ECLI:NL:GHDHA:2024:2026

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
200.327.419/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgangsregeling van grootmoeder met kleinzoon afgewezen wegens strijd met belangen van de minderjarige

In deze zaak heeft de grootmoeder vaderszijde verzocht om een omgangsregeling met haar kleinzoon, die momenteel bij zijn moeder woont. De grootmoeder is ontvankelijk verklaard in haar verzoek, maar het hof heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen. De grootmoeder is in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin haar verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen. De moeder van de minderjarige heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de grootmoeder, stellende dat er geen nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de grootmoeder en de minderjarige. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de detentie van de vader van de minderjarige en de rol van de grootmoeder in het leven van de minderjarige. Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel er een nauwe persoonlijke betrekking is, het vaststellen van een omgangsregeling in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. De verstoorde verhouding tussen de grootmoeder en de moeder, alsook het wantrouwen dat bestaat, zijn belangrijke factoren in deze beslissing. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de grootmoeder werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.327.419/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 22-8129
zaaknummer rechtbank : C/09/638969
beschikking van de meervoudige kamer van 16 oktober 2024
inzake
[grootmoeder vaderszijde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootmoeder vaderszijde,
advocaat mr. J.T.R.J. Bracke te Den Haag,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Burger te Rotterdam.
Als degene wiens verklaring bij de beoordeling van het verzoek van belang kan zijn, is aangemerkt:
[de vader] ,
gedetineerd te Slowakije,
hierna te noemen: de vader.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming regio Haaglanden,
locatie Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De grootmoeder vaderszijde is op 8 mei 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 5 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft de na te noemen minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft daar geen gebruik van gemaakt.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een e-mail van de zijde van grootmoeder vaderszijde van 26 augustus 2024, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van grootmoeder vaderszijde van 27 augustus 2024 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum.
2.5
De raad heeft bij brief van 15 augustus 2024 aan het hof laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 11 september 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de grootmoeder vaderszijde, bijgestaan door haar advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
2.7
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] [de minderjarige] , (hierna te noemen: de minderjarige) geboren.
3.3
De vader en de moeder zijn na de echtscheiding het gezamenlijk gezag over de minderjarige blijven uitoefenen.
3.4
De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.5
Bij beschikking van 12 februari 2019 van de rechtbank Den Haag zijn de door de moeder en de vader getroffen onderlinge regelingen, zoals neergelegd in het aan voornoemde beschikking gehechte ouderschapsplan, opgenomen. Ten aanzien van de zorgregeling zijn zij in het ouderschapsplan een opbouwende regeling tussen de vader en de minderjarige overeengekomen. Deze houdt in dat de minderjarige om de week van zaterdagochtend 9.30 uur tot zondagmiddag 16.30 uur bij de vader is.
3.6
De vader zit sinds [datum] 2022 in detentie in Slowakije.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de grootmoeder vaderszijde tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de minderjarige zolang c.q. voor de duur dat de vader in detentie zit door de rechtbank afgewezen.
4.2
De grootmoeder vaderszijde is het niet eens met voornoemde beslissing en verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek, zoals geformuleerd onder punt I in het petitum van haar verzoekschrift d.d. 29 november 2022, alsnog toe te wijzen. Dat verzoek luidt: Zolang c.q. voor de duur dat de vader in detentie zit en daardoor de zorgregeling niet kan nakomen, een omgangsregeling vast te stellen tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige inhoudende dat verzoekster om de week de zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur of 17.00 uur de minderjarige bij zich zal kunnen hebben, waarbij zij de minderjarige komt ophalen en weer op het adres van de moeder komt terugbrengen, althans een omgangsregeling te bepalen als het de rechtbank in goede justitie juist acht.
4.3
De moeder voert hiertegen gemotiveerd verweer. Zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het beroep van de grootmoeder vaderszijde af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Procespositie vader
5.1
Het hof overweegt met betrekking tot de procespositie van de vader als volgt. Sinds de vader in detentie in Slowakije zit, verkeert hij naar het oordeel van het hof tijdelijk in de onmogelijkheid om het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Derhalve is op grond van artikel 1:253r jo. artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) het gezag van de vader over de minderjarige geschorst tot het moment dat deze onmogelijkheid is opgeheven, zodat ten tijde van het onderhavige geschil de moeder alleen het gezag uitoefent. Gelet op het voorgaande heeft het hof de vader aangemerkt als degene wiens verklaring bij de beoordeling van het verzoek van belang kan zijn (informant).
Ontvankelijkheid
Standpunten van partijen
5.2
De moeder kan zich er niet in vinden dat de rechtbank de grootmoeder vaderszijde ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek. Zij is van mening dat geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige. De grootmoeder vaderszijde had enkel contact met de minderjarige op de momenten dat de vader contact had met de minderjarige. De vader hield zich echter vaak niet aan de afspraken met betrekking tot de zorgregeling, zodat de grootmoeder vaderszijde de minderjarige niet structureel zag. Volgens de moeder is de minderjarige daarom niet per se gewend geraakt aan de aanwezigheid van de grootmoeder vaderszijde. In de eerste jaren na de geboorte van de minderjarige is er bovendien enkel sprake geweest van begeleid contact tussen de vader en de minderjarige waarbij de grootmoeder vaderszijde niet aanwezig was. De moeder is dan ook van mening dat tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige enkel sprake is geweest van normaal contact.
Oordeel van het hof
5.3
Voor zover de moeder aanvoert dat de grootmoeder vaderszijde niet-ontvankelijk is in haar verzoek omdat geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige overweegt het hof als volgt. Op basis van de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat de rechtbank op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze - na eigen afweging - tot de zijne. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel moeten leiden. Bij zijn oordeel neemt het hof nog het volgende in aanmerking. De grootmoeder vaderszijde speelde een sleutelrol in het contact tussen de vader en de minderjarige bij de uitvoering van de zorgregeling. Dat de grootmoeder vaderszijde hierbij een belangrijke rol speelde wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van de persoonlijk begeleider van de vader en de ambulant begeleider van de minderjarige. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige zodat de grootmoeder vaderszijde terecht ontvankelijk is verklaard in haar verzoek.
Omgangsregeling
Juridisch kader
5.4
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU.
Standpunten van partijen
5.5
De grootmoeder vaderszijde voert - samengevat – het volgende aan. De grootmoeder vaderszijde is van mening dat de rechtbank te weinig gewicht heeft toegekend aan het behouden van de band tussen de minderjarige en de grootmoeder vaderszijde. Als gevolg daarvan heeft de rechtbank ten onrechte geen omgangsregeling vastgesteld. De grootmoeder vaderszijde mist de minderjarige en stelt dat zij hem al sinds 2022 niet meer heeft mogen zien van de moeder. Volgens de grootmoeder vaderszijde is het in het belang van de minderjarige om omgang te hebben met de grootmoeder vaderszijde nu hij zijn vader moet missen. De verstoorde verhouding tussen de moeder en de grootmoeder vaderszijde staat hieraan niet in de weg. De grootmoeder vaderszijde betwist overigens dat er sprake zou zijn van een verstoorde verhouding en voert aan dat er niets is wat niet met behulp van mediation dan wel met behulp van een andere bemiddelaar zou kunnen worden hersteld. De moeder wil daaraan echter nog altijd niet meewerken. Daar komt nog bij dat de rechtbank bij haar beslissing is voorbij gegaan aan het advies van de raad. Gelet op het bovenstaande verzoekt de grootmoeder vaderszijde een omgangsregeling tussen haar en de minderjarige alsnog toe te wijzen.
5.6
De moeder betwist de stellingen van de grootmoeder vaderszijde. Zij stelt zich op het standpunt dat zij, als zijnde de moeder van de minderjarige, de belangrijkste rol in het leven van de minderjarige speelt zodat de rechtbank logischerwijs geen omgangsregeling kon vaststellen tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige nu daartoe bij de moeder iedere draagkracht ontbreekt. Verder betwist de moeder de stelling van de grootmoeder vaderszijde met betrekking tot het advies van de raad. Volgens de moeder was de rechtbank tijdens de zitting in eerste aanleg juist kritisch op voornoemd advies, waarna de raad het advies enigszins heeft aangepast en ook heeft uitgesproken dat de moeder nodig is voor het kunnen vormgeven van iedere vorm van contact tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige. De moeder is van mening dat de minderjarige baat heeft bij rust, structuur en regelmaat. Het feit dat de vader in detentie zit geeft de minderjarige al onrust genoeg. Daar komt nog bij dat er nog altijd sprake is van een verstoorde verhouding tussen de grootmoeder en andere leden van de familie van vaderszijde en de moeder. Volgens de moeder dient de bestreden beschikking daarom te worden bekrachtigd.
Oordeel van het hof
5.7
Ook ten aanzien van de vraag of er een omgangsregeling tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige zou moeten worden vastgesteld, is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist. Het hof neemt de gronden over en maakt deze - na een eigen afweging - tot de zijne. Het hof neemt daarbij nog het volgende in aanmerking. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog steeds sprake is van een verstoorde verhouding tussen de grootmoeder vaderszijde en de moeder. Zo is de moeder bijvoorbeeld niet door de grootmoeder vaderszijde op de hoogte gehouden over de detentie van de vader. Het was de moeder tot op de mondelinge behandeling niet duidelijk wat de reden is van zijn detentie, voor hoelang hij nog in detentie zal moeten blijven en zoals op de mondelinge behandeling door grootmoeder vaderszijde is toegelicht dat de vader mogelijk een deel van zijn straf in Nederland kan uitzitten. Ook de vader heeft de moeder hierover niet geïnformeerd, terwijl hij hiertoe wel de mogelijkheid heeft gehad gelet op het feit dat de moeder wekelijks het telefonisch contact tussen de vader en de minderjarige faciliteert. Het gevoel van wantrouwen van de moeder jegens de grootmoeder vaderszijde wordt hierdoor gevoed. Verder heeft de moeder aangegeven dat zij bang is dat de grootmoeder vaderszijde aan de minderjarige zal vertellen dat de vader gedetineerd zit, hetgeen de moeder de minderjarige zelf wil vertellen op het moment dat de minderjarige daar volgens de moeder oud genoeg voor is. Het is de moeder die hierover als gezagdragende ouder de beslissing dient te nemen en zij heeft dit kennelijk met de vader afgestemd. Gelet op de verstoorde verhouding en het wantrouwen tussen de grootmoeder vaderszijde en de moeder is de moeder niet in staat om de minderjarige te ondersteunen in de omgang met de grootmoeder vaderszijde. Volgens het hof is het vaststellen van een omgangsregeling tussen de grootmoeder vaderszijde en de minderjarige op dit moment dan ook in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. Het hof is derhalve van oordeel dat de rechtbank terecht het verzoek van de grootmoeder vaderszijde heeft afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
5.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof in hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, L. Koper en F.A.M. Schoenmaker, bijgestaan door mr. B. Klous als griffier en is op 16 oktober 2024 door mr. A.A.F. Donders uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.