In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 november 2023. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever op 17 januari 2023 in Den Haag. In eerste aanleg was de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. De verdachte had zich beroepen op noodweer, stellende dat hij werd achtervolgd en omsingeld door een groep van vier mannen, waaronder de aangever, en dat hij zich moest verdedigen met een mes. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de verklaringen van de verdachte en de aangever, en de camerabeelden. Het hof concludeerde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, waarbij hij niet anders kon handelen dan hij deed. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij een mes gebruikte, gezien de dreigende situatie waarin hij zich bevond. Het hof heeft het beroep op noodweer gegrond verklaard, het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet strafbaar was verklaard.