ECLI:NL:GHDHA:2024:2093
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de waarde van een woning is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2020 vastgesteld op € 813.000, maar na een telefoongesprek met belanghebbende werd deze waarde ambtshalve verlaagd naar € 803.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Heffingsambtenaar een taxatierapport overgelegd, waarin de waarde van de woning werd bepaald aan de hand van vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De Heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten, zoals inhoud, kaveloppervlakte, ligging en kwaliteit van de opstallen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak van het Hof benadrukt dat de Heffingsambtenaar de op hem rustende bewijslast heeft voldaan en dat de waarde van de woning is vastgesteld volgens de geldende wetgeving, waarbij de waarde is bepaald op basis van de prijs die een meestbiedende koper zou betalen. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de eerdere uitspraak van de Rechtbank.