Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
Vader blijft in de koopwoning wonen, (…). Hypotheek staat volledig op zijn naam, waarvan moeder volledige afstand neemt.” Daarnaast is daarin een algemene bepaling over vrijwaring en algehele kwijting opgenomen, waarin kort gezegd staat dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben. Vervolgens is de man ook daadwerkelijk in de woning blijven wonen en heeft hij alle woonlasten voldaan. In 2022 verkoopt de man de woning, die op dat moment een overwaarde heeft, aan een derde. Voorafgaand aan de notariële levering blijkt dat partijen van mening verschillen over het echtscheidingsconvenant voor zover dat ziet op de woning. De verkoopopbrengst, een bedrag van € 56.454,04, is daarom in depot gesteld. In deze zaak ligt nu voor wat partijen in 2013 zijn overeengekomen over de woning. De man meent dat partijen toen de woning aan hem hebben toegedeeld, zonder verdere verrekening. De vrouw betwist dat en meent dat partijen slechts zijn overeengekomen dat de man in de woning blijft wonen.
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 24 februari 2023, waarmee de vrouw in hoger beroep is gekomen van het onder bovengenoemd zaaknummer uitgesproken vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2022 (hierna: het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van de vrouw, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van de man, met bijlagen;
- het journaalbericht van 14 juni 2024 van de zijde van de vrouw, ingekomen bij het hof op 17 juni 2024, met bijlagen.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
€ 86.500,-, dient te worden verdeeld, in die zin dat aan ieder der partijen hiervan de helft toekomt;
€ 43.250,- wordt toebedeeld aan de vrouw, zijnde de helft van de overwaarde van
€ 86.500,- en dat het overige bedrag wordt toebedeeld aan de man, waarbij geldt dat de met het depot gemoeide kosten, zijnde de (eventuele) negatieve rente, gelijkwaardig tussen partijen wordt gedeeld, althans dat aan de vrouw wordt toebedeeld een bedrag in goede justitie te bepalen;
5.Vorderingen in hoger beroep
€ 108.700,-, dient te worden verdeeld, in die zin dat aan ieder der partijen hiervan toekomt de helft;
€ 43.250,- wordt toebedeeld aan de vrouw, zijnde de helft van de overwaarde van
€ 86.500,- en dat het overige bedrag wordt toebedeeld aan de man, waarbij geldt dat de met het depot gemoeide kosten, zijnde de (eventuele) negatieve rente, gelijkwaardig tussen partijen wordt verdeeld, althans dat aan de vrouw wordt toebedeeld een bedrag in goede justitie te bepalen;
- voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het arrest, en te vermeerderen met de na het arrest te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
6.Beoordeling in hoger beroep
Eiswijziging
huis afstamd”, “
Convenant sta ook ik afstanf neem inboedek”, “
Huis”). Ook het bericht van 18 augustus 2018, overgelegd als productie 2 bij de Memorie van Antwoord, waarin de vrouw aan de man schrijft: “
Ik ben juist helemaal niet vals geweest tegenover inboedel.. 1e jaar alimentatie en noem maar op maar.. Als ik moeilijk had gedaan had ik inderdaad alle spullen ook verdeeld !!! En huis opgeeist ook gedeelte .. Dus doe net of ik jou met niks heb achtergelaten ik stond met niks ja met 2 kinderen waardoor ik alles nieuw moest kopen (…)” bevestigt dat de woning aan de man is toebedeeld. Na het uiteengaan van partijen hebben partijen zich ook gedragen alsof de woning aan de man was toebedeeld. Zo heeft de vrouw de woning niet meer vermeld in haar aangiftes Inkomstenbelasting. De vrouw heeft daar geen overtuigende verklaring voor gegeven. Verder heeft de man de volledige woonlasten en onderhoudskosten van de woning voldaan en heeft de vrouw negen jaar lang niet bij de man geïnformeerd naar de woning. Dat de vrouw, naar gesteld, bij derden informatie heeft ingewonnen over de woning heeft zij niet onderbouwd.
ECLI:NL:HR:2013:BY4279 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2013:BY4279), slaagt niet. De vrouw heeft in dit verband gesteld dat partijen voorlopig geen verdeling van de woning zijn overeengekomen omdat partijen in 2013 niet bekend waren met de waarde van de woning en de financiële gevolgen van een verdeling daarom nog niet waren te overzien. Het hof volgt de vrouw niet in dit standpunt. De WOZ-waarde van de woning bedroeg in 2013 € 114.000,- en de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening bedroeg € 154.000,- (zo blijkt uit de als productie 2a bij de inleidende dagvaarding overgelegde aanslag van het [gemeente] van 2013 en het jaaroverzicht van de [bank] van 2013). Ook de vrouw was met een onderwaarde bekend, gezien haar berichten over het verlies van
“hooguit € 8.000,- per man”. Dit betekent dat de grieven 1 tot en met 5 van de vrouw niet slagen.
Het depotbedrag zal met de negatieve rente worden verlaagd totdat uitbetaling zal plaatsvinden.” En “
De kosten van de depotovereenkomst zullen in mindering worden gebracht op het depotbedrag bij uitbetaling hiervan.”.
“(…) In antwoord op uw [..] e-mail bericht ik u als volgt.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
- compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.