ECLI:NL:GHDHA:2024:2209

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
200.324.304/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor waterschade door lekkage tussen recreatiewoningen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee eigenaren van naast elkaar gelegen recreatiewoningen, waarbij de appellant schadevergoeding eist van de geïntimeerde wegens waterschade veroorzaakt door een lekkage in de woning van de geïntimeerde. De lekkage heeft geleid tot aanzienlijke waterschade in de woning van de appellant, die al een schadevergoeding van zijn verzekering heeft ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat de schade die de appellant heeft geleden niet groter is dan het bedrag dat door de verzekering is uitgekeerd, waardoor de vordering van de appellant wordt afgewezen. De procedure in hoger beroep is gestart door de appellant, die het niet eens is met het eerdere vonnis van de kantonrechter. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg overgenomen, aangezien daartegen geen grieven zijn ingediend. De aansprakelijkheid van de geïntimeerde is vastgesteld op basis van de artikelen 6:174 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof concludeert dat de schadevergoeding die op basis van de stellingen en stukken in deze procedure toewijsbaar zou zijn, lager is dan de verzekeringsuitkering die de appellant heeft ontvangen. Daarom wordt het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en wordt de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.324.304/01
Zaaknummer rechtbank: 9861021 RL EXPL 22-7406
Arrest van 26 november 2024 bij vervroeging
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. W. Albers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.W. Kox.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en [geïntimeerde] noemen.

1.De zaak in het kort

[appellant] en [geïntimeerde] zijn eigenaars van naast elkaar gelegen recreatiewoningen. Door een lekkage in de recreatiewoning van [geïntimeerde] is er waterschade ontstaan in de recreatiewoning van [appellant]. [geïntimeerde] is aansprakelijk voor die schade, maar het hof kan niet vast stellen dat die schade groter is geweest dan het bedrag van € 20.541,01 dat de verzekering van [appellant] al aan hem heeft uitgekeerd. De vordering van [appellant] op [geïntimeerde] wordt daarom afgewezen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding in hoger beroep van [appellant] van 6 maart 2023;
  • het arrest van dit hof van 11 april 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
  • de memorie van grieven, met producties;
  • de memorie van antwoord, met producties;
  • de beslissing van het hof van 5 maart 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
2.2.
De advocaat van [geïntimeerde] heeft de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd.
2.3.
Het hof heeft arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1.
De kantonrechter heeft in eerste aanleg de feiten vastgesteld. Daartegen is geen grief gericht, zodat het hof van dezelfde feiten uit zal gaan.
3.2.
[appellant] is eigenaar van de recreatiewoning met [nummer 1] op Recreatiepark [recreatiepark] te [plaats]. [geïntimeerde] is eigenaar van de naastgelegen recreatiewoning met [nummer 2]. Zowel [appellant] als [geïntimeerde] verhuren hun recreatiewoning aan wisselende gasten.
3.3.
Op 4 juni 2021 hebben gasten de recreatiewoning van [appellant] verlaten in verband met een geconstateerde waterschade. Daarop is [naam 1] Lekdetectie ingeschakeld om onderzoek naar de lekkage te doen. Op 11 juni 2021 heeft [naam 1] Lekdetectie gerapporteerd dat de lekkage afkomstig is van de recreatiewoning op [nummer 2]: “
Wij hebben verder onderzoek uitgevoerd bij [nummer 2] en aldaar geconstateerd dat de waterleiding die zich achter het ligbad bevindt lekkage heeft. In beide woningen staat veel water op de vloer.”, aldus [naam 1] Lekdetectie in haar rapport.
3.4.
Op 16 juni 2021 heeft de verzekeraar van [appellant] opdracht gegeven aan CED Property om het schadegeval in behandeling te nemen. Op 30 juni 2021 heeft een expert van CED Property een bezoek aan de recreatiewoning van [appellant] gebracht. Vanwege de complexiteit van het schadegeval heeft CED Property het schadegeval uit handen gegeven aan EMN.
3.5.
Nadat een expert van EMN op 17 november 2021 ter plaatse had geïnspecteerd, heeft EMN op 2 december 2021 onder meer gerapporteerd:

Schadeomvang
In de recreatiewoning van verzekerde zijn meerdere wanden en de cementdekvloer verzadigd geraakt met vocht. Hierdoor is waterschade ontstaan aan wandafwerkingen, vloerafwerkingen en de keukenopstelling.
De laminaatvloer en de keukenopstelling zijn door het vocht dermate aangetast dat deze vervangen dienen te worden. De binnenmuren op de begane grond dienen geïsoleerd en geschilderd te worden. Ook is een houten draagbalk van de hellende houten dakconstructie, die zich bevindt op begane grond niveau nabij de betreffende badkamer, door langdurige inwerking van vocht aangetast en dient hersteld te worden. Het is niet uit te sluiten dat dit een gevolg is van onderhavige evenement.
Doordat de opstalonderdelen dermate verzadigd zijn geraakt met vocht was langdurige geforceerde droging noodzakelijk. In het kader van de droging en het herstel van de opstal werd de begane grond leeggeruimd en wordt de inboedel tijdelijk elders opgeslagen.
Schadevaststelling
Wij hebben de schade als volgt begroot en vastgesteld:
Opstalschade op basis van herbouwwaarde:
- herstelkosten bedrijfsmatig door derden € 15.217,81
- kosten in- en uitruimen inboedel ten behoeve van herstel € 1.331,00
- kosten geforceerde droging € 780,45
- extra stroomverbruik geforceerde droging € 1.166,08
- opruimingskosten € 2.209,23
- huurderving (zes maanden) € 4.800,00
Totale schade opstal op basis herbouwwaarde, inclusief btw € 25.504,57”.
3.6.
Wegens onderverzekering van [appellant] en beperkte verzekeringsdekking heeft de verzekeraar van [appellant] (niet € 25.504,57, maar) € 20.541,01 aan [appellant] vergoed.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1.
[appellant] heeft [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd, samengevat, dat [geïntimeerde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [appellant] van € 7.733,46, met nevenvorderingen.
4.2.
De kantonrechter heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 633,28 (aan verblijfkosten en buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.

5.Vorderingen in hoger beroep

[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. Hij heeft zijn eis gewijzigd en vordert in hoger beroep € 18.142,18 aan schadevergoeding, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.

6.Beoordeling in hoger beroep

Aansprakelijkheid [geïntimeerde]
6.1.
Er is een lekkage is geweest in de recreatiewoning van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] is (op grond van artikel 6:174 BW en/of 6:162 BW) aansprakelijk voor de schade die [appellant] daardoor geleden heeft.
6.2.
[appellant] heeft een uitkering van € 20.541,01 ontvangen op grond van zijn eigen verzekering. In deze procedure staat vast dat dat bedrag in mindering strekt op zijn aanspraak op [geïntimeerde]: [geïntimeerde] kan alleen worden veroordeeld om schadevergoeding te betalen aan [appellant], als (in deze procedure komt vast te staan dat) de schade van [appellant] hoger is dan dat uitgekeerde bedrag.
Maatstaf
6.3.
Op grond van artikel 6:97 BW moet de rechter de schade begroten en als dat niet kan, de hoogte van de schade schatten. Op grond van artikel 6:98 BW komt alleen schade voor vergoeding in aanmerking die “
in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.”
Omvang schade
6.4.
Het hof gaat ervan uit dat er sprake is geweest van ernstige waterschade: [naam 1] Lekdetectie heeft vastgesteld dat er in beide recreatiewoningen “
veel water op de vloer” stond en EMN heeft geconstateerd dat “
meerdere wanden en de cementdekvloer verzadigd[zijn]
geraakt met vocht”. De verweren dat mw. [beheerder] (de beheerder van de recreatiewoning van [geïntimeerde]) slechts “
een klein plasje water” zou hebben waargenomen en dat het waterverbruik voor de vakantiewoning van [geïntimeerde] in het jaar 2021 (het jaar van de lekkage) maar 5 m3 hoger is dan het waterverbruik in 2020 (het jaar vóór de lekkage), zijn niet voldoende om de rapporten van twee (door de verzekeraar van [appellant] ingeschakelde) deskundigen te weerleggen.
6.5.
[appellant] stelt (na wijziging van eis) dat zijn financiële schade in totaal bedraagt:
Herstelkosten bedrijfsmatig door derden:
22.762,69
Extra stroom en gasverbruik, inclusief kosten huisje:
1.520,52
Opruimingskosten en reiskosten, schilderkosten eigen beheer:
1.518,67
Huurderving:
14.400,00
Totale vordering:
38.683,21
Minus: kosten die gedekt waren door verzekering
20.541,03
Totaal vordering:
18.142,18
Herstelkosten bedrijfsmatig door derden
6.6.
[appellant] overlegt een offerte van Installatiebedrijf [installatiebedrijf] B.V. (hierna: [installatiebedrijf]) voor een bedrag van € 17.692,40 (exclusief btw) (€ 21.407,80 inclusief btw). [appellant] overlegt ook twee facturen van [installatiebedrijf] (ten bedrage van € 5.960,69 en € 8.025,00) en van EM Interieurmakers van € 9.618,29 en € 350,00). [appellant] vordert een bedrag van € 22.762,69. De berekening van dat gevorderde bedrag is voor het hof niet inzichtelijk, zodat reeds daarom dat bedrag niet kan worden toegewezen.
6.7.
De facturen van [installatiebedrijf] verwijzen naar haar offerte en de facturen van EM Interieurmakers zien op (onderdelen van) de keuken, die ook in de offerte van [installatiebedrijf] is opgenomen zodat het hof voor de begroting van de schadebedragen in eerste instantie aansluiting zal zoeken bij die offerte ten bedrage van € 17.692,40 (exclusief btw).
6.7.1.
Met betrekking tot de posten “
Keuken” en “
Leidingwerk keuken aanpassen” overweegt het hof als volgt. In de offerte is een bedrag van € 6.177,69 (exclusief btw) opgenomen voor materiaal en het plaatsen van de keuken. Het bedrag is niet uitgesplitst, maar verschillende onderdelen van de geoffreerde materiaalkosten zien op onderdelen van de keuken, zoals een (keuken)blad en bovenkasten waarvan – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet aangenomen kan worden dat die beschadigd zijn door water op de vloer. [appellant] betwist ook niet de stelling van [geïntimeerde] dat die onderdelen niet zijn aangetast, maar stelt – zonder onderbouwing – dat het niet mogelijk was de keuken voor een kleiner deel te slopen. Ook heeft [appellant] geen uitleg gegeven over de leeftijd en kwaliteit van de keuken voorafgaand aan de lekkage en herstel, hetgeen gezien de stellingen van [geïntimeerde] op die punten wel op zijn weg had gelegen. Het hof gaat er dan ook van uit dat er ook sprake is van een verbetering in kwaliteit van de keuken. Dit alles maakt dat de offerte in zoverre niet kan dienen als onderbouwing van de schade aan de keuken. Voor de post “
Leidingwerk keuken aanpassen” (van € 1.581,23 exclusief btw) geldt dat uit de omschrijving in de offerte en de stellingen van [appellant] niet volgt dat het gaat om herstel van schade die het gevolg is van de lekkage. Ook deze post is dus niet toewijsbaar.
De facturen van EM interieurmakers waarop [appellant] zich beroept, vermelden een – evenmin uitgesplitste – post van € 6.500,00 exclusief btw (minus € 50,00) voor “
keuken” en € 350,00 voor “
achterwand keuken”. Verder staat op de factuur apparatuur vermeld zoals een afzuigkap en kookplaat, waarvan – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet kan worden vastgesteld dat die beschadigd zijn door de lekkage. Deze facturen kunnen daarom evenmin dienen als onderbouwing van de door de lekkage veroorzaakte schade aan de keuken.
Dat de lekkage schade heeft veroorzaakt aan de keuken, is, gezien het door [naam 1] Lekdetectie en EMN geconstateerde water op de vloer en wanden, en de door hen vastgestelde beschadigingen, echter wel komen vast te staan. Het hof zal de schade aan de keuken als het gevolg van de lekkage, begroten op € 3.000,00 exclusief btw.
6.7.2.
Met betrekking tot de post “
Elektra aanpassen naar de huidige normen” overweegt het hof als volgt. Uit de omschrijving volgt dat het hier niet gaat om herstel van schade die het gevolg is van de lekkage. [geïntimeerde] is daarom niet aansprakelijk voor deze kosten. Dit deel van de vordering (€ 785,00 excl. btw) is daarom niet toewijsbaar.
6.7.3.
Met betrekking tot de post “
Hout draagbalk dakconstructie” overweegt het hof als volgt. In de offertes staat daarover vermeld: “
De houten draagbalk aan de grond gemonteerd zit voor het dragen van de dakconstructie dient vervangen te worden. De huidige balk is aan één zijde bijna geheel weggerot.” [appellant] onderbouwt echter niet dat het aan een zijde bijna geheel wegrotten van de balk een gevolg is van de waterschade in juni 2021. In het rapport van EMN staat daarover alleen “
Het is niet uit te sluiten dat dit een gevolg is van onderhavig evenement.” Dat is onvoldoende. Dit deel van de vordering (€ 1.355,38 excl. btw) is daarom niet toewijsbaar.
6.7.4.
Met betrekking tot de post “
Herstellen vloer en schilderwerken muren” overweegt het hof als volgt. De offerte vermeldt een bedrag van € 3.762,00 (exclusief btw) voor een nieuwe “click pvc” vloer waarvan € 2.754,12 voor materiaalkosten (click pvc, plinten en klein materiaal). [appellant] weerspreekt onvoldoende dat deze vloer van betere kwaliteit is dan de vloer die in de recreatiewoning lag en dat [appellant] kosten bespaart doordat de nieuwe vloer later versleten zal zijn dan de vloer die er lag. Het hof begroot schattenderwijs het voordeel op € 200,00 (exclusief btw) en acht het redelijk dat de schadevergoeding met dat bedrag wordt verminderd.
6.8.
De overige posten van de offerte acht het hof onvoldoende gemotiveerd betwist. Het verweer dat de offerte valselijk opgemaakt zou zijn, passeert het hof. Dat verweer van [geïntimeerde] is niet voldoende concreet onderbouwd.
6.9.
Dat betekent dat op basis van deze offerte een bedrag van (€17.692,40 - € 6.177,69 - € 1.581,23 + € 3.000,00 - € 785,00 - € 1.355,88 - € 200,00 =) € 10.592,6‬0 (exclusief btw) dat wil zeggen een bedrag van € 12.817,05 (inclusief btw) als door de lekkage veroorzaakte (en aan [geïntimeerde] toe te rekenen) herstelkosten als schadevergoeding toewijsbaar is.
Huurderving
6.10.
[appellant] vordert een bedrag van € 14.400,00 aan huurderving. Daaraan legt hij (onder meer) ten grondslag dat het 14 maanden heeft geduurd voordat de recreatiewoning weer geschikt was voor verhuur. De onderbouwing daarvoor is de verklaring van de verhuurder, [verhuurder] van Natuurpark [recreatiepark], waarin opgenomen is “
volgens mij was het huisje in augustus 2022 weer verhuurbaar”. [appellant] stelt ook dat het herstel 14 maanden heeft geduurd, maar onderbouwt dat niet met concrete gegevens of verklaringen, anders dan de verklaring van [verhuurder]. Uit die verklaring blijkt echter niet of [verhuurder] uit eigen wetenschap over deze informatie beschikt of dat hij het van [appellant] heeft gehoord. Uit niets blijkt echter waarom de herstelwerkzaamheden tot augustus 2022 zouden hebben geduurd. Over de oorzaak van de duur van de werkzaamheden, heeft [appellant] geen (voldoende) concrete stellingen ingenomen. Zelfs als het herstel 14 maanden zou hebben geduurd, is daarmee nog niet gezegd dat die lange duur van de herstelwerkzaamheden ook als gevolg van de lekkage aan [geïntimeerde] kan worden toegerekend. [appellant] wijst er in dat verband op dat hij de herstelwerkzaamheden vanuit Spanje moest coördineren, maar dat komt voor zijn rekening en risico. Voor zover dat al heeft geleid tot extra tijdverlies of kosten, zijn dat geen kosten die voor rekening van een aansprakelijke partij kunnen worden gebracht.
6.11.
De berekening van [verhuurder] waar [appellant] zich op beroept is niet overgelegd. De gestelde prijzen en bezettingspercentages zijn niet onderbouwd met informatie over prijzen en reserveringen in de periode voor de lekkage of met gegevens van andere (vergelijkbare) recreatiewoningen in de periode na de lekkage (of na het herstel van de schade). Het verweer dat de recreatiewoning sinds juni 2021 nauwelijks verhuurd is, maar bewoond wordt door de zoon van [appellant] is evenmin concreet weersproken.
6.12.
Het hof zal de gederfde huur die aan de lekkage kan worden toegerekend (schattenderwijs) begroten (zoals de verzekeraar van [appellant] dat heeft gedaan) op € 4.800,00.
Opruimingskosten en reiskosten, schilderkosten eigen beheer
6.13.
[appellant] stelt dat hij € 500,00 heeft betaald voor het opruimen van het huisje. Dat [appellant] kosten heeft gehad voor het opruimen van de recreatiewoning en de verklaring van het betrokken familielid acht het hof onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit gedeelte van de vordering is in beginsel toewijsbaar.
[appellant] vordert ook € 1.018,67 aan eigen reiskosten en schildersmateriaal. De reiskosten acht het hof niet toewijsbaar. Het is de keuze van [appellant] om het beheer van zijn recreatiewoning vanuit Spanje te voeren en niet (bijvoorbeeld) een bevoegde vertegenwoordiger/ zaakwaarnemer in Nederland aan te stellen. De reiskosten tussen zijn woning in Spanje en de recreatiewoning in Nederland kunnen niet toegerekend worden aan de lekkage. Daarvoor is [geïntimeerde] niet aansprakelijk.
In de offerte van [installatiebedrijf] zijn ook de kosten van schilderwerk opgenomen. [appellant] vordert vergoeding van die kosten en het hof acht dat ook in beginsel toewijsbaar en heeft die kosten (€ 192,38 voor arbeidsloon en € 181,93 als indicatie van materiaalkosten, beide exclusief btw) daarom in rechtsoverweging 6.9, hierboven niet op het geoffreerde bedrag in mindering gebracht. Niet toegelicht is welke aanvullende schilderwerkzaamheden door [appellant] verricht zijn en evenmin is toegelicht dat het om herstelwerkzaamheden zou gaan die in causaal verband zouden staan met de lekkage of aan [geïntimeerde] als gevolg van de lekkage toegerekend zouden kunnen worden. Dit deel van de vordering is daarom niet als schadevergoeding toewijsbaar.
Extra stroom en gasverbruik, inclusief kosten huisje
6.14.
[appellant] beroept zich op een factuur van Coöperatieve Vereniging Bungalowpark [recreatiepark] van € 1.520,52 (inclusief btw). De factuur ziet op energiekosten over 2021
(€ 687,04 voor gas en € 401,28 voor elektriciteit, excl. btw). De overige kosten van deze factuur omschrijft [appellant] als “vaste kosten”. Die vaste kosten komen niet voor rekening van [geïntimeerde]. Immers ook zonder waterschade zou [appellant] deze kosten hebben gehad en daarvoor huurinkomsten hebben genoten. De gederfde huurinkomsten zijn in beginsel schade, maar als ook de daar tegenoverstaande (normale) kosten als schade zouden worden vergoed, zou er sprake zijn van dubbeltelling, zodat deze vaste kosten van [appellant] niet als schade vergoed kunnen worden.
6.15.
Met betrekking tot de gevorderde energiekosten overweegt het hof dat zonder meer voldoende aannemelijk is dat [appellant] extra energiekosten heeft gehad, om zijn recreatiewoning te drogen. Een vergelijking met het energieverbruik in andere jaren ontbreekt echter, zodat niet onderbouwd is hoeveel extra energiekosten [appellant] heeft gemaakt voor het drogen van het huisje. Dit punt kan echter in het midden blijven omdat zelfs als het volledige gevorderde bedrag van € 1.520,52 (inclusief btw) betrekking zou hebben op energiekosten en bovendien als schade toewijsbaar zou zijn, het totale bedrag aan schadevergoeding uitkomt op € 1.520,52 + € 12.817,05 (zie rechtsoverweging 6.9) + € 4.800,00 (zie rechtsoverweging 6.12) + € 500,00 (zie rechtsoverweging 6.13) = € 19.637,57. Dat wil zeggen dat zelfs in dat geval de te vergoeden schade niet uitkomt boven het door de verzekeraar van [appellant] uitgekeerde bedrag van € 20.541,01, zodat in deze procedure geen aanvullende schadevergoeding toewijsbaar is.
Geen bewijslevering
6.16.
Over het causaal verband tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en de lekkage en ook over de oorzaak van de duur van het herstel heeft [appellant] niet voldoende concrete en onderbouwde stellingen ingenomen. Op deze punten komt het hof daarom niet toe aan bewijslevering en voor het overige is het bewijsaanbod van [appellant] niet ter zake dienend.
Conclusie en proceskosten
6.17.
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. De schadevergoeding die op basis van de stellingen en stukken in deze procedure toewijsbaar zou zijn, is lager dan de verzekeringsuitkering die [appellant] heeft ontvangen. De voor vergoeding door [geïntimeerde] in aanmerking komende schade is dus al aan [appellant] vergoed. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof ziet geen gronden om af te wijken van het liquidatietarief.
6.18.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] worden vastgesteld op:
- griffierecht
783,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × appeltarief II)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
- totaal:
3.389,00

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 7 december 2022;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 3.389,00;
  • bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,00;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Volker, O.G.H. Milar en P.V. Eijsvoogel, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.