In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 1 december 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van mishandeling van de aangeefster op 30 maart 2023 te Maassluis. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks het verweer van de verdediging dat deze onbetrouwbaar zouden zijn. Het hof oordeelde dat de aangeefster consistent heeft verklaard over de gebeurtenissen en dat haar letsel, vastgesteld door een forensisch arts, steun biedt voor haar verklaring. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een schadevergoeding van € 500 aan de benadeelde partij, waarbij het hof opmerkte dat de eerdere schadevergoeding in eerste aanleg onvoldoende was in het licht van de gevolgen van het handelen van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij tot een hoger bedrag werd gedeeltelijk toegewezen, en het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en het vonnis waarvan beroep vernietigd, waarbij het hof de verdachte schuldig heeft bevonden aan de mishandeling en de strafbaarheid heeft vastgesteld.