ECLI:NL:GHDHA:2024:1801
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- L.D.M.A. Reijs
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- S.E. Postema
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2020 en bevoegdheid burgerlijke rechter
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020 aan belanghebbende is opgelegd. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.983. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag ongegrond verklaard, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2024 was de Inspecteur aanwezig, maar belanghebbende verscheen niet. Het Hof oordeelde dat geschillen over de invordering van belastingen, zoals de verrekening van voorlopige aanslagen met de definitieve aanslag, onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechter vallen. Het Hof bevestigde dat de voorlopige aanslagen correct waren verrekend met de definitieve aanslag, en dat de aanslag terecht was opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het onderscheid tussen de vaststelling van de aanslag en de invordering ervan, en bevestigt dat de belastingrechter alleen bevoegd is om te oordelen over de hoogte van de aanslag, niet over de invordering of verrekening van belastingen. De beslissing van het Hof werd op 18 september 2024 openbaar uitgesproken.