ECLI:NL:GHDHA:2024:2026
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot omgangsregeling van grootmoeder met kleinzoon afgewezen wegens strijd met belangen van de minderjarige
In deze zaak heeft de grootmoeder vaderszijde verzocht om een omgangsregeling met haar kleinzoon, die momenteel bij zijn moeder woont. De grootmoeder is ontvankelijk verklaard in haar verzoek, maar het hof heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen. De grootmoeder is in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin haar verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen. De moeder van de minderjarige heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de grootmoeder, stellende dat er geen nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de grootmoeder en de minderjarige. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de detentie van de vader van de minderjarige en de rol van de grootmoeder in het leven van de minderjarige. Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel er een nauwe persoonlijke betrekking is, het vaststellen van een omgangsregeling in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. De verstoorde verhouding tussen de grootmoeder en de moeder, alsook het wantrouwen dat bestaat, zijn belangrijke factoren in deze beslissing. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de grootmoeder werd afgewezen.