ECLI:NL:GHDHA:2024:2084

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
200.310.980/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de totstandkoming van een overeenkomst voor marketingdiensten tussen Mediagarant B.V. en een vennootschap onder firma

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Mediagarant B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Den Haag, waarin de vorderingen van Mediagarant werden afgewezen. Mediagarant had een overeenkomst tot het leveren van marketingdiensten willen sluiten met een vennootschap onder firma, maar de verweerders betwisten dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat de wil om een overeenkomst aan te gaan bij de vennootschap onder firma ontbrak. Mediagarant had de vennootschap onder firma in januari 2020 telefonisch benaderd en op 31 januari 2020 een offerte gestuurd, waarop geen reactie volgde. Op 23 maart 2020 heeft Mediagarant opnieuw contact opgenomen en een offerte gestuurd, maar de vennootschap onder firma heeft deze ook niet aanvaard. Het hof concludeert dat Mediagarant niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een overeenkomst, omdat de vennootschap onder firma herhaaldelijk had aangegeven geen gebruik te willen maken van de diensten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Mediagarant af, waarbij het hof ook de proceskosten ten laste van Mediagarant legt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.310.980/01
Zaaknummer rechtbank : 8818138 CV EXPL 20-3548
Arrest van 3 september 2024
in de zaak van
Mediagarant B.V.,
gevestigd in Groningen,
appellante,
advocaat: mr. G.A.C. van den Hout, kantoorhoudend in Groningen,
tegen

1.de vennootschap onder firma [de vof] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[vennoot 1] ,
wonend in [woonplaats] ,
3.
[vennoot 2] ,
wonend in [woonplaats]
verweerders,
advocaat: mr. I.J. Bos, kantoorhoudend in 's-Gravenhage.
Het hof zal appellante hierna Mediagarant noemen en verweerders gezamenlijk (in meervoud) [verweerders] Individueel zullen verweerders worden aangeduid als respectievelijk [de vof] , [vennoot 1] en [vennoot 2] .

1.De zaak in het kort

Mediagarant vraagt betaling onder een overeenkomst tot het leveren van marketingdiensten, die zij zegt te hebben gesloten met [de vof] . [verweerders] betwisten gehouden te zijn te betalen. Zij voeren onder meer aan dat de overeenkomst niet tot stand is gekomen omdat [de vof] niet de wil had de overeenkomst aan te gaan. Het hof geeft [verweerders] gelijk en wijst de vorderingen van Mediagarant af.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 mei 2022, waarmee Mediagarant in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda, van 14 april 2022 (hierna: het vonnis);
  • het arrest van dit hof van 28 juni 2022, waarin een (enkelvoudige) mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de (enkelvoudige) mondelinge behandeling van 27 oktober 2022;
  • de memorie van grieven van Mediagarant;
  • de memorie van antwoord van [verweerders]
2.2
Op 5 december 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De (toenmalige) advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 10 juni 2021 (onder 2.5) een aantal feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn tussen partijen niet in geschil en dienen daarom ook het hof tot uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep van belang en waar nodig aangevuld met andere feiten die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of onvoldoende zijn betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
3.2
Mediagarant richt zich op online marketing. [de vof] is een (kleine) zorgonderneming. [vennoot 1] en [vennoot 2] zijn de vennoten van [de vof] .
3.3
In januari 2020 heeft Mediagarant [vennoot 1] telefonisch benaderd met een aanbod om aan [de vof] marketingdiensten te leveren. Op 31 januari 2020 heeft Mediagarant aan [de vof] een offerte gestuurd voor afname, door [de vof] , van het ‘Standaard Mediapakket’ (hierna ook: het mediapakket). [de vof] heeft op deze offerte niet gereageerd.
3.4
Op 23 maart 2020 heeft Mediagarant opnieuw telefonisch contact opgenomen met [de vof] en gesproken met [vennoot 2] . Namens Mediagarant werd het gesprek gevoerd door haar salesmedewerker, de heer [de salesmedewerker] (hierna: [de salesmedewerker] ). [vennoot 2] is in het gesprek gevraagd of [de vof] belangstelling had voor het Standaard Mediapakket van Mediagarant. Vervolgens heeft Mediagarant haar bij e-mailbericht van 23 maart 2020 te 11:09 uur een offerte, een factsheet met uitleg over de af te nemen diensten en algemene voorwaarden met betrekking tot het Standaard Mediapakket toegezonden.
3.5
In de offerte is onder meer het volgende vermeld:
Offerte
(…)
Contractant : [de vof]
Vertegenwoordiger : [vennoot 2]
Contractduur :5 jaar, geen automatische verlenging
Maandtarief :€ 250,00 exclusief 21% btw
Activering :Na activering, per direct
Product :Standaard Mediapakket
(…)
Standaard Mediapakket
(…)
Contactgegevens
(…)
Klik op de login button, vul uw inlogcode in, bekijk uw Standaard Mediapakket en activeer!Uw inlogcode is 66402378
Daaronder bevindt zich een groene ‘login button’ met de tekst:
Log in en activeer uw Standaard Mediapakket.
3.6
Nadat in de offerte op de login button is gedrukt volgt een scherm met de tekst:
Voer hier uw achtcijferige activeringscode uit uw offerte in waarmee u in de beveiligde omgeving van de Nationale Zorggids kunt inloggen en uw pakket kunt activeren.
Vervolgens kan in die beveiligde omgeving van Mediagarant (hierna: de aanmeldpagina) de bestelprocedure worden gevolgd. De NAW-gegevens van [de vof] had Mediagarant daarin zelf opgenomen. De overige informatie, nodig met het oog op het sluiten van de overeenkomst, was door [de vof] in te vullen.
3.7
De bestelprocedure wordt afgerond doordat bij de teksten
ik verklaar akkoord te zijn met dit aanbod en bevoegd te zijn om namens contractant deze overeenkomst te mogen sluitenen
ik ga akkoord met de algemene voorwaardeneen vinkje te plaatsen en door tot slot te drukken op de button
Activeer mijn Standaard Mediapakket(hierna: de activeerbutton). Gedurende het bestelproces loopt ter rechter zijde van het scherm een pdf mee met het opschrift
Overeenkomst (concept), waarin de tijdens het bestelproces gemaakte keuzes worden bijgehouden.
3.8
Vlak na het versturen van het in 3.4 genoemde e-mailbericht heeft [de salesmedewerker] opnieuw telefonisch contact opgenomen met [vennoot 2] . Gedurende dit gesprek heeft [vennoot 2] de webpagina van Mediagarant bezocht. Uit de door Mediagarant overgelegde
audit trailblijkt dat de aanmeldpagina op 23 maart 2020 om 11:16:34 uur is geopend en dat er om 11:16:52 uur is ingelogd met een code. Nadat er om 11:18:00 uur contactgegevens en om 11:18:45 uur factuurgegevens waren ingevuld, is er om 11:18:52 uur bevestigd dat er bevoegdheid was, is om 11:18:55 akkoordverklaring met de algemene voorwaarden gegeven en is er om 11:18:56 “geactiveerd door gebruiker”.
3.9
Bij factuur van 2 april 2020 heeft Mediagarant aan [de vof] in rekening gebracht een bedrag van € 3.630,- inclusief btw. [de vof] heeft deze factuur ondanks aanmaning(en) onbetaald gelaten.
3.1
Bij e-mail van dezelfde datum heeft [vennoot 1] het volgende aan Mediagarant geschreven.
Goedemiddag,
Wij ontvingen van u vandaag een factuur. Bij telefonische navraag werd als referentie de offerte genoemd die u ons op 23 maart zond.
Wij zijn daarvoor diverse malen gebeld en hebben steeds aangegeven NIET van uw diensten gebruik te willen maken. Ondergetekende, [vennoot 1] heeft telefonisch aan uw mannelijke collega gezegd GEEN gebruik te willen maken van uw dienst.
Wij zijn niet op de offerte ingegaan en hebben […] ons via deze offerte ook niet aangemeld. Dat u ons steeds (in januari ook al) een offerte stuurt met daarmee de hoop dat iemand in onze organisatie dit per ongeluk toch fiatteert neem ik u zeer kwalijk.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Mediagarant heeft [verweerders] gedagvaard en gevorderd, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
“I. Gedaagde [het hof leest: gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 4.445,86 te vermeerderen met de contractuele rente over € 3.630,00, te berekenen vanaf de dag van het aanbrengen ter zitting tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Gedaagde[n] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, onder de kosten begrepen het gemachtigde salaris alsmede de nakosten. Indien en voor zover gedaagde[n] niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, zonder en na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, heeft [hebben] voldaan.”
4.2
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 10 juni 2021 Mediagarant toegelaten de overeenkomst te bewijzen. Voor zover Mediagarant in dat bewijs slaagt, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de artikelen 6:227b en 6:227c BW op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn. In dat verband heeft de kantonrechter overwogen dat de overeenkomst, voor zover deze is gesloten, vermoedelijk tot stand is gekomen doordat Mediagarant haar verplichtingen ex artikel 6:227b lid 1 sub a en c en artikel 6:227c lid 1 BW niet is nagekomen en Mediagarant toegelaten tegen dit voorshands bewijsoordeel tegenbewijs te leveren. Bij eindvonnis van 14 april 2022 heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en Mediagarant in de kosten veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
Mediagarant is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft zes grieven tegen het vonnis aangevoerd. Mediagarant vordert hetzelfde als bij de kantonrechter, met veroordeling van [verweerders] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.
5.2
[verweerders] concluderen tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van Mediagarant in de kosten van het hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Mediagarant legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [de vof] een overeenkomst is aangegaan die [de vof] niet is nagekomen. De kantonrechter heeft in het vonnis geoordeeld dat – veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat het beroep van [de vof] op misleiding en/of bedrog niet slaagt – de artikelen 6:227b lid 1 BW en 6:227c BW op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn, hetgeen tot gevolg heeft dat de overeenkomst geacht moet worden tot stand te zijn gekomen doordat Mediagarant is tekortgeschoten in de nakoming van haar informatieverplichting, zodat deze op die grond voor vernietiging in aanmerking komt.
6.2
De grieven I tot en met V, voor zover gericht tegen (de overwegingen van de kantonrechter die leiden tot) de conclusie dat de artikelen 6:227b lid 1 BW en 6:227c BW van toepassing zijn, behoeven niet inhoudelijk te worden besproken, gezien het volgende. Indien een of meer van deze grieven slagen, en genoemde wetsartikelen niet van toepassing worden geacht, moet het primair door [verweerders] gevoerde verweer dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen (alsnog) worden beoordeeld. Dat primaire verweer slaagt, zodat de vorderingen van Mediagarant op die grond moeten worden afgewezen. Het hof licht dit toe.
6.3
In hoger beroep is niet (langer) in geschil dat [vennoot 2] de hiervoor (onder 3.6 en 3.7) beschreven procedure heeft doorlopen, en op de activeerbutton heeft gedrukt. Daarmee kwam volgens Mediagarant een overeenkomst tot stand. [verweerders] betwisten dat. Zij voeren daarbij aan dat de voor de totstandkoming van een overeenkomst vereiste wil (zie artikel 3:33 BW) bij [de vof] ontbrak. Mediagarant beroept zich op artikel 3:35 BW (gerechtvaardigd vertrouwen).
6.4
[verweerders] hebben gesteld dat de in artikel 3:33 BW genoemde wil, gericht op de totstandkoming van een overeenkomst met Mediagarant, bij [de vof] ontbrak. [verweerders] voeren in dat verband aan dat op de dag van ontvangst van de factuur, waardoor [verweerders] ervan op de hoogte raakten dat Mediagarant meende een overeenkomst met [de vof] te hebben gesloten, zij Mediagarant onmiddellijk per e-mail hebben bericht dat zij verschillende keren zijn gebeld over de offerte van 23 maart 2020 en dat zij steeds hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van de diensten van Mediagarant, dat zij niet op de offerte zijn ingegaan en zich ook niet via de offerte hebben aangemeld (zie 3.10). [verweerders] hebben daarnaast – onbetwist – gesteld dat [de vof] een kleine zorgonderneming is, met voldoende klanten, zodat de diensten van Mediagarant zowel overbodig zijn als zwaar op de begroting zouden drukken. Gelet hierop neemt het hof als vaststaand aan dat bij [de vof] een op de totstandkoming van een overeenkomst met Mediagarant gerichte wil heeft ontbroken.
6.5
Een wilsgebrek bij [de vof] staat er niet aan in de weg dat de overeenkomst toch tot stand is gekomen indien Mediagarant op grond van verklaringen of gedragingen van [de vof] gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen dat [de vof] de overeenkomst wilde aangaan (artikel 3:35 BW). De beoordeling of het vertrouwen van Mediagarant gerechtvaardigd was, hangt af van de zin die zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de verklaringen of gedragingen van [de vof] mocht toekennen. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht, komen de volgende, door het hof relevant geachte, omstandigheden naar voren.
6.6
Mediagarant heeft [de vof] (in de persoon van [vennoot 1] ) ongevraagd telefonisch benaderd. Op de naar aanleiding van dat gesprek door Mediagarant gestuurde offerte heeft [verweerders] niet gereageerd. Binnen twee maanden daarna heeft Mediagarant opnieuw ongevraagd telefonisch contact opgenomen met [de vof] . Dit keer nam [vennoot 2] de telefoon op. Na afloop van dat gesprek heeft Mediagarant [de vof] (opnieuw) een offerte gestuurd per e-mail. De offerte vermeldt dat de contractduur vijf jaar is en het tarief € 250,- exclusief btw per maand.
6.7
Ongeveer zeven minuten na het versturen van de offerte heeft [de salesmedewerker] [vennoot 2] weer gebeld en haar gevraagd om op de loginbutton te klikken, omdat de link soms niet zou werken. Na het invullen van enkele gegevens heeft [vennoot 2] op de activeerbutton gedrukt. [vennoot 2] heeft het gehele bestelproces in (zeer) korte tijd doorlopen. Uit het tijdsverloop opgenomen in de door Mediagarant overgelegde
audit trail(zie 3.8 hiervoor) blijkt dat er minder dan tweeëneenhalve minuut is verstreken tussen het moment dat [vennoot 2] de (concept)overeenkomst heeft kunnen zien en het indrukken van de activeerbutton.
6.8
Het hof overweegt daarbij dat indien in aanmerking wordt genomen dat [vennoot 2] in genoemd tijdsbestek verscheidene gegevens heeft ingevuld op de website, en (ten minste) een gedeelte van die tijd een gesprek heeft gevoerd met de medewerker van Mediagarant, moet worden aangenomen dat [vennoot 2] de tekst van de (concept)overeenkomst, met daarin de verplichtingen die [de vof] op zich zou nemen, en de inhoud van het mediapakket, niet tot zich heeft kunnen nemen. Dit geldt eveneens voor de offerte en de overige bij de e-mail van 23 maart 2020 11:09 uur gevoegde stukken, voor zover [vennoot 2] die direct na ontvangst daarvan al zou hebben bekeken, hetgeen zij stelt niet te hebben gedaan. Tussen het versturen van die e-mail en het klikken op de activeerbutton zat nog geen tien minuten. Ook indien, zoals Mediagarant aanvoert, [vennoot 2] voordat zij op de activeerbutton drukte, langer de tijd had kunnen nemen om de offerte met daarin de belangrijkste voorwaarden te bestuderen, doet dat niet af aan de vaststelling dat zij dat niet heeft gedaan voordat zij het bestelproces inging, en dat Mediagarant dat wist; haar medewerker [de salesmedewerker] heeft immers binnen acht minuten na het versturen van de offerte [vennoot 2] opnieuw gebeld en met haar het bestelproces (gedeeltelijk) doorlopen.
6.9
Het hof acht voorts relevant dat – zoals door [verweerders] aangevoerd – uit de velden en knoppen op de aanmeldpagina niet zonder meer blijkt dat er met het klikken daarop een overeenkomst wordt aangegaan. Uit de woorden “Activeer mijn Standaard Mediapakket” op de activeerbutton is niet zonder meer duidelijk dat met het aanklikken daarvan het mediapakket daadwerkelijk wordt besteld en een overeenkomst wordt aangegaan. Het hof betrekt daarbij dat op de – eveneens groene – inlog button een gelijkende tekst stond (“Log in en activeer uw Standaard Mediapakket”), terwijl daarmee slechts de aanmeldpagina werd getoond. Het is dan niet onwaarschijnlijk dat een beoogd klant zich niet realiseerde dat het aanklikken van de tweede, grotendeels overeenkomende, button een heel ander gevolg had, namelijk het aangaan van een overeenkomst. Het op deze wijze inrichten van de aanmeldpagina doet dan ook af aan het vertrouwen dat Mediagarant mocht ontlenen aan het door [vennoot 2] aanklikken van de activeringsbutton.
6.1
Naar [verweerders] onbetwist hebben aangevoerd is [de vof] een kleine zorgonderneming, voor wie een overeenkomst als de onderhavige zwaar drukt op de begroting. Niet is gebleken dat Mediagarant dacht dat [verweerders] haar voordeel kon doen met het mediapakket; Mediagarant heeft in reactie op het standpunt van [verweerders] dat dat voordeel er niet was, niets naar voren gebracht.
6.11
Gezien deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, mocht Mediagarant er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [de vof] de overeenkomst aan wilde gaan. Mediagarant had redelijkerwijs moeten begrijpen dat [vennoot 2] niet in enkele minuten tijd zich een beeld heeft kunnen vormen van de aangeboden dienst, waarvan de aanvaarding voor [de vof] een aanzienlijke financiële verplichting zou meebrengen gedurende een periode van vijf jaar, en tot een wilsbesluit heeft kunnen komen
.
6.12
Mediagarant heeft nog aangevoerd dat zij de overeenkomst direct na het sluiten daarvan per e-mail aan [de vof] heeft gezonden en dat [verweerders] toen niet hiertegen hebben geprotesteerd. Mediagarant heeft daarbij een e-mail overgelegd, gedateerd 23 maart 2020, gericht aan [e-mailadres] (productie 28 bij akte uitlating (tegen)bewijs). [verweerders] betwisten dat [de vof] deze e-mail heeft ontvangen. Zij wijzen erop dat [e-mailadres] geen e-mailadres van [de vof] is. [de vof] heeft de overeenkomst ook niet ontvangen op [e-mailadres 2] , dat wel een van de door haar gebruikte e-mailadressen is, aldus [verweerders]
6.13
Het hof constateert dat Mediagarant tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen over het e-mailadres waar zij de overeenkomst, zoals zij stelt, naartoe heeft gestuurd en de reden voor het sturen van berichten naar verschillende e-mailadressen van [de vof] . Mediagarant heeft afwisselend gesteld dat de overeenkomst is verzonden naar [e-mailadres] (zie dagvaarding in eerste aanleg, de in die dagvaarding geciteerde brief van Mediagarant van 15 juni 2020 aan (de gemachtigde van) [verweerders] en de memorie van grieven, spreekaantekeningen bij het hof) en dat zij de overeenkomst naar [e-mailadres 2] heeft gestuurd (zie de in de dagvaarding in eerste aanleg geciteerde brief van Mediagarant van 6 april 2020 aan [de vof] ; akte uitlating (tegenbewijs) van 8 juli 2021 en akte na enquête van 17 maart 2022).
6.14
Gelet op de wisselende door Mediagarant ingenomen standpunten over het e-mailadres waar zij de overeenkomst naartoe zou hebben gestuurd en in aanmerking genomen dat [verweerders] betwisten de overeenkomst ontvangen te hebben, heeft Mediagarant haar stelling dat zij de overeenkomst op 23 maart 2020 aan [de vof] heeft toegestuurd niet deugdelijk onderbouwd. Deze stelling wordt om die reden verworpen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat [de vof] de overeenkomst toen niet heeft ontvangen. Zij heeft dus ook niet eerder dan na ontvangst van de factuur op 2 april 2020 kunnen protesteren tegen de overeenkomst.
6.15
Mediagarant heeft, ter onderbouwing van haar standpunt dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [de vof] de overeenkomst wilde aangaan, ook aangevoerd dat [vennoot 1] (en daarmee [de vof] ) in januari 2020 belangstelling had voor de diensten van Mediagarant en dat hij heeft verzocht om een offerte te sturen. Die stelling wordt door [verweerders] echter betwist en heeft Mediagarant niet onderbouwd. Ter zitting bij het hof is namens Mediagarant verklaard dat “denkbaar is dat Mediagarant opnieuw contact opnam met [verweerders] om
follow upte geven aan haar eerdere offerte”. Dat daarvan sprake was, blijkt echter nergens uit. In elk geval heeft Mediagarant aan het feit dat zij eerder een offerte aan [de vof] heeft gestuurd, geen gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat Mediagarant de overeenkomst wilde aangaan, nu [de vof] op die offerte immers niet heeft gereageerd.
6.16
Mediagarant heeft voorts gesteld dat [vennoot 2] (namens [de vof] ) na het eerste gesprek met [de salesmedewerker] op 23 maart 2020 geïnteresseerd was, althans dat Mediagarant daarvan mocht uitgaan. Zij wijst daarbij op een brief van 30 april 2020 van [vennoot 2] , waarin deze onder meer schrijft: “
Ik heb uw verkoper, net als eerder mijn collega voor mij, gezegd dat wij geen behoefte hebben aan advertenties omdat we geen gebrek hebben aan klanten. Ik ben alleen uit beleefdheid met hem in gesprek gebleven en omdat ik heb begrepen dat het platform voor werving van personeel mogelijk een optie zou kunnen zijn en dat ik daar nog even naar wilde kijken.” Uit de enkele omstandigheid dat [de vof] belangstelling heeft getoond voor een offerte en dat kenbaar heeft gemaakt aan Mediagarant, heeft zij evenwel niet redelijkerwijs mogen begrijpen dat ( [vennoot 2] namens) [de vof] het aanbod ook wilde aanvaarden. De omstandigheid dat [vennoot 2] vervolgens, onder begeleiding van [de salesmedewerker] , het bestelproces is gestart, maakt dat niet anders. Zowel [vennoot 2] als [de salesmedewerker] hebben verklaard dat [de salesmedewerker] in het tweede telefoongesprek aan [vennoot 2] heeft gevraagd in te loggen, en uit die verklaringen volgt ook dat [de salesmedewerker] vervolgens (op zijn minst; [vennoot 2] heeft verklaard dat [de salesmedewerker] haar door de gehele procedure heeft geleid) de verdere bestelprocedure heeft uitgelegd. Dat [vennoot 2] tijdens het eerste gesprek heeft aangegeven er nog over te willen nadenken, wordt bovendien door Mediagarant niet betwist en ondersteunt het standpunt van [de vof] dat zij met het direct doorlopen van het bestelproces en het aanklikken van de activeringsknop niet de wil heeft gehad een overeenkomst aan te gaan.
6.17
Tot slot heeft Mediagarant nog aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat [vennoot 2] (namens [de vof] ) ook daadwerkelijk de overeenkomst aan wilde gaan, omdat Mediagarant een transparant bestelproces heeft ingericht, dat via enkele volstrekt heldere stappen, te beginnen met het invoeren van de activeringscode, is doorlopen. Die stellingen kunnen niet zonder meer als juist worden aanvaard. Niet alleen betwisten [verweerders] dat het bestelproces helder was; het is ook in tegenspraak met andere verklaringen van Mediagarant. Zo heeft zij verklaard dat de inlogbutton niet altijd functioneert en dat potentiële klanten soms moeite hebben in te loggen in het bestelsysteem. In zijn getuigenverklaring in eerste aanleg heeft [de salesmedewerker] dat bevestigd. Hij heeft daarnaast verklaard standaard aan (potentiële) klanten uitleg te geven hoe het inloggen moet, en vervolgens uit te leggen dat zij “de uit het bestelformulier blijkende bestelprocedure kunnen volgen en de bestelling kunnen afronden door op de activeerknop te drukken”. Die kennelijk door Mediagarant gevoelde noodzaak om het bestelproces toe te lichten, onderschrijft dat zij wist dat dat niet vanzelf sprak.
6.18
De slotsom is dat op grond van de wilsvertrouwensleer niet is komen vast te staan dat de overeenkomst waar Mediagarant zich op beroept tot stand is gekomen, en dat haar vorderingen dus reeds daarom moeten worden afgewezen. Dat brengt met zich dat grief VI, die tot uitgangspunt neemt dat de kantonrechter de vorderingen van Mediagarant had moeten toewijzen, faalt.
6.19
Het bewijsaanbod van Mediagarant in hoger beroep zal worden gepasseerd, nu het niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk aanbod in hoger beroep worden gesteld. De ter uitvoering van de in eerste aanleg aan Mediagarant gegeven bewijsopdrachten overgelegde producties en afgelegde verklaringen zijn, voor zover relevant, betrokken bij de beoordeling door het hof hierboven.
6.2
De conclusie is dat het hoger beroep van Mediagarant niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Mediagarant als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.21
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 3.642,- (3 punten × tarief II)
nakosten
€ 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 4.603,-
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 14 april 2022 met aanvulling van gronden;
  • veroordeelt Mediagarant in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [verweerders] tot op heden begroot op € 4.603,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag als Mediagarant dit niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als Mediagarant niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Mediagarant de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als Mediagarant deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Volker, C.J. Verduyn en A.A. Bootsma en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.