ECLI:NL:GHDHA:2024:1845

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
2200212721
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens beroving met geweld en verbale bedreigingen, overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 13 juli 2021. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor beroving met geweld en bedreiging. De zaak betreft een beroving op 9 juni 2017 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte samen met anderen een slijterij heeft beroofd van een geldbedrag en alcoholhoudende drank, met gebruik van geweld en verbale bedreigingen tegen de medewerker van de slijterij. De advocaat-generaal vorderde een zwaardere straf, maar het hof oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het grote tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding gaven om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan werd een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte zich in een verbeterde situatie bevond en dat een onvoorwaardelijke straf niet in het belang van de verdachte of de samenleving zou zijn. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat meegewogen, wat resulteerde in een lagere taakstraf dan oorspronkelijk door de advocaat-generaal was gevorderd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002127-21
Parketnummer: 09-852030-18
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 13 juli 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboortestad] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 juni 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 200 euro) en/of meerdere, althans een, fles(sen) alcoholhoudende drank en/of een videorecorder, althans een recorder behorende bij video-opnameapparatuur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Slijterij [aangever] en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
  • het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd slaan/stompen van die [aangever] en/of
  • het (hierbij) tegen die [aangever] roepen van de woorden "begin maar met geld te komen anders heb je dikke problemen", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en/of
  • het tussen verdachte en zijn mededaders in, in elk geval onder dwang, mee voeren van die [aangever] naar zijn, [aangevers], kantoor en/of
  • het bij de hals vastpakken van een (gevulde) glazen fles en hiermee dreigend op korte afstand van die [aangever] te staan en/of
  • het (hierbij) tegen die [aangever] roepen van de woorden "als je de politie belt kome we terug en schiet ik je neer" en/of "morgen komen we terug en dan moet er 10.000 euro zijn", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 juni 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [aangever]) heeft mishandeld, door die [aangever] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan/stompen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks 09 juni 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 200 euro) en
/of meerdere, althans een,fles
(sen
)alcoholhoudende drank
en/of een videorecorder, althans een recorder behorende bij video-opnameapparatuur, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan Slijterij [aangever]
en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
(s)hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit
  • het meermalen,
  • het (hierbij) tegen die [aangever] roepen van de woorden "begin maar met geld te komen anders heb je dikke problemen",
  • het
  • het bij de hals vastpakken van een (gevulde) glazen fles en hiermee dreigend op korte afstand van die [aangever] te staan en
  • het (hierbij) tegen die [aangever] roepen van de woorden "als je de politie belt kome
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359 lid 3, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal dat plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van geld en flessen drank, waarbij geweld is gebruikt en verbale bedreigingen zijn geuit. Door zijn handelen heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van anderen. Met zijn handelswijze heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Dat er mogelijk sprake was van een financieel geschil met het slachtoffer doet daaraan niet af. De verdachte heeft er kennelijk onvoldoende oog voor gehad dat het slachtoffer nog geruime tijd kan lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hem is aangedaan. Daarnaast brengen dit soort feiten in de regel niet alleen financiële schade voor de bestolene, maar bij burgers ook gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, te meer als deze feiten feit op klaarlichte dag in een winkelstraat worden gepleegd (zoals in deze zaak het geval was). Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder, zij het niet recentelijk, en ook nadien onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verder heeft het hof bij het bepalen van de straf acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht en op een e-mailbericht van mevrouw Van Veelen van Reclassering Nederland, van 12 september 2024, waaruit volgt dat de reclassering een gemotiveerde houding ziet bij de verdachte om zijn problematiek aan te pakken. De verdachte streeft ernaar om stabiliteit te creëren op alle leefgebieden. Hij zet zich in om een eigen woning te vinden, is bezig met het zoeken naar een baan via de gemeente en hij krijgt hulp bij het op orde brengen van zijn financiële situatie.
Er is voorts sprake van een groot tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde, dat niet alleen wordt verklaard door de lange duur van de procedure in eerste aanleg, maar ook voor een voornaam deel is toe te schrijven aan het feit dat de zaak in hoger beroep – om voor het hof onnavolgbare redenen – pas meer dan drie jaar na het instellen van daarvan (voor het eerst) op zitting is behandeld.
Gelet op het voorgaande is het hof – anders dan de advocaat-generaal – van oordeel dat thans aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer dient te worden opgelegd. Dat zou immers betekenen dat de verdachte meer dan zeven jaar na zijn vrijlating in deze zaak opnieuw gedetineerd raakt, waarmee de goede weg die de verdachte nu is ingeslagen zou worden doorkruist. Hierbij is de verdachte noch de samenleving gebaat. In plaats daarvan zal aan de verdachte een taakstraf van aanzienlijke duur worden opgelegd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. Laatstgenoemde straf dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
Het hof heeft geconstateerd dat eerdergenoemd tijdsverloop heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6lid 1, van het EVRM. Het hof overweegt in dat verband dat bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaren na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake strafvervolging zou worden ingesteld. In dit geval is de redelijke termijn aangevangen op 28 juni 2017, de datum van de inverzekeringstelling van de verdachte.
In eerste aanleg zijn meer dan 2 jaren verstreken tussen het aanvangen van de te beoordelen termijn en het eindvonnis, dat is gewezen op 13 juli 2021. De redelijke termijn is in eerste aanleg overschreden met ruim 24 maanden. In de appelfase zijn ook meer dan 2 jaren verstreken tussen het namens de verdachte instellen van het hoger beroep, te weten op 15 juli 2021, en het eindarrest van 8 oktober 2024. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met ruim 14 maanden, waarmee de totale overschrijding van de redelijke termijn in twee instanties ruim 3 jaren (38 maanden) bedraagt.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat in matigende zin rekening gehouden met deze overschrijding van de redelijke termijn, door aan de verdachte in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uur, een taakstraf voor de duur van 140 uur op te leggen.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga als voorzitter, mr. B.P. de Boer en mr. E.R.F. van Engelen, leden, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 oktober 2024.