In deze zaak gaat het om de hoogte van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor hun twee kinderen. De rechtbank Rotterdam had in een eerdere beschikking op 13 maart 2023 bepaald dat de man € 150,- per kind per maand moest betalen, met ingang van 1 november 2022. De man is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt om een lagere alimentatie van € 25,- per kind per maand. De vrouw is het eens met de eerdere beslissing van de rechtbank en verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2024 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. De man heeft zijn financiële situatie toegelicht en stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft om het verzochte bedrag te betalen. De vrouw heeft een draagkrachtberekening overgelegd waaruit blijkt dat zij een netto besteedbaar inkomen heeft van € 37.205,- per jaar. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn financiële situatie en dat zijn eigen cijfers niet betrouwbaar zijn. Het hof heeft daarom de draagkracht van de man geschat en geconcludeerd dat hij in staat is om de door de vrouw verzochte bijdrage te voldoen.
Het hof heeft de ingangsdatum van de alimentatie aangepast naar de datum van de beschikking van de rechtbank, 13 maart 2023, in plaats van de eerder vastgestelde datum van 1 november 2022. Dit is gedaan om rekening te houden met de lange tijd die is verstreken tussen het verzoek en de uitspraak in hoger beroep. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen voor wat betreft de hoogte van de alimentatie, maar de ingangsdatum te wijzigen.