Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de voorzieningenrechter
5.Beoordeling in hoger beroep
rigorous scrutiny’ verwacht. [3] Uitlevering kan een schending van art. 3 EVRM opleveren indien er gegronde redenen (‘
substantial grounds’) zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon een reëel risico (‘
a real risk’) loopt om te worden onderworpen aan foltering of aan een (andere) onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; het is aan de opgeëiste persoon om dat aan te tonen. [4] Om in strijd te komen met art. 3 EVRM moet sprake zijn van leed dat ‘
a minimum level of severity’ heeft; daarbij neemt het EHRM in aanmerking dat een gevangenisstraf een zekere mate van leedtoevoeging impliceert. [5] Bij de beoordeling van het risico moeten alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Een algemene verwijzing naar problemen met de naleving van mensenrechten in het verzoekende land is in beginsel onvoldoende om een reëel risico op schending van art. 3 EVRM aan te kunnen nemen. [6] De enkele mogelijkheid van een met art. 3 EVRM strijdige behandeling
(“the mere possibility of ill-treatment”) is onvoldoende om uitlevering tegen te houden. [7] Aannemelijk moet zijn dat (specifiek) de uit te leveren persoon met een dergelijke schending te maken zal krijgen.
strong presumption’ geldt dat zich een schending voordoet van art. 3 EVRM. [8] Daarnaast zijn andere omstandigheden van belang, zoals de hoeveelheid daglicht en de mogelijkheid om zich in de open lucht te begeven.
substantial grounds’aan te voeren die zijn beroep op schending van art. 3 EVRM aannemelijk maken. Als er al enige ruimte zou zijn om in dit opzicht een nader onderzoek van de Staat te verlangen, zijn de omstandigheden die [appellant] daarvoor aanvoert in ieder geval onvoldoende.