Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Stichting SOVAK,
Stichting Cello,
Stichting Zorg Adullam,
Stichting Esdégé-
Reigersdaal,
Stichting Hoeve Sprey,
Stichting De Zijlen,
Stichting Severinus,
Stichting Zozijn Zorg,
Stichting PSW,
Stichting Zuidwester,
Stichting Daelzicht,
Stichting Gemiva-
SVG Groep,
Stichting Dag-
en Woonvoorzieningen Verstandelijk Gehandicapten in Westelijk Noord-
Brabant,
Stichting Pluryn,
Stichting Pergamijn,
Stichting Bartiméus Sonneheerdt,
Raphaëlstichting,
18.Stichting Kentalis Zorg,
Stichting Dichterbij,
De Seizoenen B.V.,
Stichting Prisma,
Stichting ’s Heeren Loo Zorggroep,
Stichting Lievegoed,
Stichting Driestroom,
Stichting Siza,
Stichting Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen,
Stichting Middin,
Stichting Interakt Contour Groep,
Stichting de Twentse Zorgcentra,
Stichting Estinea,
Robert Coppes Stichting,
Stichting Cosis,
Stichting OlmenEs,
Stichting Aveleijn,
Stichting Maeykehiem,
Stichting Ipse de Bruggen,
Stichting Odion,
Stichting Elver,
Stichting ORO,
Stichting Vanboeijen,
Stichting Pameijer,
Stichting SIG, Organisatie voor Ondersteuning van mensen met een beperking,
Stichting Nieuw Unicum,
Stichting Sius,
Stichting Tragel,
Stichting Triade-
Vitree,
Stichting de Trans,
Stichting Syndion,
Stichting Prezzent,
Stichting Leger des Heils Welzijns-
en Gezondheidszorg,
Stichting Koraal,
Stichting Alliade,
Stichting Reinaerde,
Stichting Careander, protestants-christelijke stichting voor mensen met een verstandelijke beperking,
1.Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., gevestigd in Utrecht,
VGZ Zorgkantoor B.V., gevestigd in Arnhem,
Salland Zorgkantoor B.V., gevestigd in Deventer,
4.CZ Zorgkantoor B.V., gevestigd in Tilburg,
Stichting Wlz-uitvoerder Zorg en Zekerheid, gevestigd in Leiden,
6.Stichting Zorgkantoor Menzis, gevestigd in Wageningen,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de spoedappeldagvaarding, met producties, van 2 november 2023, waarmee de zorgaanbieders in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2023 (hierna: het (bestreden) vonnis);
- de memorie van antwoord van Zilveren Kruis, VGZ en Salland van 5 december 2023;
- de memorie van antwoord van CZ en ZZ van 5 december 2023;
- de memorie van antwoord van Menzis van 5 december 2023, met producties;
3.Feitelijke achtergrond
Onderbouwing richttariefpercentages Wlz” (hierna: Bijlage 7), wordt een landelijk tariefmodel beschreven. In Bijlage 7 staat onder meer het volgende:
Waarom een landelijk tarief model?
De onderbouwing is transparant en uitlegbaar.
Er hoeven geen tarieven te worden vergoed die voor elke zorgaanbieder kostendekkend zijn, omdat dan de duurste zorgaanbieder de maatstaf zou worden en elke prikkel om efficiënt te werken zou verdwijnen.
Het tarief mag niet zodanig laag zijn dat dit ten koste gaat van de tijdige beschikbaarheid van voldoende, juiste en kwalitatief toereikende zorg.
Zorgkantoren moeten rekening houden met bepaalde organisatie-specifieke aspecten die een significante impact kunnen hebben op de kostenopbouw.
Er moet rekening worden gehouden met gelegitimeerde regionale of anderszins goed onderbouwde kostenverschillen.
De meest recent beschikbare jaarverslagen (2021) van zorgaanbieders binnen de Wlz (V&V, GZ en GGZ).
Declaratiegegevens van alle zorgkantoren over 2021. Hiervoor wordt per zorgaanbieder het aantal declaraties en het gedeclareerde bedrag per prestatie dat is ingediend bij het zorgkantoor aangegeven. Voor zorgaanbieders die bovenregionaal werken (d.w.z. met meerdere zorgkantoren) worden alle declaraties meegenomen. Er wordt dus gerekend met het totaal per zorgaanbieder (en niet per regio of per zorgkantoor).
De NZa maximumtarieven (uit de beleidsregels) van 2021.
Bij een richttariefpercentage van 95,7% heeft 75% van Wlz-aanbieders een neutrale of positieve marge. 54% heeft een marge van meer dan 2% en 12% een negatief resultaat van meer dan 2%.”
De tariefsystematiek bestaat uit drie delen: 1. de landelijke richttariefpercentages, 2. zorgkantoor-specifiek beleid voor regionale aanpassingen en 3. de hardheidsclausule. Met deze systematiek verwachten zorgkantoren tot reële tariefafspraken te komen.
Zorgkantoren hebben PwC gevraagd voor deze externe validatie. Toelichting PwC:
van het Model Tariefonderbouwing Wlz 2024 beoordeeld. Dat betekent dat PwC een wiskundige validatie heeft uitgevoerd op het model dat een landelijk sectorspecifiek tariefpercentage berekent. PwC doet geen uitspraak over de implementatie en over impact van het model in de praktijk door zorgkantoren, zoals regionale of aanbieder specifieke factoren. Ook kan PwC geen uitspraak doen over het model in verhouding tot de andere modellen van bijvoorbeeld zorgaanbieders (relatieve kwaliteit) maar wel ten opzichte van het model 2021. PwC geeft geen overall kwalificatie van de opzet van het model.”
outliersvoor de drie aanbiedergroepen vermeld. Voor de aanbiedergroep Verpleging & Verzorging (V&V) is dit marktaandeel 79,23%, voor de aanbiedergroep GZ is dit marktaandeel 75,22% en voor de aanbiedergroep GGZ is dit marktaandeel 83,94%.
Zorgaanbieders hebben duidelijke signalen gegeven over financiële tekorten die zij in 2024 verwachten. Om er zeker van te zijn dat de eerder vastgestelde en gepubliceerde richttariefpercentages voor het jaar 2024 passend zijn en voldoen aan de uitgangspunten die de zorgkantoren hebben vastgesteld, is de geplande analyse op basis van de beschikbare data van de jaarrekening 2022 eerder dan oorspronkelijk voorzien uitgevoerd.
outliersvan het 75e percentiel voor de verschillende aanbiedergroepen. Voor de aanbiedergroep V&V is het marktaandeel 78,25%, voor de aanbiedergroep GZ is het marktaandeel 60,16% en voor de aanbiedergroep GGZ is het marktaandeel 73,29%.
4.Procedure bij de voorzieningenrechter
- de zorgkantoren de tarieven met bepaalde percentages verhogen;
- de zorgkantoren op transparante wijze toelichten onder welke omstandigheden zorgaanbieders in aanmerking komen voor individuele tariefdifferentiatie;
- de zorgkantoren voor alle prestaties 100% van de NHC/NIC
- Menzis zorgaanbieders in staat stelt ieder jaar bezwaar te maken tegen de vaststelling van het richttariefpercentage; en
- de zorgkantoren op transparante wijze de voorwaarden voor toepassing van de hardheidsclausule toelichten;
- Uitgangspunt bij de beoordeling van de bezwaren van de zorgaanbieders is dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen van toepassing zijn op de inkoopprocedure. Deze beginselen brengen mee dat de zorgkantoren op grond van het proportionaliteitsbeginsel reële tarieven moeten vergoeden en dat de onderbouwing van het tariefsysteem transparant en uitlegbaar moet zijn. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben de zorgkantoren, op twee onderdelen van het inkoopbeleid van Menzis na, deze verplichtingen niet (evident) geschonden.
- De zorgaanbieders hebben geen spoedeisend belang bij hun vorderingen voor zover deze zien op het inkoopbeleid voor de jaren 2025 en daarna. De voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot een beoordeling van het inkoopbeleid voor het jaar 2024.
- De tariefsystematiek van de zorgkantoren is al bij een eerdere beoordeling door de voorzieningenrechter aanvaardbaar geacht, waaronder het gebruikte model en de vaststelling van het richttariefpercentage op een niveau waarbij 75% van de zorgaanbieders een neutraal of positief resultaat behaalt. De zorgkantoren hebben in het voorgestane inkoopbeleid in de kern dezelfde vergoedingssystematiek gehanteerd, met enkele aanpassingen zoals een richttariefpercentage per sector, een uitvoeriger onderbouwing van de totstandkoming, meer regionale tariefdifferentiatie en een nadere invulling van de hardheidsclausule. Daarmee hebben de zorgkantoren voldaan aan hun motiveringsplicht en hun tariefsystematiek op transparante wijze onderbouwd, zodat deze niet evident onjuist en onrechtmatig wordt geacht.
- Aangezien de zorgkantoren op basis van de beschikbare jaarrekeningen van de zorgaanbieders over 2022 - op het moment van de herberekening was voor ongeveer 90% van de zorgaanbieders de jaarrekening over 2022 beschikbaar - en declaratiegegevens uit 2022 de richttariefpercentages opnieuw hebben berekend, vervalt het oorspronkelijke bezwaar van de zorgaanbieders tegen het hanteren van gegevens over 2021. Deze herberekening heeft voor de gehandicaptenzorg geleid tot een hoger richttariefpercentage (96% in plaats van 95,7%).
- De zorgkantoren hebben toegezegd binnen een week na de zitting een aangepaste Bijlage 7 aan de zorgaanbieders te verstrekken. De voorzieningenrechter is er vanuit gegaan dat hieruit zal blijken dat niet alleen het richttariefpercentage is vastgesteld op het niveau waarbij het tarief voor 75% van de zorgaanbieders kostendekkend voor de Wlz is, maar ook dat het gezamenlijke marktaandeel van deze zorgaanbieders niet beduidend lager uitvalt dan 75%.
- De keuze van de zorgverzekeraars om geen rekening te houden met de financieringslasten van de zorgaanbieders is verdedigbaar, omdat de belangrijkste huisvestingskosten al worden vergoed via de NHC en in het model ook de financieringsbaten buiten beschouwing worden gelaten.
- De hardheidsclausule maakt een integraal onderdeel uit van de tariefsystematiek. Met behulp van deze clausule kan rekening worden gehouden met gelegitimeerde individuele kostenverschillen. Inherent aan deze clausule is dat niet exact kan worden aangegeven wanneer een beroep hierop kan worden gehonoreerd. Het is redelijk om met toepassing van deze clausule het eigen vermogen van een zorgaanbieder en de organisatiestructuur in aanmerking te nemen.
5.Vorderingen in hoger beroep
outliers, (iii) het rekenmodel waarvan de Zorgkantoren bij het berekenen van het richttariefpercentage gebruik hebben gemaakt, met inbegrip van de gebruikte formules maar zonder de daarin ingevulde financiële gegevens, en (iv) het validatierapport van PwC over de berekening van het richttariefpercentage;
6.Beoordeling in hoger beroep
Formele verweren
evenwicht tussen de verschillende (…) betrokken belangen en de bedoeling om, in verband daarmee, ten behoeve van de aanbestedende dienst en degene aan wie deze de opdracht gunt, te waarborgen dat geen te grote of te langdurige onzekerheid ontstaat over de vraag of de overeenkomst gesloten en uitgevoerd kan worden”. Anders dan in het Xafax-arrest, gaat het in het onderhavige geval niet om een verliezende inschrijver die een overeenkomst tot stand gekomen tussen de aanbestedende dienst en een winnende inschrijver aan wil tasten, maar om zorgaanbieders die vorderen dat de tarieven opgenomen in de overeenkomsten die zij zelf met de zorgkantoren hebben gesloten, op een andere grondslag worden berekend. Het in het Xafax-arrest bedoelde evenwicht wordt door toewijzing van die vorderingen niet aangetast.
Doorontwikkeling t.o.v. voorgaande jaren en gehanteerde uitgangspunten”). Zij verwijzen er ook naar in hun inkoopdocumenten (zie bijvoorbeeld het inkoopdocument van Zilveren Kruis, versie 7 juli 2023, pagina 32).
outlierszijn aangemerkt, het gebruikte rekenmodel en het validatierapport van PwC openbaar moeten maken.
outlierszijn aangemerkt. Het gebruikte model is volgens de zorgkantoren volledig beschreven in Bijlage 7. Het validatierapport van PwC kunnen de zorgkantoren niet openbaar maken omdat PwC geheimhouding heeft bedongen.
outlieranalyse zijn uitgesloten. Het criterium wordt wel beschreven (er is sprake van
outliersals kosten of opbrengsten van zorgaanbieders meer dan twee x de standaarddeviatie afwijken van de mediaan, zie voetnoot 2 op pagina 3 van Bijlage 7, hiervoor aangehaald op pagina 6), maar in de beschrijving is ook sprake van correcties en het is niet duidelijk hoe deze correcties tot stand zijn gekomen.
niet beduidend lager uitvalt” dan 75,22%. Ook de in het tariefmodel opgenomen hardheidsclausule veronderstelt dat het richttariefpercentage is gebaseerd op de kosten van een representatieve groep zorgaanbieders. De hardheidsclausule beoogt immers te voorzien in
uitzonderlijkegevallen (onderstreping van het hof) waarbij het richttariefpercentage voor een bepaalde zorgaanbieder niet kostendekkend is.
ook cijfermatig wordt aangetoond dat het richttariefpercentage voor de GZ-sector voldoende representatief is” (conclusie van antwoord van Menzis, punten 41 en 42).
Heeft de gehanteerde tariefsystematiek een voor uw organisatie onvoorzien en onredelijk benadelend gevolg, dan is er in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid voor individuele aanbieders om een beroep te doen op de hardheidsclausule. Onder onvoorzien verstaan wij dat in een specifieke situatie voor een individuele aanbieder door toepassing van de tariefsystematiek (landelijk richttariefpercentage en regionale aanpassingsmogelijkheden) een onredelijk benadelend effect optreedt. De term onvoorzien wordt hier dus uitgelegd als een onverwacht effect van de tariefsystematiek. Hierbij is het van belang dat u kunt aantonen dat u momenteel op een doelmatige manier de zorg levert en dat het tariefpercentage dat geldt voor uw organisatie niet kostendekkend is. Wij nemen uw financiële positie en organisatiestructuur mee en beoordelen of er nog operationele verbeteringen mogelijk zijn. Bij de financiële positie kijken we onder meer naar het eigen vermogen van de organisatie. Wij betrekken daarbij ook de financiële reserves van de zorgaanbieder. Bij de afweging om de hardheidsclausule toe te passen nemen we ook de zorgplicht en het perspectief voor de langere termijn mee. Hiermee beoordelen we of de hardheidsclausule op u van toepassing is. Als dit het geval is, dan kijken we welke afspraken we maken gebaseerd op deze clausule.”
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2023, voor zover het betreft de beslissingen in 6.4, 6.6 en 6.8 van het dictum;
- bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
- gebiedt ieder van de zorgkantoren jegens de zorgaanbieders die deze vordering tegen hen hebben ingesteld om, als de zorgkantoren in 2024 conform het landelijke tariefmodel beschreven in Bijlage 7 bij de inkoopdocumenten van Zorgverzekeraars Nederland een korting toepassen op de maximum tarieven voor Wlz-zorg vastgesteld door de NZa, het richttariefpercentage opnieuw te berekenen en op basis van het opnieuw berekende richttariefpercentage tarieven vast te stellen en deze opnieuw vastgestelde tarieven te vergoeden voor de met ingang van 1 januari 2024 verleende Wlz-zorg, op zodanige wijze dat:
- veroordeelt de zorgkantoren hoofdelijk in de proceskosten van beide instanties, aan de zijde van de zorgaanbieders begroot op, in eerste aanleg, € 690,69 aan kosten voor de dagvaardingen, € 676,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris voor de advocaat, en in hoger beroep, € 129,14 aan kosten voor de dagvaarding, € 783,- aan griffierecht en € 3.642,- aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen van de datum van dit arrest, indien betaling van deze bedragen niet binnen deze termijn heeft plaatsgevonden;
- veroordeelt de zorgkantoren hoofdelijk tot terugbetaling aan de zorgaanbieders van de ter uitvoering van het vonnis door de zorgaanbieders betaalde proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen van de datum van dit arrest, indien betaling van deze bedragen niet binnen deze termijn heeft plaatsgevonden;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.