat zij en [de minderjarige] , vanwege de gezondheid van haar ouders, niet langer bij haar ouders in [plaats] konden verblijven. Door in de regio [plaats] op zoek te gaan naar een eigen woning, kon de moeder ondersteuning voor zichzelf en [de minderjarige] blijven ontvangen van haar familie. Bovendien kon de moeder met een eigen woning weer toeslagen ontvangen. De moeder heeft verklaard dat zij dit geld dringend nodig had omdat de vader geen alimentatie betaalde. Verder neemt het hof in aanmerking dat ook het werk van de moeder zich in [plaats] bevindt en dat zij voor een plek op een kinderdagverblijf heeft gezorgd.
5.6
Tegenover het belang van de moeder om te verhuizen staat het eveneens zwaarwegende belang van de vader om betrokken te blijven bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en om regelmatig contact met hem te hebben en te behouden. Hoewel het hof begrijpt dat een verhuizing naar [plaats] niet ideaal is voor het contact tussen de vader en [de minderjarige] , is het hof van oordeel dat de verhuizing niet maakt dat de vader in onvoldoende mate contact kan hebben met [de minderjarige] . Daarbij stelt het hof voorop dat is gebleken dat de moeder het belang van het contact tussen [de minderjarige] en de vader onderkent. In de voorlopige voorzieningenprocedure hebben partijen een voorlopige zorgregeling afgesproken en deze regeling hebben partijen (weliswaar niet geheel vlekkeloos) uitgevoerd. Inmiddels heeft de rechtbank een definitieve zorgregeling vastgesteld, waarin de zorgregeling is uitgebreid. De verhuizing behoeft dan ook geen invloed te hebben op de uitvoering van deze regeling. Het hof concludeert dat geen sprake is van een situatie waarin de band en het contact tussen de vader en [de minderjarige] door de verhuizing zodanig onder druk komen te staan dat, alle omstandigheden meewegend, het verzoek tot verhuizing moet worden afgewezen.
5.7
Tot slot is van belang dat [de minderjarige] nog heel jong is (nog geen jaar oud) en nog niet diep geworteld is in [plaats] . De impact van de verhuizing op hem zal in die zin gering zijn.
5.8
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat, alle betrokken belangen, waaronder die van [de minderjarige] , in aanmerking genomen, het belang van de moeder om met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij afwijzing van dit verzoek. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
Proceskosten
5.9
Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de moeder in incidenteel hoger beroep verzoekt, de vader te veroordelen in de kosten van de procedure. Gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten zal dragen.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 november 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, L. Koper en F.A.M. Schoenmaker, bijgestaan door mr. I.E. van der Leij als griffier en is op 31 oktober 2024 door mr. A.A.F. Donders uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.