Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De rechtbank had eerder de ouders, de vrouw en de man, gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige, ondanks een negatief advies van de raad voor de kinderbescherming. De vrouw, die eerder alleen het gezag had, heeft in hoger beroep verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en zij vreest dat de minderjarige klem komt te zitten tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken en dat de minderjarige hierdoor in een kwetsbare positie verkeert. Het hof heeft besloten dat de vrouw alleen het gezag over de minderjarige zal uitoefenen, omdat gezamenlijk gezag in deze situatie niet in het belang van het kind is. Daarnaast heeft het hof de omgangsregeling aangepast, zodat de minderjarige om de week bij de man verblijft van vrijdag uit school tot maandag naar school, en de andere week van maandag uit school tot dinsdag naar school. De regeling voor vakanties en feestdagen is ook vastgesteld, waarbij de ouders om en om de feestdagen en vakanties met de minderjarige doorbrengen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.