ECLI:NL:GHDHA:2024:2185

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
22-003489-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen met verwerping van het Tallon-criterium

Op 20 november 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen, specifiek een Glock 26. De tenlastelegging betrof de periode van 15 april 2021 tot en met 28 april 2021, waarin de verdachte in Spijkenisse en/of Wateringen handelingen verrichtte ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging voerde aan dat er sprake was van ontoelaatbare uitlokking, wat volgens de raadsvrouw zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie of bewijsuitsluiting. Het hof oordeelde echter dat de verdachte zelf het initiatief had genomen om een vuurwapen aan te schaffen, en verwierp het verweer van de raadsvrouw.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De straf is aangepast naar een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, waarbij het hof rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003489-23
Parketnummer: 09-249985-21
Datum uitspraak: 20 november 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2021 tot en met 28 april 2021 te Spijkenisse en/of Wateringen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Glock 26, voorhanden te krijgen,
- ( e-mail)berichten heeft gestuurd over de afname van het vuurwapen, en/of
- met de verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop van het vuurwapen en/of
- met de verkoper een overeenkomst heeft gesloten om het vuurwapen te kopen, waarbij een prijs is overeengekomen, en/of
- ter overdracht van het vuurwapen is verschenen op een afspraak met de verkoper,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met aanvulling van gronden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 15 april 2021 tot en met 28 april 2021
te Spijkenisse en/of Wateringen, althansin Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Glock 26, voorhanden te krijgen,
- ( e-mail)berichten heeft gestuurd over de afname van het vuurwapen, en
/of
- met de verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop van het vuurwapen en
/of
- met de verkoper een overeenkomst heeft gesloten om het vuurwapen te kopen, waarbij een prijs is overeengekomen, en
/of
- ter overdracht van het vuurwapen is verschenen op een afspraak met de verkoper,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere (bewijs)overweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich overeenkomstig haar overgelegde pleitnotities op het standpunt gesteld dat de verdachte op ontoelaatbare wijze is uitgelokt om het tenlastegelegde feit te begaan. Hiermee is volgens de raadsvrouw sprake van schending van het Tallon-criterium. De raadsvrouw verbindt daaraan primair de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Subsidiair moet dit vormverzuim volgens de raadsvrouw leiden tot bewijsuitsluiting en daarmee vrijspraak.
Van ontoelaatbare uitlokking zou sprake kunnen zijn als een persoon tot ander handelen betreffende het beramen of plegen van strafbare feiten wordt gebracht, dan waarop zijn/haar opzet tevoren reeds was gericht. Bij de beoordeling van de vraag of in de onderhavige zaak van een dergelijke situatie sprake is, neemt het hof het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zelf het initiatief genomen door interesse te tonen in het kopen van een vuurwapen, door te reageren naar aanleiding van het algemene bericht dat ‘[aanbieder wapens]’ binnen de Telegramgroep “[telegramgroep]” heeft verstuurd, in welk bericht wapens worden aangeboden. De verdachte heeft die Telegramgroep zelf bezocht en het initiatief genomen voor de aankoop van het vuurwapen. Het privégesprek met [aanbieder wapens] neemt een aanvang met de door de verdachte op 31 maart 2021 gestelde vraag: ‘Hi which handguns do you have’. Hij vraagt naar de prijs en of ook in Nederland kan worden geleverd. [aanbieder wapens] geeft aan dat navraag zal worden gedaan bij de distributeur in Nederland, waarop de verdachte zegt: ‘Let me know’. Zowel op de zitting in eerste aanleg als in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het wapen wilde kopen om vervolgens door te verkopen en daarmee geld te verdienen.
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof met de politierechter dat geen sprake is van ontoelaatbare uitlokking. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft verzocht om nader onderzoek te laten verrichten naar de identiteit van [aanbieder wapens] en het verband tussen [aanbieder wapens] en de Nederlandse politie en verbalisant R-040, indien het hof niet tot een niet-ontvankelijk-verklaring van het Openbaar Ministerie of een vrijspraak komt.
Het hof wijst dit verzoek af. Omdat het hof oordeelt dat het initiatief tot de aankoop van het vuurwapen bij de verdachte lag en er geen sprake is geweest van uitlokking, is het niet noodzakelijk om het gevraagde onderzoek te laten verrichten. Overigens heeft het hof kennis genomen van het (aanvullende) proces-verbaal van
3 oktober 2024 waaruit volgt dat de Nederlandse politie geen bemoeienis heeft met [aanbieder wapens].
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig
gemaakt aan een poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen. Het behoeft geen nadere uitleg waarom dit een ernstig feit betreft.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
23 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – zij het voor andersoortige feiten – onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden een passende sanctie zou zijn geweest. Het hof neemt echter in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg is overschreden met ruim 6 maanden. Gelet hierop zal het hof op genoemde, in beginsel passende taakstraf, 10 uren in mindering brengen, zodat een taakstraf voor de duur van 90 uren resteert. Het hof acht deze straf, in combinatie met genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden. De voorwaardelijke straf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 45 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door J. Candido, als voorzitter, en mr. Y.J. Wijnnobel - van Erp en mr. C.M.M. Oostdam, leden, in bijzijn van de griffier mr. N. Germeraad-van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 november 2024.
Mr. C.M.M. Oostdam is buiten staat dit arrest te ondertekenen.