ECLI:NL:GHDHA:2024:188

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
22-002073-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname aan criminele organisatie en veroordeling voor meerdere misdrijven met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte Mega Kuroda. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte is vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat het hof niet bewezen achtte dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met andere verdachten. Het hof oordeelde dat de verdachte de overval in Ridderkerk op 2 februari 2020 niet heeft uitgevoerd ter verwezenlijking van het doel van een criminele organisatie, maar voor eigen rekening.

Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor meerdere andere misdrijven, waaronder diefstal met geweld en poging tot diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige overval waarbij een slachtoffer werd bedreigd met een vuurwapen en dat hij ook betrokken was bij een poging tot woninginbraak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002073-22
Parketnummers: 10-700424-20 en 10-702012-21
Datum uitspraak: 8 februari 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[medeverdachte 2],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
thans gedetineerd in [naam P.I.] te [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 10-702012-21 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer
10-00424-20 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is het verzoek van de verdediging tot het (opnieuw) schorsen van de voorlopige hechtenis afgewezen.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 10-702012-21 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-700424-20:
1.(Ridder)
hij
op of omstreeks 02 februari 2020 te Ridderkerk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) horloge (merk: ROLEX) en/of telefoon en/of sleutels, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • zich opdringen aan die [slachtoffer 2] en/of
  • tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 2] en/of
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer 2] en/of
  • gebieden aan die [slachtoffer 2] om op de grond te gaan liggen en/of
  • vastbinden/knevelen (met duct tape) van de handen en/of voeten van die [slachtoffer 2] en/of
  • pakken van voornoemd(e) horloge en/of telefoon en/of sleutels uit de hand(en) en/of (broek)zak(ken) van die [slachtoffer 2] en/of
  • (daarbij) aan die [slachtoffer 2], (dreigend) toevoegen van de woorden: "Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto" en/of "Geef je horloge" en/of "Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer" en/of Blijf liggen en maak geen herrie" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. ( Salvia)
hij
op of omstreeks 27 april 2020 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
te weten aan [slachtoffer 3], weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3],
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, (terwijl die [slachtoffer 3] zich in zijn auto bevond)
(met een afgedekt gezicht/gelaat)
  • zich heeft/hebben opgedrongen aan die [slachtoffer 3] en/of
  • (daarbij) met een of meer hamers, althans harde voorwerpen op/tegen de ramen/ruiten van deze auto van die [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen (als gevolg waarvan een of meer ruiten/ramen van de auto werden vernield),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. (
Waning)
hij
op of omstreeks 22 mei 2020 te Krimpen aan den IJssel in/uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 4]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 4], weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van inklimming
een (slaapkamer)raam aan de voorzijde van deze woning is/zijn ingeklommen/binnengeklommen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. ( Mijnsheerenland)
hij
op of omstreeks 28 oktober 2020 te Mijnsheerenland tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of diefstal in een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
  • een gestolen (personen)auto (merk: Renault / type: Megane) en/of gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en/of
  • 4, althans één of meer bivakmutsen en/of
  • een uitschuifbare ladder en/of
  • modder en/of aarde, in elk geval een substantie (geschikt om een of meer bewakings/beveiligings-camera's mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera's (sterk) afneemt)
(kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 10-702012-21 (gevoegd) (Loof):
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 08 december 2020 te Rotterdam en/of Ridderkerk en/of Dordrecht en/of Uden en/of Mijnsheerenland en/of Hendrik-Ido-Ambacht en/of Krimpen aan den IJssel en/of Rockanje, althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 6] een/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer):
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-702012-21 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak (Loof)
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen voor deelname aan een criminele organisatie. Hij heeft daartoe in essentie het volgende aangevoerd:
  • In ieder geval maken de verdachten [medeverdachte 8], [medeverdachte [6] en [medeverdachte 2] deel uit van deze criminele organisatie.
  • De verdachten zijn met name geïnteresseerd in horloges en sieraden van grote waarde. Doelwitten worden gevonden door onderzoek op sociale media dan wel door rond te rijden in wijken met dure woningen. Hiervan wordt aantekening gemaakt in telefoons.
  • Vervolgens wordt nadere informatie vergaard en vinden fysieke voorverkenningen plaats.
  • Inbrekersmateriaal en tie-wraps zijn voorhanden of worden aangeschaft.
  • Er wordt gebruik gemaakt van (gestolen) auto’s met valse kentekenplaten dan wel van een chauffeur met een eigen auto.
  • Bij het plegen van de feiten wordt verhullende kleding gedragen.
  • Bij de uitvoering van de zaken Merrimack en Ridder wordt gebruik gemaakt van wapens.
  • Bij de uitvoering van de zaken Merrimack, Ridder en Salvia wordt zo nodig geweld toegepast.
  • In de zaken Merrimack en Ridder wordt de buit snel verkocht. De opbrengst wordt verdeeld.
  • Uit begin februari 2020 gevoerde gesprekken blijkt dat de verdachte [medeverdachte 2] samen met anderen zonder medeweten van de verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] het slachtoffer in de zaak Ridder overvallen heeft, terwijl het idee voor deze overval van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] kwam en zij al werk in de voorbereiding hadden gestoken. De verdachte [medeverdachte 2] en anderen betalen uiteindelijk aan de verdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] een bedrag afkomstig uit de buit van die overval. Uit deze gesprekken trekt de advocaat-generaal conclusies over de samenwerking en de rolverdeling tussen de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6].
De verdediging heeft vrijspraak ten aanzien van dit feit bepleit.
Beoordeling hof
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Niet is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen. Evenmin is vereist dat ten aanzien van alle deelnemers blijkt van een gestructureerde vorm van samenwerking met een of meer andere deelnemers aan de organisatie. Wel is vereist dat de deelnemers opzet hebben op het deelnemen aan deze organisatie, waartoe het voorwaardelijk opzet onvoldoende is. Vast dient te komen te staan dat de deelnemers gedurende een zekere tijd hebben samengewerkt met ten minste een van de andere deelnemers aan de organisatie en dat zij in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Die samenwerking dient voorts te hebben bestaan uit het hebben van een aandeel in, of het leveren van een bijdrage aan gedragingen die strekken tot verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Bewezenverklaarde feiten
Ter beoordeling van de vraag of uit het voorhanden bewijs afgeleid kan worden dat sprake is van een criminele organisatie in de zin van art. 140 van het Wetboek van Strafrecht beziet het hof eerst de feiten in de zaken van de afzonderlijke verdachten. Deze feiten maken alle onderdeel uit van het totale dossier in deze zaak. Het hof gaat daarbij uit van de feiten zoals door het hof bewezenverklaard.
De overval in de parkeergarage in Ridderkerk, de zaak Ridder, vindt plaats op 2 februari 2020. Deze overval is gepleegd door drie personen. Het hof acht bewezen dat de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] betrokken zijn bij deze overval als medepleger. De identiteit van de derde dader is niet komen vast te staan.
Op 27 april 2020 wordt gepoogd een persoon in Dordrecht te overvallen door drie personen, de zaak Salvia. Ene [medeplichtige] trad op als de bestuurder van de vluchtauto (medeplichtige). Het hof acht bewezen dat [medeverdachte 2] één van de plegers van dit feit was. De identiteit van de andere daders is niet komen vast te staan.
Op 22 mei 2020 vindt een poging tot woninginbraak in Krimpen aan den IJssel plaats, de zaak Waning. [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] hebben dit feit bekend. [medeplichtige] [medeplichtige] was bestuurder van de vluchtauto.
Op 13 juni 2020 vindt een woninginbraak in Rockanje plaats door meerdere verdachten, de zaak Rockanje. De verdachte [medeverdachte 8] heeft verklaard te hebben rondgereden op zoek naar een geschikt object om in te breken en de bestuurder van de (vlucht)auto te zijn geweest. De identiteit van de mededaders is onbekend.
Op 8 augustus 2020 vindt een woningoverval in Uden plaats door vier personen, de zaak Merrimack. Het hof acht bewezen dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] hierbij als medeplegers betrokken zijn geweest. De identiteit van de vierde dader is onbekend.
Op 28 oktober 2020 vinden handelingen plaats in Mijnsheerenland ter voorbereiding van een inbraak, de zaak Mijnsheerenland. [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] zijn hierbij door een observatieteam gefotografeerd.
Op 20 november 2020 is ingebroken in een woning in Hendrik-Ido-Ambacht. Op camerabeelden zijn drie personen te zien die door inklimming en braak de woning betreden. Daarnaast is de bestuurder van een vluchtauto betrokken. Het hof acht bewezen dat in ieder geval [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] hierbij als medeplegers betrokken zijn.
Gesprekken met [medeverdachte 6]
De overval in de parkeergarage in Ridderkerk heeft plaatsgevonden op 2 februari 2020 rond 03:50 uur. Deze overval is gepleegd door drie personen. Het hof acht bewezen dat onder meer de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] betrokken zijn bij deze overval als medepleger. Bij deze overval is een exclusief horloge van het merk Rolex met een Arabische wijzerplaat buitgemaakt. [medeverdachte 6] voert vanaf 2 februari 2020 vanuit de penitentiaire inrichting waar hij van november 2019 tot 16 mei 2020 gedetineerd was, telefoongesprekken met onder meer [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8].
Op 2 februari 2020 omstreeks 13:31 uur vertelt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 6] dat ze een chick geneukt hebben en dat [medeverdachte 6] wel weet welke. [medeverdachte 4] vertelt dat ze een ‘R, een erretje’ hebben en dat [medeverdachte 4] dit gedaan heeft met [bijnaam medeverdachte 2] (het hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte 2]) en [bijnaam medeverdachte 7] (het hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte 7]. [medeverdachte 6] vraagt of het die Dubai is. [medeverdachte 4] bevestigt dit. [medeverdachte 6] zegt dan dat [medeverdachte 4] hem niet mag vergeten. Vervolgens wordt kennelijk over de prijs gepraat die dit voorwerp kan opbrengen in B, het hof begrijpt België gezien de informatie in het dossier. [medeverdachte 6] zegt dat [medeverdachte 4] niet lager moet gaan dan 3 euro vijftig, 4 euro. Het hof stelt vast dat dit gesprek gaat over de hiervoor onder a genoemde overval in Ridderkerk. Gelet op de waarde van het betreffende horloge interpreteert het hof deze instructie van [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 4] als dat het horloge niet verkocht moet worden voor een lagere prijs dan € 35.000 dan wel € 40.000.
Op 3 februari 2020 omstreeks 11:21 uur vertelt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 8] dat [bijnaam medeverdachte 2] (het hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte 2]) “die schimpie heeft gepierd”. [medeverdachte 8] vraagt of het die Arabische chimeid is. [medeverdachte 6] bevestigt dit. Vervolgens gaat het gesprek erover dat ‘[bijnaam medeverdachte 2] (het hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte 2]) niets tegen hem, [medeverdachte 6], gezegd heeft en dat hij het verborgen heeft. [medeverdachte 6] komt hier twee keer op terug.
Uit de op 3 februari 2020 te 11:28 uur, 12:50 uur en 13:02 uur gevoerde gesprekken tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] leidt het hof af dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] met elkaar spreken over de overval in Ridderkerk en over een eerder gesprek waarbij [medeverdachte 2] aanwezig was. [medeverdachte 2] heeft bij dat eerdere gesprek alleen geluisterd terwijl [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] over de op dat moment nog niet uitgevoerde overval hebben gesproken. Na afloop van dat gesprek, in de metro, heeft de verdachte nog een paar vragen gesteld aan [medeverdachte 8]. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] vinden het vieze actie van [medeverdachte 2] dat hij de aangever met anderen overvallen heeft. [medeverdachte 6] vindt dat hij recht heeft op een deel van de buit omdat het zijn idee was. [medeverdachte 6] zal dit met [medeverdachte 8] delen.
Op 3 februari 2020 te 15:15 uur vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 6] vraagt [medeverdachte 2] onder meer waarom hij niets tegen hem gezegd heeft. [medeverdachte 2] antwoordt dat hij zelf niet wist wanneer hij het zou doen. [medeverdachte 6] wil dat iedereen € 1.500 aan hem betaalt, zodat hij € 4.500 heeft omdat het zijn idee was.
Op 6 februari 2020 te 9:42 uur vertelt [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 8] onder meer dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] op bezoek zijn geweest. [medeverdachte 2] heeft toen gezegd dat hij [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] € 1.500 zal geven. [medeverdachte 4] heeft gezegd dat hij niet wist dat het idee van [medeverdachte 6] was.
Geen van de bij deze gesprekken betrokken personen heeft een verklaring afgelegd over de inhoud/uitleg van deze gesprekken. Het komt dus aan op een redelijke uitleg van hetgeen de verdachten over en weer hebben verklaard, zoals een en ander is vastgelegd in de schriftelijke verslagen van de tapgesprekken.
Uit deze gesprekken blijkt allereerst dat [medeverdachte 6], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] elkaar vanaf het begin van de tenlastegelegde periode kennen en er tussen hen gepraat wordt over in ieder geval een door [medeverdachte 6] voorgenomen overval.
Het hof leidt uit deze gesprekken voorts af dat [medeverdachte 8] op enig moment voorafgaand aan de datum 2 februari 2020 in aanwezigheid van [medeverdachte 2] op bezoek is geweest bij [medeverdachte 6] in de Penitentaire Inrichting waar [medeverdachte 6] toen gedetineerd was. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] hebben gesproken over de voorbereiding van een overval op een persoon die in het bezit was van een exclusief horloge van het merk Rolex (de Dubai). [medeverdachte 2] heeft alleen geluisterd en later nog een paar vragen aan [medeverdachte 8] gesteld. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] deze overval uitgevoerd met [medeverdachte 4] en een derde persoon. [medeverdachte 6] is boos omdat deze overval zijn idee was en maakt aanspraak op een deel van de opbrengst van de buit.
Een redelijke uitleg van de reeks aan gesprekken, bezien in onderling verband en samenhang, brengt mee dat [medeverdachte 6] zijn aanspraak op € 4.500 van de vermoedelijke opbrengst ad € 35.000 à € 40.000, met name baseert op overwegingen over hoe men met elkaar om behoort te gaan en de wens dat zijn voorwerk erkend wordt.
Zo zegt [medeverdachte 6] op 3 februari 2020 omstreeks 15:15 uur dat hij para is op [medeverdachte 2], hij moest het hem eerder zeggen, hij had moeten zeggen wanneer hij hem (het slachtoffer) zou chappen, hij moest het zeggen anders zou hij ([medeverdachte 6]) daar naar toe gaan voor poepskneis. [medeverdachte 6] zegt dat [medeverdachte 2] bij [bijnaam medeverdachte 4][bijnaam medeverdachte 4](hof: [medeverdachte 4]) en bij die [bijnaam mededader](hof: de mededader) 15 barkie moet pakken
omdat het zijn kankergimma is en hij ook zijn huiswerk gedaan heeft. [medeverdachte 6] zegt dat hij 15 barkie moet pakken bij hun, vier en een half. Hoeveel houden jullie dan manskneis? [medeverdachte 2] zegt elf of zo. [medeverdachte 6] zegt dat Knabskneis aan hem vroeg of [medeverdachte 6] (hof: [medeverdachte 6]) hem groen licht wilde geven om [bijnaam medeverdachte 2] (hof: [medeverdachte 2]) te pakken. [medeverdachte 6] zegt dat hij heeft gezegd dat Knabskneis die actie moet skippen, hij praat tamara (hof: tomorrow) met [medeverdachte 2] als hij op bezoek komt.
Het hof stelt vast dat de overval in Ridderkerk door [medeverdachte 2] in ieder geval niet is uitgevoerd ter verwezenlijking van het doel van een criminele organisatie, omdat hij deze kennelijk op dat moment voor eigen rekening en ‘stiekem’ uitvoerde.
De advocaat-generaal wijst erop dat [medeverdachte 8] zich druk maakt om het feit dat [medeverdachte 2] heeft gehandeld zonder hem en [medeverdachte 6] te informeren. Ook wijst de advocaat-generaal er op dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] personen beletten om een overval te plegen dan wel groen licht daarvoor geven.
Naar het oordeel van het hof roepen de betreffende opmerkingen op zichzelf genomen vragen op, maar wanneer deze opmerkingen worden gelezen in de context van het betreffende gesprek en de hele reeks van gevoerde gesprekken lijkt veel meer sprake van verontwaardiging over het stiekeme en in strijd met de vriendschappelijke verhoudingen profiteren van andermans ideeën en voorbereidingswerkzaamheden door [medeverdachte 2] dan van een gezagsverhouding en een sanctiesysteem samenhangend met dan wel voortvloeiend uit een bestaand samenwerkingsverband. Naar het oordeel van het hof gaat het te ver om deze gesprekken aldus te interpreteren dat sprake is van een vorm van samenwerking en van een zodanige onderlinge verhouding en rolverdeling, dat dit wijst op een bestaand crimineel samenwerkingsverband.
Modus operandi
Voorverkenningen
Op grond van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat onder meer [medeverdachte 8] op 29 juni 2020 en 16 juli 2020 in Uden geweest is en dat [medeverdachte 2] op 18 juli 2020 in die plaats geweest is. Door de politie worden deze bezoeken aan Uden uitgelegd als voorverkenningen.
Op 22 september 2020 zijn door [medeverdachte 8], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] voorverkenningen verricht in Mijnsheerenland. Op 21 oktober 2020 zijn door [medeverdachte 8], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] voorverkenningen verricht bij een bedrijf in Barendrecht, waar de bewoners van de woning in Mijnsheerenland werkzaam waren, en bij de woning in Mijnsheerenland. Het hof merkt onder meer deze handelingen aan als voorbereidingshandelingen voor een inbraak.
Op 13 september 2020 rijdt [medeverdachte 8] in een wijk met luxe woningen in Lage Zwaluwe.
Op 20 september 2020 rijdt [medeverdachte 8] in een wijk met luxe woningen in Oudenbosch.
Op 20 oktober 2020 rijdt [medeverdachte 8] in Hillegersberg.
Op 21 oktober 2020 rijdt [medeverdachte 8] daar samen met [medeverdachte 2]. In deze wijk staan kapitale villa’s.
Op 20 oktober 2020 rijdt [medeverdachte 8] in Oudenbosch door een straat met meerdere vrijstaande woningen.
Op 9 en 18 november 2020 rijdt [medeverdachte 8] door Gouda en Haastrecht en op 22 november 2020 door Noordwijk, telkens in wijken met luxe woningen.
De advocaat-generaal wijst erop dat ook in de zaak Zalm, die niet ten laste is gelegd, [medeverdachte 8] op 24 september 2020 observerend is gezien bij het adres, waar op 28 november 2020 wordt ingebroken. Een bepaald type horloge en het kenteken van de Mercedes waar de bewoner in rijdt staan sinds 15 mei 2020 genoteerd in de telefoon van [medeverdachte 2].
Naar het oordeel van het hof kan uit het voorgaande afgeleid worden dat in het bijzonder [medeverdachte 8] zich oriënteert op potentiële locaties om in te breken. Is de keuze gevallen op zo’n locatie, dan vindt nader onderzoek plaats samen met anderen, zoals in de zaken Uden, Mijnsheerenland en Achterambachtseweg. In de eerste twee zaken heeft dit onderzoek daarnaast mede online plaatsgevonden.
Personenauto’s
Bij de daadwerkelijke uitvoering van de feiten is in alle gevallen gebruik gemaakt van personenauto’s die voorzien waren van valse kentekenplaten dan wel van auto’s die op naam stonden van een derde die optrad als chauffeur.
Wapens/geweld
In twee van de zes bewezenverklaarde feiten (de overvallen in Dordrecht en Uden; de overval in Ridderkerk is zonder belang voor de beoordeling van de eventuele criminele organisatie) is sprake van geweldshandelingen. In de zaak Merrimack was sprake van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat gebruikt werd om mee te dreigen. In de zaak Salvia in Dordrecht werd met hamers geslagen op autoruiten. De aard van de verrichte geweldshandelingen is derhalve sterk verschillend. Naar het oordeel van het hof gaat zijn deze geweldshandelingen te verschillend om als een met de criminele organisatie samenhangende modus operandi aan te merken. Daar komt bij dat [medeverdachte 2] weliswaar wel betrokken is bij de overval in Dordrecht, maar niet bij die in Uden, waar de ernstigste vorm van geweld is gebruikt, terwijl [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] juist niet bij de zaak in Dordrecht betrokken waren. Het gebruik van wapens en/of (dreiging met) geweld kan derhalve niet worden aangemerkt als behorend tot de vaste modus operandi van de criminele organisatie.
Onderscheidend?
Op zichzelf kunnen interesse in dure horloges en sieraden, de snelle verkoop van de buit en het verdelen van de opbrengst van de buit, als ook het bezit en gebruik van werktuigen/hulpmiddelen ten behoeve van het daadwerkelijke inbreken in een woning, zoals een koevoet, en het dragen van donkere kleding en hoodies met een capuchon of een bivakmuts strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in art. 140 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk. Daar staat echter tegenover dat dit alles weinig onderscheidend is en veeleer lijkt samen te hangen met het soort delict dat gepleegd wordt dan met het samenwerken ter verwezenlijking van het oogmerk van de criminele organisatie.
Personen die zich presenteren in de (sociale) media kiezen ervoor een bepaald beeld (bijvoorbeeld zeer welvarend) uit te dragen. Zij willen gezien en gevolgd worden. De advocaat-generaal wordt toegegeven dat de keuze van slachtoffers in de zaken Salvia en Merrimack vragen oproept, maar naar het oordeel van het hof staat niet dan wel onvoldoende vast dat een eerste selectie van potentiële doelwitten plaats vindt op basis van onderzoek in de diverse media. Wel staat vast, zoals hiervoor overwogen, dat fysieke voorverkenningen gecombineerd worden met online onderzoek.
De advocaat-generaal wijst er nog op dat [medeverdachte 6] in het bezit is van een in de zaak Zalm gestolen Louis Vuitton koffer. Wat er verder ook zij van de vraag of het inderdaad dezelfde koffer is, het hof kan niet vaststellen of deze koffer afkomstig is van een door [medeverdachte 2], [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 6] gepleegde inbraak, dan wel van heling of enig andere strafbaar feit waarbij [medeverdachte 6], [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 2] betrokken zijn. Ook kan het hof om deze reden niet vaststellen dat het bezit van deze koffer samenhangt met het door de advocaat-generaal gestelde oogmerk van de criminele organisatie, te weten het plegen van inbraken en/of overvallen.
Slotsom
De overval in Ridderkerk is door [medeverdachte 2] in ieder geval niet uitgevoerd ter verwezenlijking van het doel/oogmerk van de criminele organisatie, omdat hij deze overval kennelijk voor eigen rekening en ‘stiekem’ heeft uitgevoerd. Deze overval zal het hof dus niet meewegen bij de beoordeling van het voorhanden bewijs in het kader van de tenlastegelegde criminele organisatie.
Daar staat tegenover dat [medeverdachte 6], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 8] elkaar kennen vanaf het begin van de tenlastegelegde periode. Tussen hen wordt vanaf 3 februari 2020 over in ieder geval de overval in Ridderkerk gesproken. Het gaat naar het oordeel van het hof te ver om deze gesprekken aldus te interpreteren dat sprake is van een vorm van samenwerking en een zodanige onderlinge verhouding en rolverdeling dat dit wijst op een crimineel samenwerkingsverband.
Er is in zoverre sprake van een vaste werkwijze dat in het bijzonder [medeverdachte 8] zich oriënteert op potentiële locaties om in te breken. Is eenmaal een keuze gemaakt, dan vindt nader onderzoek plaats, online en in de fysieke wereld. In alle gevallen wordt bij de daadwerkelijke uitvoering van de feiten gebruik gemaakt van personenauto’s die voorzien waren van valse kentekenplaten dan wel van auto’s die op naam van een derde stonden, die optrad als chauffeur. De aard van het geweld in Dordrecht en Uden is totaal verschillend geweest. [medeverdachte 2] is betrokken bij de overval in Dordrecht, maar niet bij die in Uden. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] zijn niet betrokken geweest bij de zaak in Dordrecht. Alleen [medeverdachte 8] is van de drie personen die vervolgd worden voor het lidmaatschap van een criminele organisatie betrokken geweest bij de woningoverval in Uden. Wel hebben zowel [medeverdachte 2], [medeverdachte 8] als [medeverdachte 6] zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een inbraak Mijnsheerenland en is [medeverdachte 6] betrokken bij de woninginbraak in Hendrik-Ido-Ambacht.
Alles afwegend is het hof van oordeel [medeverdachte 8], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] elkaar kennen en in wisselende samenstelling met andere personen strafbare feiten plegen, maar dat het te ver gaat om bewezen te achten dat sprake is van een door hen ondersteund samenwerkingsverband dat het oogmerk heeft op het plegen van overvallen en inbraken.
Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-700424-20:
1.(Ridder)
hij
op
of omstreeks 02 februari 2020 te Ridderkerk, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een
)horloge (merk: ROLEX) en
/ofeentelefoon en
/ofsleutels,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan
(een)andere deelnemer
(s
)van voormeld misdrijf
hetzijde vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
  • zich opdringen aan die [slachtoffer 2] en
  • tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 2] en/of
  • duwen/drukken van
  • gebieden aan die [slachtoffer 2] om op de grond te gaan liggen en
  • vastbinden/knevelen
  • pakken van voornoemd
  • (daarbij
    )aan die [slachtoffer 2],
    (dreigend
    )toevoegen van de woorden: "Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto" en
    /of"Geef je horloge" en
    /of"Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer" en
    /of“Blijf liggen en maak geen herrie" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. ( Salvia)
hij
op
of omstreeks27 april 2020 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om
geld en/of een of meergoederen,
in elk geval enig goed,diedat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
),
te weten aan [slachtoffer 3], weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan
, te doen vergezellen en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 3],
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
(met een afgedekt gezicht/gelaat
)
(terwijl die [slachtoffer 3] zich in zijn auto bevond
)
  • zich
  • (daarbij
    )met een of meer hamers,
    althans harde voorwerpenop/tegen de ramen/ruiten van deze auto van die [slachtoffer 3]
    heeft/hebben geslagen
    (als gevolg waarvan een of meer ruiten/ramen van de auto werden vernield
    ),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. (
Waning)
hij
op
of omstreeks22 mei 2020 te Krimpen aan den IJssel in/uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 4]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n),
te wetenaan [slachtoffer 4], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van inklimming
vaneen
(slaapkamer
)raam aan de voorzijde van deze woning is
/zijn ingeklommen/binnengeklommen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. ( Mijnsheerenland)
hij
op
of omstreeks28 oktober 2020 te Mijnsheerenland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten
diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/ofdiefstal in een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht),
althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
  • een gestolen (personen)auto (merk: Renault / type: Megane) en
  • 4, althanséén of meer bivakmutsen en
    /of
  • een uitschuifbare ladder en
  • modder en/of aarde, in elk geval een substantie
(kennelijk
)bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Salvia
De verdachte heeft verklaard dat hij niet met een hamer op de ramen van de auto van het slachtoffer heeft geslagen. Evenwel heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van medeplegen door de verdachte. In de strafoplegging zou de beperkte rol van de verdachte wel dienen mee te wegen, aldus de verdediging.
Het hof volgt de verdachte niet en is van oordeel dat hij wel degelijk een van de personen is geweest die met een hamer heeft getracht de ruiten van de personenauto in te slaan. De aangever spreekt van drie personen die met hamers hebben geslagen. Vast staat dat de verdachte samen met twee anderen door [medeplichtige] naar Dordrecht is gereden. Zowel de verdachte als [medeplichtige] verklaren dat [medeplichtige] bij zijn auto die verderop geparkeerd stond is blijven wachten. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte samen met de twee anderen daadwerkelijk bij de auto van het slachtoffer is geweest, hetgeen ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
Tot slot overtuigt het verhaal van de verdachte niet dat hij in de brandgang tegenover het huis op de uitkijk heeft gestaan en moest fluiten als de auto eraan kwam. Allereerst niet omdat hij zelf ook verklaart dat hij niet wist hoe de auto er uit zag. Voorts overtuigt het niet omdat de aangever nu juist verklaart dat hij bijna zeker weet dat de drie aanvallers vanuit de brandgang aan de overkant van de straat aankwamen. De plek waar de verdachte naar eigen zeggen dus ook stond. Onder die omstandigheden was er geen noodzaak op de uitkijk te staan en de anderen met een fluitsignaal te waarschuwen.
Het hof gaat dan ook voorbij aan de lezing van de verdachte en hecht geloof aan de verklaring van de aangever dat er drie aanvallers met hamers waren, waaronder dus de verdachte.
Mijnsheerenland
Inleiding
De woning aan [adres slachtoffers] te Mijnsheerenland wordt bewoond door een echtpaar dat werkt bij een bedrijf in Barendrecht. Een van de bewoners heeft aangifte gedaan van de voorbereiding van een woningoverval op 28 oktober 2020.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het medeplegen van de voorbereiding van een woningoverval bewezen verklaard kan worden. De verdediging heeft bij pleidooi in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorbereiden van een woningoverval, maar het voorbereiden van een woninginbraak bewezen kan worden (pleitnota, nr. 41).
Het hof stelt voorop dat de verdachte ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij met anderen van plan was om op 28 oktober 2020 in te breken in een woning te Mijnsheerenland. Hij had een tip gekregen dat daar horloges te halen waren. Een voorverkenningen bij het bedrijf van de bewoners van deze woning op die dag leidde tot de aanname dat zij niet thuis zouden zijn. Bij een voorverkenning rondom het huis hebben de verdachte en de medeverdachten de geplande inbraak in eerste instantie niet uitgevoerd omdat zij niet wisten of ook hun dochter afwezig was en de inbraak alleen kon plaatsvinden als er niemand thuis was. Vervolgens zijn zij langs het bedrijf in Barendrecht gereden om te kijken of de auto’s van de bewoners daar stonden. Toen zijn zij teruggegaan naar de woning De inbraak is uiteindelijk niet doorgegaan omdat hij bij de woning verbalisanten van een observatieteam zag lopen, aldus de verdachte.
Op camerabeelden van de tuin van de woning aan [adres slachtoffers] te Mijnsheerenland is te zien dat op 28 oktober 2020 om omstreeks 11:00 uur een persoon met een bivakmuts over het terras naar een slaapkamer op de begane grond loopt. Hij pakt een terrasstoel, zet deze onder een camera en smeer deze in met modder. In de achtertuin is een andere persoon te zien. Even later lopen vier personen weg. Een van hen draagt een rugtas. Rond 13:00 uur komt de eerder genoemde man met de bivakmuts – ondanks de modder op de lens van de camera - weer in beeld. Hij plaats de tuinstoel terug en maakt de zitting ervan schoon.
Een observatieteam van de politie heeft op dezelfde dag om 10:48 uur een Renault Megane met meerdere inzitten zien parkeren nabij deze woning. Om 11:11 uur werden twee in het donker geklede mannen in de tuin van de woning waargenomen. Zij zijn vertrokken en om 12:49 uur keerde de Renault terug naar [adres slachtoffers] te Mijnsheerenland. Even later leggen twee mannen nabij de woning een uitschuifbare ladder over een sloot. Om 13:10 uur zag het observatieteam de verdachte in de buurt van de woning lopen. Hij was in gezelschap van de medeverdachten [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8]. Zij zijn met een Renault, destijds in het bezit van medeverdachte [medeverdachte 8], vertrokken naar Zwijndrecht en later niet meer bij de woning gezien. Uit bakengegevens van deze Renault blijkt dat deze auto vóór 28 oktober 2020 enkele keren in de buurt is geweest van het bedrijf van de bewoners in Barendrecht.
Op 13 september 2020 vond een chatgesprek plaats tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 6]. Hierin schrijft de verdachte om 00:39 uur: “Mis (hof: misschien) is dit hem, [adres]” en om 00:34 uur: “dat is hem als het goed is.” Om 11:08 uur schrijft medeverdachte [medeverdachte 6]: “Luister ik ga hem gewoon laten afstaan”. Even later stuurde hij een foto van een vuurwapen aan de verdachte.
Ten slotte vermeldt het hof dat de verdachte op 26 oktober 2020 chatte met een derde, die schrijft: “iemand wil die trek hebben”, waarop de verdachte antwoordt: “die tijrips toch” en “jatog 5. Min ff die boy bellen”. Even later chatte de verdachte: “Hij komt hem vandaag halen man”. De derde schrijft vervolgens: “Is goed. Laat me weten dalijk hoe laat want die klant wil graag hebbe”.
Overwegingen hof
Uit hetgeen op de camerabeelden te zien is en in het proces-verbaal van het observatieteam is te lezen, kan het hof niet vaststellen dat de voorbereidingshandelingen van de verdachte en zijn medeverdachten gericht waren op het plegen van een woningoverval. Niet is komen vast te staan dat zij wisten dat de bewoners afwezig waren, aangezien er reële aanwijzingen zijn dat zij daaraan twijfelden. Het door het openbaar ministerie gepresenteerde scenario dat de verdachte en zijn medeverdachten de voorbereide woningoverval niet konden plegen omdat de bewoners afwezig waren, is aldus gebaseerd op een veronderstelling – volgens de verdachten was niemand thuis - die onvoldoende steun vindt in het dossier. Ook de conclusie dat de verdachten weliswaar de gelegenheid hadden om in te breken maar dit niet hebben gedaan, wat duidt op het voorbereiden van een woningoverval, kan dus niet worden getrokken.
Het is aannemelijk dat de chatberichten die de verdachte op 14 september 2020 om 00:39 uur verstuurde – ongeveer 6 weken voordat de verdachten zich rondom de woning aan de [adres slachtoffers] te Mijnsheerenland bevinden – betrekking hebben op criminele activiteiten ten aanzien van die woning. Uit deze chatberichten kan, ook in samenhang bezien met overige bevindingen uit het dossier, echter niet worden afgeleid dat de verdachte (met een of meer medeverdachten) voorbereidingen trof voor een woningoverval en niet voor een woninginbraak. Van de chatberichten die medeverdachte [medeverdachte 6], weliswaar op dezelfde dag maar ongeveer 11 uur later, stuurde aan de verdachte kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat deze betrekking hadden op een woningoverval.
De chat van de verdachte over “tijrips” – tie-wraps: kabelbinders die bij een woningoverval worden gebruikt om de bewoners vast te binden - is onvoldoende specifiek om deze te kunnen betrekken op de gestelde voorbereiding van een woningoverval in Mijnsheerenland.
Alle bevindingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, leggen onvoldoende gewicht in de schaal van het overval scenario ten opzichte van het inbraakscenario. De bekentenis van de verdachte dat hij een woninginbraak voorbereidde ondersteunt daarentegen alleen het inbraakscenario. Daarbij komt voor het inbraakscenario nog bij dat de getuige [medeverdachte 8] in de zaak van de verdachte ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij met anderen het plan had om in Mijnsheerenland een woninginbraak te plegen, maar hiervan heeft afgezien omdat hij de recherche doorhad en aldus argwaan kreeg.
Het hof zal het medeplegen van voorbereidingshandelingen van een woninginbraak bewezen verklaren.
Ridder
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat bij de overval geen gebruik is gemaakt van enig vuurwapen of voorwerp dat daarop lijkt, althans dat dit niet is vast te stellen. Naar de mening van de verdediging dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken van dat onderdeel. Het hof zal hierin niet meegaan en overweegt als volgt.
Op de camerabeelden gemaakt in de parkeergarage is te zien dat op het moment dat de aangever de parkeergarage binnen rijdt, hij wordt gevolgd door drie mannen. Op stills van de beelden is te zien dat twee van de mannen voorwerpen in hun handen hebben die op een vuurwapen lijken. Een van de mannen loopt vervolgens met gestrekte arm vooruit met dit voorwerp in de hand richting aangever. Uit de combinatie van deze beweging, de vorm van de voorwerpen en de verklaring van de aangever dat hij een stuk metaal op zijn achterhoofd voelde, leidt het hof af dat het om op vuurwapen gelijkende voorwerpen ging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 1 (Ridder) bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 2 (Salvia) bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 3 (Waning) bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 4 (Mijnsheerenland) bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Met betrekking tot de ernst van de feiten, overweegt het hof – met de rechtbank - het volgende.
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van ongeveer acht maanden schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten.
In de eerste plaats heeft hij samen met anderen midden in de nacht iemand in de parkeergarage bij zijn woning beroofd van zijn Rolex-horloge. Daarbij is een metalen voorwerp, vermoedelijk een vuurwapen, tegen het hoofd van het slachtoffer gehouden en is hij vastgebonden met ducttape. De overvallers dreigden hem neer te schieten als hij zijn horloges niet zou afgeven. Ook is zijn laptop weggenomen en zijn telefoon kapot gegooid. De verdachte en zijn mededaders zijn zonder enig respect voor hun slachtoffer en diens gevoel van veiligheid recht op hun doel afgegaan: het afpakken van het waardevolle Rolex-horloge waarvan zij klaarblijkelijk wisten dat hun slachtoffer dit bezat. Dat deze lafhartige overval zeer beangstigend is geweest voor het slachtoffer behoeft geen verdere toelichting. Een parkeergarage behorend bij een appartementencomplex is net als een woning een plek waar iemand zich veilig waant en moet kunnen voelen. De verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ook heeft de verdachte samen met anderen geprobeerd een man te overvallen terwijl die voor zijn woning in zijn auto zat. Uit het niets verscheen de verdachte samen met twee mededaders, gehuld in zwarte kleding en met een wit masker op. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij "als wilden" tekeer gingen toen zij met grote hamers op de ruiten van zijn auto insloegen. Dankzij het sterke glas van deze auto, kon het slachtoffer ontkomen en is het in dit geval bij een poging gebleven. De angst die deze aanval bij het slachtoffer moet hebben opgewekt zal er echter niet minder om zijn. Ook bij dit slachtoffer is door toedoen van de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer.
Wat bij deze beide feiten opvalt is dat de verdachte en zijn mededaders geraffineerd te werk gingen. Zij stonden hun slachtoffers kennelijk op te wachten en zij hadden het op specifiek deze slachtoffers gemunt, omdat ze wisten dat zij kostbare horloges droegen. Deze feiten maken ook duidelijk dat de verdachte en zijn mededaders er niet voor terugdeinzen om grof geweld te gebruiken om hun beoogde buit veilig te stellen.
De verdachte heeft voorts een woninginbraak voorbereid. Deze woninginbraak is door hem samen met anderen nauwkeurig voorbereid door de bewakingscamera met modder te besmeuren, een ladder klaar te leggen en eerder al voorverkenningen bij zowel de woning als het werkadres van de bewoners te doen. Uit de aangifte blijkt dat zij enige tijd niet thuis durfden te slapen. Zij zijn hierdoor direct in hun gevoel van veiligheid en hun persoonlijke levenssfeer aangetast.
Tenslotte heeft de verdachte op klaarlichte dag ingebroken in een woning met de bedoeling daar spullen weg te nemen. Toen de bewoonster onraad rook en ging kijken wat er aan de hand was, is de verdachte er samen met zijn mededaders vandoor gegaan. De bewoonster heeft hen gezien terwijl een mededader uit het raam sprong en de verdachte en een derde persoon zich vanuit hun schuilplaats uit de voeten maakten. Dat dit zeer beangstigend voor de bewoonster is geweest spreekt voor zich.
Voor alle feiten geldt dat niet alleen de directe slachtoffers daarvan nadeel ondervinden. Dergelijke feiten veroorzaken ook sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsrapportage betreffende de persoon van de verdachte van 11 januari 2024 waarin wordt geadviseerd om – in het geval van een veroordeling – bijzondere voorwaarden op te leggen. Volgens de reclassering is de kans op recidive gemiddeld indien de verdachte geen intensieve begeleiding en eventuele behandeling krijgt.
Het hof houdt voorts rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en deelt de zorgen van de rechtbank dat uit de justitiële documentatie van de verdachte het beeld rijst dat hij steeds gewelddadiger en ernstiger strafbare feiten pleegt, ondanks eerder opgelegde straffen en
toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij gedurende zijn tussenjaar door verkeerde vrienden negatief is beïnvloed en geen structuur in zijn leven had. De verdachte heeft aangegeven dat hij in detentie een opleiding volgt en dat hij de wens heeft om na zijn detentie begeleid te gaan wonen. De verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is om zich aan eventuele bijzondere voorwaarden te houden.
Naar het oordeel van het hof zijn deze feiten van een dusdanige ernstige aard dat als strafmodaliteit gevangenisstraf passend en geboden is. Om de verdachte te stimuleren om na zijn detentie op het rechte te pad te blijven, zal het hof de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 46, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-702012-21 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-702012-21 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-700424-20 onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen van een ambulante (forensische) zorginstelling voor zijn problematiek, te bepalen door de reclassering, welke behandeling start op een door de reclassering te bepalen moment en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, met bepaling dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de veroordeelde een, naar het oordeel van de reclassering, zinvolle dagbesteding heeft.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. D.M. Thierry en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 februari 2024.