ECLI:NL:GHDHA:2024:2092
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Leidschendam-Voorburg
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Leidschendam-Voorburg. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning per 1 januari 2021 vastgesteld op € 496.000, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank Den Haag heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, waarna de Heffingsambtenaar in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2024 heeft de Heffingsambtenaar een taxatierapport overgelegd, waarin de waarde van de woning werd onderbouwd met vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank had geoordeeld dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren met de woning, en het Hof bevestigde dit oordeel. De belanghebbende had geen voldoende onderbouwing voor zijn stelling dat de waarde met 5% moest worden verlaagd.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.