ECLI:NL:GHDHA:2024:1855

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
13 oktober 2024
Zaaknummer
22-001913-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen van bitcoins en geldbedragen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen van bitcoins en geldbedragen. De verdachte had op grote schaal bitcoins op zijn wallets laten bijschrijven, deze omgezet in giraal geld en vervolgens in contanten uitbetaald aan onbekende derden. Het hof oordeelde dat een aanzienlijk deel van de bitcoins en de daarmee samenhangende geldbedragen een criminele herkomst had. De verdachte had geen volledige administratie van de transacties bijgehouden, wat bijdroeg aan het vermoeden van witwassen. Het hof baseerde zijn oordeel op een analyse van de herkomst van de bitcoins, waarbij bleek dat een substantieel percentage afkomstig was van het darknet en andere illegale bronnen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden, maar na cassatie door de Hoge Raad werd de zaak terugverwezen voor herbehandeling. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat hij transacties verrichtte met bitcoins van criminele herkomst. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het witwassen van een bedrag van in totaal 11.690.267,85 euro, met een bijkomende gevangenisstraf van 1 maand voor een ander feit. Het hof heeft ook diverse in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001913-22
Parketnummer: 10-960005-16
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

Gewezen – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden – op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 22 september 2020 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte veroordeeld ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 maanden. Voorts is een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Tegen dit arrest is namens de verdachte cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 28 juni 2022 de bestreden uitspraak vernietigd maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en heeft de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 28 juni 2022 de zaak uitsluitend wat betreft het onder 1 tenlastegelegde alsmede de strafoplegging, op het bestaande hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover dat op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof is onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot 14 maart 2016 te Amsterdam, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een of meer bitcoins en/of een of meer geldbedrag(en) (in totaal EUR 11.690.267,85), de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) is/zijn en/of dat geldbedrag voorhanden heeft gehad,
en/of (een) voorwerp(en), te weten een of meer bitcoins en/of een of meer geldbedrag(en) (in totaal EUR 11.690.267,85) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van bovengenoemd(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, blijkens haar schriftelijke vordering, gevorderd dat het arrest van dit hof van 22 september 2020 zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover thans aan de orde - kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 mei 2014 tot 14 maart 2016
te Amsterdam, althansin Nederland
(telkens
)
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,van
(een)voorwerp
(en
), te weten
een of meerbitcoins en
/of een of meergeldbedrag
(en
)(
in totaal EUR 11.690.267,85), de
werkelijke aard en/ofherkomst
en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsingheeft verborgen en
/ofverhuld, dan wel verborgen en
/ofverhuld wie de rechthebbende
(n
)op
dat/die geldbedrag
(en
) is/zijn en /of dat geldbedrag voorhanden heeft gehad,
en
/of (een)voorwerp
(en
), te weten
een of meerbitcoins en/of
een of meergeldbedrag
(en
)(
in totaal EUR 11.690.267,85)heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen en
/ofomgezet en/of van
dat/diegeldbedrag
(en
)gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)wist
(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
dit/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)van bovengenoemd
(e
)feit
(en
)een gewoonte heeft
/hebbengemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging
Witwassen
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel is slechts vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt overigens niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
- De verdachte bood in de periode van 1 mei 2014 tot en met 14 maart 2016 (via internet) bezitters van bitcoins aan om hun bitcoins om te zetten in contant geld.
De bezitters van die bitcoins maakten geld over naar een van de ‘wallets’ van de verdachte.
De verdachte verkocht de verkregen bitcoins vervolgens aan ‘cryptocurrency exchanges’ zoals Kraken of Bitstamp. Deze bedrijven betaalden de verkoopprijs van de bitcoins uit op bankrekeningen die op naam van de verdachte stonden of op bankrekeningen op naam van anderen, waar de verdachte de beschikking over had.
De verdachte betaalde de bezitters van de bitcoins vervolgens de tegenwaarde van deze bitcoins minus een commissiepercentage onverwijld in contanten uit. Deze contante uitbetalingen vonden plaats op openbare plaatsen, veelal in horecagelegenheden. Dit betrof geldbedragen tot € 50.000,-.
- De verdachte deed geen onderzoek naar de identiteit van zijn klanten en hij hield evenmin een volledige administratie van zijn klanten/transacties bij. De verdachte hield slechts bij op welke datum hij een transactie uitvoerde, om welk bedrag het ging en de nettowinst van die transactie in procenten uitgedrukt.
- In totaal is in de tenlastegelegde periode € 11.690.267,85 naar bankrekeningen waarover de verdachte beschikte overgemaakt. De verdachte nam het grootste deel van dit geld vervolgens weer contant op.
- In een proces-verbaal van bevindingen met nr. [pv bevindingen nummer 1] is gerelateerd – samengevat – dat een analyse inzake de herkomst van de bitcoins met blockchainanalyseprogramma ‘Reactor’ van Chainalysis heeft uitgewezen dat de bitcoins die werden overgeschreven naar de wallets van Kraken, die toebehoorden aan de verdachte, onder meer afkomstig waren van ‘Darknet Market’, ‘Unnamed services’ en ‘Mixing’.
- De verdachte hanteerde een commissiepercentage variërend van 5 tot 8%. Naar eigen zeggen ontving de verdachte gemiddeld ongeveer 4% van het bedrag van de transactie. Dit terwijl Reguliere cryptocurrency exchanges doorgaans een commissie van maximaal 1% hanteren.
Vermoeden van witwassen
Uit het voorgaande volgt, samengevat, het volgende. De verdachte was op grote schaal bezig met het omwisselen van bitcoins in contant geld. De verdachte interesseerde zich niet voor de herkomst van de bitcoins en maakte, onder andere, gebruik van bankrekeningen op naam van derden. De verdachte beschikte over grote contante geldbedragen die op openbare plekken werden overgedragen. Door op deze wijze transacties te doen, waarborgde de verdachte (impliciet) de anonimiteit van de bezitters van de bitcoins. Het stelde hen in staat bitcoins in contanten om te zetten zonder dat de transactie tot hen herleidbaar was.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er een vermoeden is van witwassen.
Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht en heeft voor het eerst ter terechtzitting in eerste aanleg een verklaring afgelegd. Ook in hoger beroep heeft de verdachte een verklaring afgelegd. Door de verdachte is verklaard dat het commissiepercentage dat hij hanteerde niet buitensporig was, nu zijn diensten snel, veilig en eenvoudig waren. Bovendien werd hiermee het risico gedekt dat de verdachte liep als een gevolg van mogelijke tussentijdse waardedalingen van de door hem ontvangen bitcoins.
Door de verdachte is voorts verklaard dat hij wel degelijk een administratie heeft bijgehouden van de transacties. In dit verband heeft de verdachte gewezen op bijlage 6 van de door de verdediging in hoger beroep ingebrachte ‘Schriftelijke zienswijze’, waarin een zestal transacties (nummer 421 tot en met 426) zichtbaar zijn die volgens de verdachte een representatief beeld vormen van de door hem verrichte transacties. De verdachte kan deze transacties koppelen aan namen van de personen met wie hij de transacties heeft gedaan.
Voorts heeft de verdachte erop gewezen dat hij altijd transparant is geweest tegenover zijn accountant, dat hij geen problemen wilde hebben met de Belastingdienst en al zijn inkomsten wilde opgeven. Bovendien heeft de verdachte een juridisch advies ingewonnen op grond waarvan hij ervan uit mocht gaan dat hij niet verplicht was om de identiteit van bitcoin-eigenaren met wie hij handelde vast te stellen.
Beoordeling verklaring verdachte, witwassen?
Het hof is van oordeel dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven niet voldoet aan de eisen die daaraan, gelet op het beoordelingskader in witwaszaken, gesteld mogen worden. Door de verdachte zijn geen gegevens overgelegd die het openbaar ministerie in staat stellen nader onderzoek naar de transacties te doen. Bovendien ziet de verklaring van de verdachte slechts op een zeer klein aantal transacties, afgezet tegen het totale aantal transacties. De verklaring van de verdachte is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat alle bitcoins en de geldbedragen die de verdachte in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad, een legale herkomst hadden. Bij dit oordeel betrekt het hof eerdergenoemd proces-verbaal van bevindingen met nr. [pv bevindingen nummer 1], waarin is gerelateerd dat een substantieel percentage van de bitcoins die de verdachte ontving afkomstig was van het darknet.
Hoewel niet valt uit te sluiten dat een deel van de van darknet afkomstige bitcoins een legale herkomst heeft, is het een feit van algemene bekendheid dat een aanzienlijk deel van de transacties op darknet samenhangt met illegale handel. Daarmee staat vast dat een aanzienlijk deel van de van darknet afkomstige bitcoins een criminele herkomst heeft. Hetzelfde geldt naar het oordeel van het hof voor de categorieën bitcoins die, volgens de verrichte analyse naar de herkomst van de bitcoins, afkomstig zijn van ‘Mixing’ en van ‘Unnamed services’.
In proces-verbaal met nr. [pv bevindingen nummer 2] is gerelateerd dat ‘mixing services’ “veelvuldig worden toegepast door Darknet Market vendors en wisselaars” en dat dit gedaan wordt om de herkomst van de bitcoins te verhullen. Gelet daarop en indachtig hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen over van darknet afkomstige bitcoins, gaat het hof ervan uit dat ook een deel van de bitcoins in de categorie Mixing een criminele herkomst heeft.
Ook ten aanzien van de categorie ‘Unnamed services’ is het hof van oordeel dat een deel daarvan een criminele herkomst heeft nu uit het proces-verbaal van bevindingen met nr. [pv bevindingen nummer 1] blijkt dat de ontvangen bitcoins van ‘Unnamed services’ voor een deel bitcoins hebben ontvangen van ‘Mixers’ en ‘DarknetMarkets’.
Het hof acht dan ook bewezen dat een deel van de bitcoins en daarmee een deel van de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren.
Nu niet geverifieerd kon worden dat de verdachte handelde met bonafide bezitters van bitcoins, behoeven de overige door de verdachte naar voren gebrachte standpunten, zoals de vraag of de verdachte al dan niet een buitensporige commissie hanteerde, de verantwoording ten aanzien van de accountant, de Belastingdienst en het door de verdachte ingewonnen juridisch advies, geen nadere bespreking.
Voorwaardelijk opzet
De verdachte verrichte op grote schaal transacties met bitcoins zonder persoonsgegevens van zijn klanten bij te houden en zonder enig onderzoek te doen naar de herkomst van de bitcoins. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte daardoor de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij transacties verrichte ten aanzien van bitcoins met een (deels) criminele herkomst.
Naar het oordeel van het hof kan dus worden bewezen dat de verdachte opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet had op het witwassen.
Een bedrag; vermenging?
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte het in de tenlastelegging opgenomen bedrag van (afgerond) 11,6 MIO heeft witgewassen. Voor zover een deel van dit bedrag mogelijk wel een legale herkomst zou hebben gehad, is dit door vermenging niet meer te achterhalen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof komt echter tot een bewezenverklaring van ‘een bedrag’ omdat er geen bewijs is dat
allebitcoins die de verdachte heeft ontvangen en daarmee alle geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Niet uitgesloten kan worden dat een deel van de bitcoins geen criminele herkomst had. Het hof kan op grond van het onderzoek ter terechtzitting, noch op grond van het dossier exact vaststellen wat de hoogte is van het door de verdachte witgewassen bedrag. Wel volgt uit het hierboven besproken proces-verbaal van bevindingen met nr. [pv bevindingen nummer 1], dat dit een aanzienlijk bedrag betreft.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof niet van oordeel dat er sprake is van vermenging in die zin dat het gehele in de tenlastelegging opgenomen bedrag kan worden aangemerkt als van een criminele herkomst omdat een deel van dat bedrag en dergelijke herkomst heeft.
De verdachte zette op grote schaal bitcoins om in giraal geld, nam dat op in contanten en betaalde daarmee degenen van wie de bitcoins afkomstig waren. Er was dus telkens sprake van op zichzelf staande transacties die van elkaar te onderscheiden zijn. Daarom is van een situatie van vermenging geen sprake.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
De verdediging heeft het hof verzocht om, indien het hof tijdens de beraadslaging zich niet kan vinden in hetgeen door de verdediging is aangevoerd met betrekking tot de herkomst van de bitcoins en de verdere daaromtrent in de pleitnota opgenomen analyse, het onderzoek te hervatten en te beslissen dat verbalisant [verbalisant] zal worden gehoord als getuige.
Nu het hof alleen het witwassen ten aanzien van ‘een bedrag’ heeft bewezen is er geen noodzaak tot het horen van [verbalisant] en wordt het voorwaardelijke getuigenverzoek afgewezen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van gewoontewitwassen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim 22 maanden een grote hoeveelheid bitcoins omgezet in contant geld zodat degenen van wie de bitcoins afkomstig waren niet te traceren zouden zijn.
Witwassen zoals de verdachte heeft gedaan vormt een mogelijke aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook kunnen door het handelen van de verdachte geldstromen en vermogens worden onttrokken aan het zicht van de belastingdienst.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte geen thans relevante eerdere veroordelingen heeft en dat de verdachte behalve de onderhavige zaak geen openstaande strafzaken heeft.
Het hof is, gelet op de ernst van het feit, de periode en de omvang van het witwassen, van oordeel dat een gevangenisstraf van in beginsel 30 maanden geboden is.
Redelijke termijn en tijdsverloop
Het hof constateert dat in de onderhavige zaak een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft plaatsgevonden, nu het geding niet binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld met een eindarrest is afgerond. Op 15 maart 2018 is hoger beroep ingesteld en, na cassatie waarbij het eerdere arrest van dit hof gedeeltelijk is vernietigd, wordt op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan. Dit betekent dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 4,5 jaren. Het hof zal deze termijnoverschrijding, alsmede het forse tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit, verdisconteren in de straf in die zin dat niet de in beginsel geboden 30 maanden, maar 24 maanden gevangenisstraf zal worden opgelegd.
Straf ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde
Nu gelet op de voormelde procesgang het onder feit 2 tenlastegelegde voor wat betreft de bewezenverklaring door de Hoge Raad in stand is gelaten en mitsdien niet meer aan het oordeel van dit hof onderworpen is, zal het hof enkel een straf bepalen voor dit feit.
Het hof bepaalt de hoogte van de straf voor feit 2 op een maand gevangenisstraf en zal de verdachte tot die straf veroordelen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraffen zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Onder de verdachte zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen.
Verbeurdverklaren
De onder nummer 13, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71 en 72 (op de bij dit arrest als bijlage aangehechte beslaglijst) inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, nu dit voorwerpen betreft met behulp van welke de onder 1 of 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De onder nummer 1, 3, 12, 14, 15, 16, 21 en 59 inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, nu dit voorwerpen betreft die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit zijn verkregen, zodat deze voorwerpen, toebehorend aan de verdachte, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder nummer 2 inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dat bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte onder 1 en 2 begane misdrijven is aangetroffen, aan verdachte toebehoort en kan dienen tot het begaan of voorbereiden van misdrijven, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 17 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 63, 420 bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Rechtdoende na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Bepaalt de hoogte van de straf gelet op artikel 423 lid 4 Wetboek van Strafvordering op 1 (een) maand gevangenisstraf en veroordeelt de verdachte tot deze
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart
verbeurdde voorwerpen vermeld op de aan dit arrest gehechte bijlage beslag.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggeven voorwerpen, als vermeld op de aan dit arrest gehechte bijlage beslag.
Beveelt de
onttrekkingaan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp als vermeld op de aan dit arrest gehechte bijlage beslag.
Dit arrest is gewezen door mr. A. de Lange, mr. F.W. Pieters, mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier mr. T. Kherad.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 oktober 2024.
mr. A. de Lange en mr. M. Pheijffer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Bijlage beslag

Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Geld Euro, waarde 80.000,00 (976x100 312x50);
3. 1.00 STK Boot LIFESTYLE 750 Tender, waarde 32.666,00; 12. Geld Euro, 6.000 euro, waarde 6.000,00;
13. 1.00 STK Computer, APPLE Imac, KO143.02.01.001;
14. 1.00 STK Papier, Huurovereenkomst;
15. 1.00 STK Papier, ADR;
16. 1.00 STK Sleutel;
18. 1.00 STK Harddisk, USB STICK;
19. 1.00 STK Harddisk, USB STICK;
20. 1.00 STK GSM zaktelefoon, SAMSUNG + Oplader;
21. 1.00 STK Sleutel, Bootsleutel;
22. 1.00 STK Bankpas, ING;
23. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
24. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
25. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
26. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
27. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
28. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
29. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
30. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
31. 1.00 STK Papier, Papier met bitcoin adres;
32. 1.00 STK Creditcard, M&S;
34. 2.00 STK Brief, Twee delen van ABN-AMRO brieven;
35. 1.00 STK Kentekenbewijs;
36. 1.00 STK Kentekenbewijs;
37. 1.00 STK Kaart, TESCO Bank;
38. 1.00 STK Kaart, HSBC DEBIT;
39. 1.00 STK Creditcard, HSBC;
40. 1.00 STK Laptop;
41. 3.00 STK Poststuk;
42. 1.00 STK Papier, A4;
43. 1.00 STK GSM zaktelefoon;
44. 1.00 STK GSM zaktelefoon;
45. 1.00 STK Papier, Notitieblok met aantekeningen;
46. 1.00 STK Papier, Papier met bitcoin adres en private key;
47. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
48. 1.00 STK Creditcard, HSBC;
49. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
50. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
51. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
52. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
53. 1.00 STK Kaart, HSBC DEBIT;
54. 1.00 STK Kaart, HSBC DEBIT;
55. 1.00 STK Kaart, HSBC DEBIT;
56. 1.00 STK Bankpas, ABN-AMRO;
57. 1.00 STK GSM zaktelefoon;
58. 1.00 STK Harddisk, USB STICK Lexar;
59. 1.00 STK Personenauto [kenteken], [automerk] Kl:grijs [automerk] met kenteken [kenteken], waarde 17.570,00;
60. 1.00 STK Vorderingen, RABOBANK, rekening Rabobank [bankrekeningnummer 1], waarde 2.938,43;
61. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO rekening [bankrekeningnummer 2];
62. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO rekening [bankrekeningnummer 3] ;
63. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO rekening [bankrekeningnummer 4];
64. 1.00 STK Vorderingen, SNS bank rekening [bankrekeningnummer 5];
65. 1.00 STK Vorderingen, SNS bank rekening [bankrekeningnummer 6];
66. 1.00 STK Vorderingen, Rabo bank rekening [bankrekeningnummer 7];
67. 1.00 STK Vorderingen, Rabo bank rekening [bankrekeningnummer 8];
68. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO bank rekening [bankrekeningnummer 9];
69. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO bank rekening [bankrekeningnummer 10];
70. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO bank rekening [bankrekeningnummer 11];
71. 1.00 STK Vorderingen, ABN AMRO bank rekening [bankrekeningnummer 12];
72. 4.00 STK Hennep, Vier pallets met hennep gerelateerde artikelen;
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4. Geld buitenlands, 5 pond, waarde 6,33;
5. Geld buitenlands, 22 dollar, waarde 19,72;
6. Geld euro, 110, waarde 110;
7. Geld buitenlands, 10 Indiaase rupi, waarde 0,15;
8. Geldbuitenlands, 60 Zweedse kronen, waarde 6,48;
9. Geld buitenlands, 9 Maleisische ringgit, waarde 1,99; 10. Geld buitenlands, 25 pond, waarde 29,61;
11. Geld euro, 60 euro, waarde 60;
17. 1.00 STK Horloge, LONGINES Flagship, polshorloge;
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2. 1.00 STK Wapen PEPPERSPRAY.