Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 9 oktober 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
[adres 1]
[adres 3]
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de waarde van een woning is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], vastgesteld op € 1.279.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende betwist deze waarde, onder andere vanwege funderingsschade en brandschade die op 5 december 2019 is ontstaan. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de Rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de brandschade en dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Het Gerechtshof Den Haag bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, oordelend dat de Heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de onderhoudstoestand en de brandschade. Het Hof concludeert dat de vergelijkingsobjecten die door de Heffingsambtenaar zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De waarde van de woning is niet te hoog vastgesteld en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.