Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het verzoekschrift in hoger beroep tevens incident schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad, ingekomen op de griffie van het hof op 16 april 2024, waarmee [verzoekster] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van 16 januari 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende in Rotterdam, met bijlage;
- het verweerschrift in hoger beroep van [verweerster] , tevens verzoekschrift in incidenteel hoger beroep, met bijlage;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep van [verzoekster] ;
- een verweerschrift van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA), gevestigd te Den Haag, die in hoger beroep als belanghebbende in deze procedure is verschenen.
3.Feiten en procedure bij de kantonrechter
4.Verzoeken in hoger beroep
mitshet studiekostenbeding niet nietig wordt bevonden op grond van art. 7:611a lid 4 BW.
5.Beoordeling in hoger beroep
Verplichte opleiding
werkgeververplicht is een opleiding aan te bieden om het werk waarvoor de werknemer is aangenomen uit te voeren. Voor de toepasselijkheid van art. 13 is dan ook onvoldoende de (enkele) omstandigheid dat op een
werknemereen verplichting rust om een (beroeps)opleiding te volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Alleen wanneer de werkgever op grond van Unierecht of het nationale recht of collectieve overeenkomsten verplicht is de opleiding aan de werknemer aan te bieden om het werk waarvoor de werknemer is aangenomen uit te voeren, dan moet de werkgever de kosten van deze opleiding dragen.
In juridische literatuur wordt geopperd dat de verplichting om onderwijs kosteloos aan te bieden kan volgen uit artikel 7:611a BW. Hoe ziet de regering dit?
Kan de Beroepsopleiding Advocatuur worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire, zodat de werkgever in beginsel op grond van art. 7:611a lid 1 BW gehouden is de advocaat-stagiaire in staat te stellen deze opleiding te volgen?”
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, heeft dan te geleden dat een werkgever op grond van art. 7:611a lid 2 BW gehouden is om de Beroepsopleiding Advocatuur telkens kosteloos aan zijn werknemers die de functie van advocaat-stagiaire bekleden, aan te bieden?”
kosteloosmoet aanbieden. Anders dan voorheen, zou het voor deze scholing dus niet langer mogelijk zijn een studiekostenbeding overeen te komen.
Moeten de Advocatenwet en de Voda, waarop de Beroepsopleiding Advocatuur is gegrond, zo worden uitgelegd dat deze een specifieke grondslag vormen als bedoeld in art. 7:611a lid 2 BW, op grond waarvan de werkgever verplicht is deze beroepsopleiding kosteloos aan zijn advocaat-stagiaires te verstrekken?”