ECLI:NL:GHDHA:2024:2003

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
200.330.526/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging arbitraal vonnis en geldige overeenkomst tot arbitrage tussen ondernemer en expediteur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een arbitraal vonnis. De eiser, een ondernemer die tot oktober 2019 ijsjes verkocht in de Verenigde Staten onder de naam Belgian Gelato, had een overeenkomst gesloten met Transport Partners B.V., een expediteur, voor het transport van voertuigen van de Verenigde Staten naar Spanje. Na een geschil over het transport, waarbij de eiser werd veroordeeld om een bedrag van ruim € 50.000 aan Transport Partners te betalen, vorderde de eiser vernietiging van het arbitraal vonnis. Hij stelde dat er geen geldige overeenkomst tot arbitrage bestond, omdat hij als consument had gecontracteerd en de algemene voorwaarden niet ter hand waren gesteld.

Het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een geldige arbitrageovereenkomst. Het hof concludeerde dat de eiser niet als consument handelde, maar als ondernemer, en dat de algemene voorwaarden, waarin het arbitragebeding was opgenomen, deel uitmaakten van de overeenkomst. De eiser had eerder ook onder dezelfde voorwaarden met Transport Partners gecontracteerd en had deze voorwaarden stilzwijgend aanvaard. Het hof wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 6.739,- werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt het belang van de geldigheid van arbitrageovereenkomsten en de rol van algemene voorwaarden in commerciële transacties, vooral wanneer partijen in een internationale context opereren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.330.526/01
Arrest van 29 oktober 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats], [land],
eiser,
advocaat: aanvankelijk mr. B.C.A. Reijnders, kantoorhoudend in Venlo (heeft zich inmiddels onttrokken),
tegen
Transport Partners B.V.,
gevestigd in Steenbergen,
verweerster,
advocaat: mr. M. Wattel, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen [eiser] en Transport Partners.

1.De zaak in het kort

1.1
Tussen partijen is een arbitraal vonnis gewezen waarin [eiser] is veroordeeld om aan Transport Partners een bedrag van ruim € 50.000 te betalen.
1.2
In deze procedure vordert [eiser] dat het hof het arbitraal vonnis vernietigt. Hij voert daarvoor aan dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, waardoor de arbiters niet bevoegd waren om over de vordering van Transport Partners te oordelen.
1.3
Het hof beslist dat wel sprake is van een geldige arbitrageovereenkomst en dat de vernietigingsvordering van [eiser] moet worden afgewezen.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 24 juli 2023 van [eiser], met bijlagen,
  • de conclusie van antwoord van Transport Partners, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek van [eiser], met één bijlage;
  • de conclusie van dupliek van Transport Partners.
2.2
Transport Partners heeft het hof gevraagd om uitspraak te doen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[eiser] verkocht tot oktober 2019 ijsjes in de Verenigde Staten, onder meer onder de bedrijfsnaam Belgian Gelato.
3.2
Transport Partners is een expediteur.
3.3
In december 2021 is [eiser] verhuisd van de Verenigde Staten naar Spanje. In verband daarmee heeft [eiser] in of rond december 2021 aan Transport Partners opdracht gegeven om drie voertuigen en een trailer (hierna ook: de voertuigen) te laten vervoeren van de Verenigde Staten, via België, naar Spanje (hierna: de overeenkomst van december 2021).
3.4
Vanaf 2017 en vóór het sluiten van de overeenkomst van december 2021 heeft [eiser] voor zijn bedrijf meerdere malen gebruik gemaakt van de diensten van Transport Partners (hierna ook: de eerdere overeenkomsten).
3.5
[eiser] correspondeerde bij die eerdere overeenkomsten (onder meer) via een e-mailadres op naam van Belgian Gelato, en ondertekende de e-mails onder zijn naam met Belgian Gelato Inc. met daarbij een adres in de Verenigde Staten.
3.6
In de correspondentie over die eerdere overeenkomsten heeft Transport Partners onderaan haar e-mails vermeld:
“Al onze werkzaamheden worden verricht op de Algemene Voorwaarden voor Expediteurs van BZE, Organisatie van Zeehaven-expediteurs en Internationale Logistieke Dienstverleners zoals per de laatste versie gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam. (om in te zien, klik hier)”
3.7
Ook onderaan de aan Belgian Gelato Inc. gerichte facturen werd bij die eerdere overeenkomsten verwezen naar deze algemene voorwaarden.
3.8
Artikel 23 van de algemene voorwaarden waarnaar Transport Partners bij die eerdere overeenkomsten heeft verwezen, te weten de Algemene Voorwaarden voor Expediteurs van BZE (hierna: de algemene voorwaarden), bevat het volgende arbitragebeding (hierna: het arbitragebeding):
“Alle uit of in verband met de expeditie overeenkomst voortvloeiende geschillen worden onderworpen aan Arbitrage te Rotterdam of Amsterdam overeenkomstig het TAMARA Arbitragereglement. (…)”
3.9
[eiser] heeft bij de e-mailcorrespondentie over de overeenkomst van december 2021 ook het e-mailadres op naam van Belgian Gelato gebruikt en bij verschillende van die e-mails is bij de ondertekening Belgian Gelato Inc. vermeld.
3.1
Onder verschillende e-mails die Transport Partners aan [eiser] (op het e-mailadres van Belgian Gelato) heeft gestuurd over de overeenkomst van december 2021, heeft Transport Partners eveneens verwezen naar de hiervoor genoemde algemene voorwaarden.
3.11
De onder 3.3. genoemde voertuigen betroffen een ijscowagen, een ijscreamtruck, een jeep en een trailer met ingebouwde generator. Transport Partners zou de voertuigen op basis van een T1-document vanuit het douanekantoor in Zeebrugge (België) laten vervoeren naar het douanekantoor in Malaga (Spanje). [eiser] zou de voertuigen zelf laten inklaren in Spanje en zorg dragen voor het tijdig aanzuiveren van het T1-document.
3.12
In februari 2022 zijn de voertuigen in Malaga gearriveerd. Het bleek niet mogelijk om ze daar te lossen, vanwege het niet tijdig aanzuiveren van het T1-document.
3.13
Transport Partners heeft de voertuigen daarom opgeslagen in Spanje en heeft de voertuigen later, toen zij van de Spaanse douane vernam dat die de voertuigen wilde laten vernietigen, vervoerd naar Rotterdam en heeft ze daar opgeslagen in een loods.
3.14
Transport Partners is een arbitrageprocedure begonnen waarin zij vergoeding vorderde van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het feit dat de voertuigen niet in Spanje konden worden gelost. Bij arbitraal vonnis van 24 april 2023 is [eiser] veroordeeld om aan Transport Partners € 50.518,57 te betalen, vermeerderd met rente en kosten (hierna: het arbitraal vonnis). De plaats van arbitrage is Rotterdam.

4.De vordering van [eiser]

4.1
vordert dat het hof het arbitrale vonnis vernietigt op grond van artikel 1065 lid 1 aanhef en onder a Rv. Volgens [eiser] ontbrak een geldige overeenkomst tot arbitrage. Daarom waren de arbiters niet bevoegd om over de vordering van Transport Partners te oordelen.
4.2
[eiser] voert hiervoor het volgende aan:
  • Voorafgaand aan of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van december 2021 is niet verwezen naar de algemene voorwaarden waarin de arbitrageclausule is opgenomen. De algemene voorwaarden zijn voor deze overeenkomst dus niet overeengekomen en gelden dan ook niet. Bij andere opdrachten is jaren daarvoor wel verwezen naar de algemene voorwaarden, maar dat betekent niet dat de voorwaarden voor de overeenkomst van december 2021 ook gelden.
  • Als dit niet zou opgaan, dan geldt in ieder geval dat het arbitragebeding vernietigbaar is omdat de algemene voorwaarden waarin dit beding is opgenomen niet ter hand zijn gesteld. Dat betekent dat [eiser] geen redelijke mogelijkheid is geboden om van deze voorwaarden kennis te nemen zoals vereist in artikel 6:233 BW. Ook is het arbitragebeding vernietigbaar omdat [eiser] als consument heeft gecontracteerd en het beding, gelet op artikel 6:236 onder n BW, voor hem als consument onredelijk bezwarend is. Als zou worden geoordeeld dat [eiser] geen consument is, dan is hij in ieder geval slechts een kleine ondernemer die dezelfde bescherming moet krijgen als een consument (reflexwerking).
  • Tot slot heeft [eiser] een beroep gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW).
4.3
Transport Partners stelt zich op het standpunt dat de arbiters wel bevoegd waren en dat de vernietigingsvordering van [eiser] moet worden afgewezen.

5.Beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1
Het gaat hier om een internationale zaak omdat [eiser] niet in Nederland woont. Het hof moet daarom ambtshalve beoordelen of het als Nederlandse rechter bevoegd is en zo ja, welk recht van toepassing is.
5.2
De plaats van arbitrage is Rotterdam. Dit brengt mee dat het hof Den Haag op grond van artikel 1064a Rv bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis.
5.3
De kwestie die voorligt is of het arbitragebeding geldig is en of de arbiters zich op grond daarvan bevoegd mochten achten. Artikel 1021 Rv bepaalt dat een overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift en dat daarvoor voldoende is een geschrift dat verwijst naar algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien en dat door de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. Op de materiële aspecten van de geldigheid van een overeenkomst tot arbitrage is artikel 10:166 BW van toepassing. Het hof zal gelet op dit artikel de materiële aspecten beoordelen aan de hand van het recht van het land van de plaats van arbitrage, dus aan de hand van Nederlands recht. Als toepassing van Nederlands recht tot de conclusie leidt dat het arbitragebeding materieel geldig is, hoeft niet meer gekeken te worden naar de andere, alternatieve verwijzingsregels van artikel 10:166 BW.
[eiser] was geen consument bij de overeenkomst van december 2021
5.4
Een van de vragen die het hof moet beantwoorden bij de beoordeling of sprake is van een geldige arbitrageovereenkomst, is of [eiser] de overeenkomst van 2021 als consument of bedrijfsmatig heeft gesloten.
5.5
In het Nederlandse recht en in Europese regelgeving wordt een consument omschreven als een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Bij de beoordeling of een persoon als consument heeft gehandeld, moet volgens het Hof van Justitie van de EU rekening worden gehouden met alle omstandigheden van de zaak, en met name de aard van het goed of de dienst waarop de overeenkomst betrekking heeft, waaruit kan blijken met welk doel het goed is gekocht of de dienst is ontvangen. [1]
5.6
Uit overgelegde foto’s blijkt dat de overeenkomst van december 2021 betrekking had op het transport van een voertuig met aan de zijkant luiken voor de verkoop van ijsjes e.d. en van een bedrijfsbus die aan de zijkant is beplakt met afbeeldingen van ijsjes, beide met een grote ijshoorn uitstekend vanaf het dak, alsmede van een trailer met generator. In zoverre had de overeenkomst betrekking op het transport van goederen die alle kenmerken hebben van bedrijfsmiddelen. Verder blijkt uit het door [eiser] overgelegde arrest in kort geding van het hof Den Bosch dat [eiser] zich in die procedure op het standpunt stelde dat hij de twee ijswagens naar Spanje wilde vervoeren om daar inkomen te kunnen creëren. Daarnaast is van belang dat [eiser] in zijn e-mails over de overeenkomst van december 2021 met Transport Partners heeft gecommuniceerd vanaf een e-mailadres met de bedrijfsnaam Belgian Gelato en dat hij in de ondertekening van verschillende e-mails aan Transport Partners de bedrijfsnaam Belgian Gelato Inc. heeft vermeld.
5.7
Dat de overeenkomst van december 2021, naast de hiervoor beschreven twee bedrijfsvoertuigen en de trailer met generator, ook betrekking had op een Jeep die mogelijk (deels) voor privé doeleinden zou worden gebruikt, is tegenover al het voorgaande niet van zodanig gewicht of betekenis dat [eiser] in het kader van de overeenkomst van december 2021 als consument bestempeld moet worden. Evenmin doet terzake of Belgian Gelato Inc. formeel al niet meer bestond ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en of [eiser] zijn bedrijf in de Verenigde Staten toen al had verkocht. Overeind blijft immers dat de overeenkomst nagenoeg geheel betrekking had op het transport van bedrijfsmiddelen, die [eiser] ook als zodanig in Spanje wilde gaan gebruiken, en dat [eiser] zich onder een (al dan niet voormalige) bedrijfsnaam naar Transport Partners toe heeft gepresenteerd. Ook is niet relevant dat [eiser] aanvoert dat hij er later achter kwam dat hij niet zomaar ijsjes mocht gaan verkopen in Spanje. Dat kan namelijk geen verandering brengen in zijn hoedanigheid ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met Transport Partners Het enkele gegeven dat Transport Partners op 24 januari 2022 in een e-mail die gaat over douaneformaliteiten aan een Spaanse partij schrijft
“Mr. [eiser] is a private person in this matter”, is zonder nadere toelichting onvoldoende om te concluderen dat [eiser] in relatie tot Transport Partners in het kader van de overeenkomst van december 2021 als consument handelde.
5.8
[eiser] heeft verder aangevoerd dat als hij geen consument zou zijn, hij dan toch - via de zogenoemde ‘reflexwerking’ - gelijk moet worden gesteld met een consument. Het is aan [eiser] om feiten aan te voeren waaruit kan blijken dat hij een met een consument vergelijkbare positie inneemt. Het hof ziet in de aangevoerde feiten echter onvoldoende aanknopingspunten om reflexwerking aan te nemen. Daarbij weegt mee dat (i) de overeenkomst van 2021 betrekking had op het transport van voertuigen die duidelijk kwalificeren als bedrijfsmiddelen, (ii) [eiser] ook al eerder in het kader van zijn bedrijf overeenkomsten met Transport Partners had gesloten om zaken voor zijn bedrijf te laten vervoeren, en (iii) hij in alle gevallen onder zijn bedrijfsnaam communiceerde met Transport Partners. De omstandigheid dat het bedrijf van [eiser] een betrekkelijk kleine onderneming was, is hiertegenover van onvoldoende gewicht.
De algemene voorwaarden maken deel uit van de overeenkomst van december 2021
5.9
De vraag of de algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst van december 2021, moet worden beantwoord aan de hand van de algemene regels van aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW), inclusief de wilsvertrouwensleer (art 3:33 e.v. BW). Aanvaarding kan ook impliciet plaatsvinden.
5.1
Vaststaat dat [eiser] vóór de overeenkomst van december 2021 ten behoeve van zijn onderneming, met gebruikmaking van de bedrijfsnaam Belgian Gelato, meerdere malen met Transport Partners overeenkomsten heeft gesloten om zaken voor zijn onderneming te doen vervoeren. Onder de e-mails die betrekking hebben op die eerdere overeenkomsten was een duidelijke verwijzing naar de algemene voorwaarden opgenomen (met een doorklikmogelijkheid naar de tekst van die voorwaarden). Ook op de facturen behorende bij die eerdere overeenkomsten werd verwezen naar die algemene voorwaarden. [eiser] heeft bij die eerdere overeenkomsten niet geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, maar heeft uitvoering gegeven aan de overeenkomsten. Daarmee heeft hij de voorwaarden bij die eerdere overeenkomsten stilzwijgend aanvaard. [eiser] heeft overigens ook niet weersproken dat de algemene voorwaarden van toepassing waren op de eerdere overeenkomsten.
5.11
Hiervoor heeft het hof geoordeeld dat de overeenkomst van december 2021 ook een bedrijfsmatige overeenkomst was, waarbij [eiser] - net als bij de eerdere overeenkomsten - in de communicatie met Transport Partners gebruik heeft gemaakt van de bedrijfsnaam Belgian Gelato. Transport Partners heeft e-mails overgelegd die betrekking hebben op de overeenkomst van december 2021waarin zij verwijst naar de algemene voorwaarden (zie 3.10), maar uit de tekst van de e-mails volgt dat deze e-mails gaan over de uitvoering van de overeenkomst van december 2021 nadat deze al was gesloten. Echter, de omstandigheid dat partijen eerder regelmatig zaken met elkaar hebben gedaan, waarbij [eiser] ook onder de naam Belgian Gelato communiceerde, en de algemene voorwaarden bij die eerdere overeenkomsten van toepassing waren, maakt dat Transport Partners er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat die voorwaarden ook onderdeel zouden uitmaken van de overeenkomst van december 2021. Dat geldt temeer nu [eiser] niet heeft geprotesteerd toen Transport Partners in ieder geval in latere e-mails verwees naar dezelfde algemene voorwaarden die ook bij de eerdere overeenkomsten golden. De conclusie is dat de algemene voorwaarden deel uitmaakten van de overeenkomst van december 2021.
Het beroep op vernietiging van het arbitragebeding slaagt niet
5.12
Artikel 6:247 lid 2 BW bepaalt dat afdeling 6.5.3 niet van toepassing is op overeenkomsten tussen partijen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en die niet beide in Nederland zijn gevestigd, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.
5.13
Hiervoor is vastgesteld dat [eiser] niet handelde als consument (en dat ook geen sprake is van reflexwerking). [eiser] woonde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van december 2021 niet in Nederland, maar in Spanje (of in de VS). Dat betekent dat de artikelen 6:233 en artikel 6:236 onder n BW waarop [eiser] zich beroept niet van toepassing zijn. Zijn beroep op de vernietiging van het arbitragebeding dat is gebaseerd op deze artikelen kan reeds daarom al niet slagen.
Het beroep op redelijkheid en billijkheid slaagt niet
5.14
[eiser] heeft tot slot nog een beroep gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, maar heeft dat niet voldoende (duidelijk) toegelicht. Het hof overweegt dat datgene wat [eiser] in deze zaak heeft aangevoerd van onvoldoende betekenis en gewicht is om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als het arbitragebeding tussen partijen zou gelden. Dit beroep faalt dan ook.
Conclusie en proceskosten
5.15
De conclusie is dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen. Het hof zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten.
5.16
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 2.135,-
salaris advocaat € 4.426,- (2 punten × tarief IV)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.739,-
5.17
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
  • wijst de vordering van [eiser] af;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Transport Partners begroot op € 6.739,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [eiser] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [eiser] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J.M. Burg, R.S. van Coevorden en M.C.M. Van Dijk en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 3 september 2015, ECLI:EU:C:2015:538, (