Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Procesverloop
Verschenen zijn: namens Stichting Pensioenfonds mrs. [advocaat ] en [advocaat ] en namens Viride [naam] (adviseur Viride), bijgestaan door mr. J.O. Bohr.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek om Viride Innovatie B.V. in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank Rotterdam had eerder, op 13 augustus 2024, dit verzoek afgewezen. Stichting Pensioenfonds stelde dat zij een opeisbare vordering had op Viride van € 14.098,31, maar de rechtbank oordeelde dat niet summierlijk was gebleken van het vorderingsrecht van Stichting Pensioenfonds en dat Viride niet in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2024 heeft Viride betwist dat zij in betalingsproblemen verkeerde en toonde zij bankafschriften waaruit bleek dat de vordering van Stichting Pensioenfonds volledig was voldaan. Het hof concludeerde dat Stichting Pensioenfonds onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering en dat de proceshouding van Stichting Pensioenfonds als onbehoorlijk werd aangemerkt. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van vorderingen in faillissementszaken en de gevolgen van een onbehoorlijke proceshouding voor de proceskostenveroordeling.